dan ook met den héér Stoffels, die nu niet tegenwoordig is, besproken om in bedoelden geest eene verordening te ontwerpen. De heer Cock. Ook in mijne sectie is geklaagd over den slechten toe stand der stratenwaarin onderscheidene gaten en kuilen worden gevonden die niet intijds worden gestopt. Daaromtrent is door Burgemeester en Wethouders het volgende geantwoord: »Wij zullen niet ontkennen, dat niet alle straten in een volmaakten toestand verkeeren en dat niet alle zich voordoende gebreken onverwijld worden verholpen. Intusschen wordt aan de vereischte herstellingenzooveel de beschikbare middelen zulks gedoogen met alle krachtsinspanning gewerkt. De thans geopperde klachten zouden zich voorzeker in mindere mate voordoenwanneer de jaarlijks aangeschaft wordende hoeveelheid keien en klinkers aanmerkelijk werd uitgebreid en wanneer meerdere straatwerkers werden aangesteldwaaraan uit den aard der zaak niet onaanzienlijke uitgaven zijn verbonden." Ik ben dat niet eens. Ik wenschte juist geene uitbreiding van het getal keien en klinkers, maar dat liever intijds de gaten wierden gestopt, opdat niet later eene grootere bestrating noodig zij. En zelfs bij eene geheele bestrating is het niet altijd noodig nieuwe keien te gebruiken, wanneer althans, zooals meestal, het gebrek niet aan de keien zelve, maar aan de vele gaten en oneffenheden ligt, die zich voordoen. Dat het getal straatmakers niet genoeg zou zijnbevreemdt mij. Ik meen dat er 12 zijn, en ik geloof niet dat zij gedurende het gansche jaar, of beter gezegd, gedurende het gansche seizoen dat voor straatmaken geschikt isvan 's ochtends zes tot 's avonds acht ure met dit hun werk bezig zijn. Integendeel, ik heb hen wel ander werk zien doen. Maar nu moet ik nog eene vraag doen aan de Commissie van Fabricage. Ik heb gezien dat er plan is de Maarsmanssteeg geheel nieuw te béstraten. Ik wenschte gaarne te weten met welk soort van keien dat zal geschieden. De zaak komt mij voor van eenig gewicht te zijnten eerste wegens de geraamde onkosten a ƒ2000, wat mij verbazend hoog toeschijnt, en ten tweede omdat het hier eene steeg betreft, die terecht een hartader der stad kan genoemd worden. Volgens de memorie van toelichting heeft men het oog of op eene soort van nieuw uitgevonden, zoogenaamde Dordsche keienof op dezelfde soort van keien als nu in de Donkersteeg liggen. I Ik ben bepaald tegen de eerste soortofschoon ik ze niet keno"mdat ik, waar het zulke aanzienlijke sommen geldt, bang ben voor proef nemingen. Tegen het soort van keien, dat in de Donkersteeg ligt, ben ik eveneens gestemd, omdat die steeg zeer glad en dus gevaarlijk voor paarden en menschcn is. Oudtijds gingen de vreemdelingen naar Leiden om er een lesje te nemenhoe men bestraten moest. Wij Leidenaars hebben eenige jaren geleden ter gelegenheid van het bestraten der Donkersteeghetzelfde eens willen doen wij zijn ook naar elders gegaan waarschijnlijk naar den Haagen hebben van daar voor onze Donkersteeg overgenomen een soort van keien vrij gelijk aan die welke in den Haag in de lange Pooten en Spuistraat, of nu nog liggen, öf althans kort geleden nog lagen, toen men aldaar dagelijks minstens drie of vier paarden kon zien storten. De Hage naars van hunne zijde zijn wijzer geworden en hebben overal in hunne nieuw gebouwde wijken de kleine, gemakkelijke, niet gladde keien ge bruikt die wij oudtijds in Leiden gebruikten. Ik raad dus aan eens een kijkje te nemen te 's Hage en wel in de nieuwe wijken, waar men onge veer hetzelfde terug zal vindendat wij vroeger in Leiden hadden name lijk keien, die evenzeer gemakkelijk en geschikt zijn voor voetgangers als voor paarden. De Voorzitteb. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage hebben volstrekt niet de bedoeling voor gatendie aange vuld moeten wordennieuwe keien te gebruiken. Dit toch zou ten eenen- male in strijd zijn met eene goede huishouding. Maar, en dit is de be doeling als er door verstrating met nieuwe keien oude loskomenkunnen die weer dienen voor het aanvullen der gaten. Dat door de straatjeugd veel keien uit den grond worden gebaalddie wij nog konden gebruiken valt niet te ontkennende politie is niet altijd bij machte daartegen te waken. Als wij verder gesproken hebben over proeven met de nieuwe Dordtsche keien kan ik thans de verzekering geven, dat wij daarvan reeds hebben afgezien; de Maarsmanssteeg zal dus -op eene andere wijze bestraat worden. Juist kwamen ons de Retelkeien zoo als in de Donkersteeg zeer geschikt voor. Wij willen evenwel in overweging nemen, in hoever het wenschelijk zou zijn om weêr de oude Leidsche keien in gebruik te nemen. De Donkersteeg is driejaren geleden bestraat, en is zeer goed gelegd; dat bij huurkoetsiers tegen die steeg bezwaren bestaan is mij nog niet gebleken. De heer Cock. Ook mijne informatiën zijn van huurkoetsiers geweest, maar ik kan u verzekeren, dat de keien in de Donkersteeg van dezelfde soort zijn als die gebezigd zijn in den Haag in de Lange Pooten en Spuistraat. De Voorzitter. Dat zijn andere keien. De keiendoor u bedoeldzijn zeer breed en gladdoch weêr weggenomen. De heer Cock. Ik heb ook gezegd //soortgelijke." De Voorzitter. Wij zullen er èens over nadenken. De heer Bijleveld. Ik heb ook in mijne sectie gewezen op het ge brekkig onderhoud der straten. Ik merkte op, dat door mij meermalen was waargenomen, dat gaten in de straat geruimen tijd onhersteld bleven, tengevolge waarvan zij steeds grooter en grooter werden. Door umijnheer de Voorzitter, werd mij toen getoond een register of lijst, vermeldende een aantal aangiften van beambten van politie, betrekkelijk door hen aan getroffen gebreken in de straten. Mijnerzijds kon daarop slechts worden geantwoorddat mij bleekdat aangiften plaats haddenmaar dat ik nu moest aannemen dat aan die aangiften niet behoorlijk werd gevolg gegeven. Ik wensch ook hier de zaak ter sprake te brengen en daarop de aandacht te vestigen, want zij is van veel belang, zoowel uit een economisch oog punt als uit een oogpunt van veiligheid; waar toch het gebrek aanvankelijk klein en met weinig kosten te herstellen is, wordt het door verloop van tijd grooter en grooter en vereischt de herstelling meerdere uitgaven, ter wijl losliggende steenen maar al te veel den lust schijnen op te wekken^ om daarmede te werpen. De Voorzitter. Ook dat punt zal nader worden overwogen, en daarbij worden nagegaanof die gaten spoediger dan thans kunnen hersteld worden. Al het mogelijke zal zeer zeker worden gedaan. Maar het bezwaar is, dat 1876, er tegenwoordig zooveel riolen moeten worden opgebroken, en dan heeft men niet altijd voldoend personeel om spoedig tot het dichten der straten over te gaan. De heer Bijleveld. Ik geloof niet dat dit bezwaar bestaat, als men maar direct tot herstel overgaat. Het wordt eerst een bezwaar, als men dat herstel langer laat uitblijven dan noodig is. De Voorzitter. Ik kan u verzekeren, dat nog onlangs, toen op een Zondag ten I uur een gat was ontdekt, het'savonds ten 6 uren reeds was gerepareerd. Maar het is niet mogelijk alles tegelijk te doen. De heer Cock. Dat men politie-ambtenarendie eenen geheel anderen werkkring hebbenzoo dan niet geheel, ten minste gedeeltelijk belast met een soort van onderzoek of inspectie der bestrating, betreur ik. Dat kan, dunkt mij, niet goed werken. Elk ambtenaar moet weten, welke de kring zijner werkzaamheden is. Gelast men hem daarbuiten te gaan, dan loopt men gevaar dat zijn ijver voor het werk, dat hem eigenlijk is opgedra gen verflauwen zal. Gebruikt men politie-agenten voor het werkdat eigenaardig dat der straatmakers of hunner opzichters is, dan behoeft men maar een stap verder te gaan om het werk der politie-agenten aan de straat makers op te dragen. Ik zoude het daarom beter vindendat men aan dezen of genen opzichter of aan een vertrouwd straatmaker den last oplegde om dagelijks, of om de zoo veel dagen, een ronde door de stad te doen, ten einde verslag van den toestand der straten uit te brengen. De Voorzitter. Het is een toestand, dien men zeker wel in alle steden vindt, en terecht. Ieder agent, die in zijn wijk iets aantreft in strijd met de veiligheid en goede orde, geeft daarvan onmiddellijk kennis. Geeft dit niet meer waarborg, dan zulks aan één persoon op te dragen P Al liep zoo danig ambtenaar den ganschen dag, dan zou hem de tijd ontbreken om alle straten en grachten te bezoeken. Ik houd het er dan ook voordat het tegenwoordig systeem het meest aanbevelenswaardig is. De heer Cock. Ik dank u voor die inlichting, die mij echter niet vol daan heeft. Leiden is zeker eene groote stadmaar als men 's morgens vroeg begintj kan men de stad best in één dag afloopen. Doch zoo dit niet genoeg is, dan neme men er twee dagen voor. De postin stemming gebracht, met de vermindering van 480wordt hierop goedgekeurd. No. 83 en 84 worden aldus goedgekeurd Onderhoud van wegen en voet paden 2822; Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen f 1000. No. 85. Onderhoud van bruggen en overzetveren 16865. De heer Do Rieu. Ik meen, dat onder dit volgnommer ook behoort de brug aan de Morschpoort. Ik kan mij niet vereenigen met het plan om die brug als vaste brug in te richten omdat ik eene open brug hetzij draai- of valbrug, beter en geschikter oordeel in verband tot de vaart naar het station van den Hollandschen spoorweg. Mijns inziens moet buiten de poort een ophaal brug worden gemaakt; de kosten voor eene ophaalbrug zullen niet grooter zijn. Ik ben overigens tegen het afbreken der poort, maar wensch die te herstellen en wijders eene ophaalbrug te makendie ook niet veel kosten zal. Ik zou dus willen voorstellen den post voor de geheele vernieuwing van de brug over den singel aan de Morschpoortals vaste brug, te doen vervallen. De Voorzitter. Ik geloof dat het beter zou zijn eene vaste brug te maken en ik betwijfel Je behoefte aan eene ophaalbrug. Wij zijn met den Raad van Administratie van de Holl. IJzeren Spoorwegmoatoebappij uyci die zaak in correspondentie getredenen deze heeft ons geantwoord, dat hij eene beweegbare brug voor de gemeente zeer gewenscht acht, doch scheen niet te willen in overleg treden omtrent eene bijdrage. Wel een bewijs dat er van die zijde geen belang in wordt gesteld. De brug aan den singel door de Holl. Spoorwegmaatschappij gelegd wordt dan ook zelden geopend. Intusschen is eene vaste brug veel fraaier en het uitvoeren van het andere plan zou eene opoffering zijn. De heer Du Rieu. Ik begrijp niet hoe gij van opoffering kunt spreken. Het maken van eene ophaalbrug met behoud van de Morschpoort zal veel goedkooper zijn. De Voorzitter. Ik heb niet bedoeld een geldelijk offer, maar opoffe ring van sierlijkheid. Burgemeester en Wethouders zijn ook tegen het wegbreken der Morschpoort; van reparatie van de brug kan overigens geen sprake zijn. De heer Dercksen. Toen ik in mijne sectie vroeg of de vernieuwing der brug niet nog een jaar kon worden uitgesteldwerd mij geantwoord dat men niet gaarne alle openbare werken in een enkel jaar wilde op dc begrooting brengen en men daarom liever ieder jaar iets wenschte te doen en omdat er nu dit jaar niet zooveel anders was, had men deze brug ge kozen. Ik wil wel bekennen, dat ik mijne opmerking liever bestreden had gezien met een betoog over de dringende noodzakelijkheid om eene geheel nieuwe vaster brug te bouwen en wensch nadere inlichtingen te ontvangen alvorens mijne stem uit te brengen. De heer Van Wensen. Ik kan den vorigen spreker de verzekering geven, dat de bestaande brug in een zeer gevaarlijken toestand verkeert; dat zij reeds is gestut en dat, wanneer de kanonnen der artillerie er over heen rijdener grond is om te vreezen dat zij het gewicht er van niet zal kunnen houden. Er is dus wel degelijk dringende noodzakelijkheid tot algeheele vernieuwing. De heer Dercksen. Ik moet daartegen opmerkendat ik gezien heb dat een geheel bataljon infanterie over de brug marcheerde. En nu is het bekend datwaar een bataljon infanterie over heen kanook een de tachement artillerie zonder bezwaar kan passeeren. De draagkracht voor het eene is ook voldoende voor het andere. Maar, na de pertinente verklaring, door den heer Van Wensen afgelegd, omtrent den periculeusen toestandzal ik mij daarbij nederleggenomdat ook ik deswege geene verantwoordelijkheid voor mogelijk gevaar wil op mij laden. Maar, dan ook ben ik voor eene vaste brug. Eene draaibrug acht ik niet raadzaam daar die hier ter stede bijzonder slecht draaien. Heeft eene vaste brug te veel bezwaar voor de scheepvaartdan verkies ik eene ophaalbrughoewel niet zonder bezorgdheid. Het gebeurt immers wel eens dat die bruggen, in plaats van nedergelaten te worden nedervallen. 50

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 5