De Rijks-Adviseurs kunnen bezwaarlijk veronderstellen dat de belangen
der circulatie hare amotie kunnen eischen. Daargelaten dat de circulatie
langs dezen weg niet kan geacht worden bijzonder druk te zijn, zou in
allen gevalle nog behooren te worden beproefd of niet door het aanleggen
van een zijweg in de behoefte aan grooter ruimte kon worden voorzien
zonder dat daarom het monument zelf zou moeten vernield worden. Wel
licht zal het bedrag der tot herstelling der poort benoodigde gelden het
voorwerp van overwegingen uitmaken. Hoewel het oogenschijnlijk voorkomt
dat eene uitgave van f 750, die niet jaarlijks wederkeertvoor eene gemeente
als Leiden weinig bezwaarlijk te achten is, zou het, indien werkelijk zulk
een uitgave de financieele krachten der gemeente te boven ging, overwe
ging verdienen om deze uitgave door middel van een splitsing der restau
ratiewerken, over twee of zelfs over drie jaren te verdeelen. Wellicht zou
ook kunnen beproefd wordenhetgeen onlangs met uitnemend gevolg te
Alkmaar gedaan werd met betrekking tot het torentje der Ned. hervormde
diaconie, een gebouw tot welks herstelling ƒ1485 bcnoodigd waren. Uit
vrijwillige bijdragen werd het grootste gedeelte dezer som bijeengebracht
en de gemeente vulde het ontbrekende aan. Hier gold het een niet aan
de stad behoorend gebouw en toch werkten allenzoowel ingezetenen als
gemeenteraaduit eerbied en liefde voor een klein doch fraai gebouw mede
om het voor ondergang te bewaren.
De Rijks-Adviseurs koesteren de hoop dat de Leidsche Gemeenteraadeven
als die van Alkmaar, zal willen bewijzen dat hem het lot van het schoone
oude monument niet onverschillig is én dat hij er prijs op stelt de instand
houding te verzekeren van de Morschpoort, een der laatste gebouwen van
den beroemden Leidschen architect Willem van der Helmdat nog binnen
Leidens veste aangetroffen wordt.
De Rijks-Adviseurs voornoemd,
De Voorzitter, Fock.
De Secretaris ad i. Victor de Stoers.
Aan den Gemeenteraad van Leiden."
Voorts deelt de Voorzitter mede dat heden morgen uit Amsterdam van
het Bestuur van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap aldaar is ont
vangen het volgende telegram
«Aan den Gemeenteraad der Stad Leiden.
Het Bestuur van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amster
dam verzoekt dringend, en uit naam van allen die eerbied hebben voor de
kunstgewrochten van het voorgeslacht, de zoo belangrijke Morschpoort voor
slooping te bewaren. Mogen wellicht vooralsnog niet alle gemeenteraads-
leden dit gevoelen deelende tijd zal komen waarop men het vernietigen
van zulk een monument diep zou betreuren.
Frederik Muller, President.
David Van der Kellen Jr.Secretaris."
Beide stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de voortzetting der beraadslagingen over de gemeente-
begrooting voor 1876.
In de eerste plaats komt in behandeling volgn. 95, waarover gisteren de
stemmen hadden gestaakt.
De Voorzitter. Ik breng alsnu andermaal in stemming den post,
waarbij alzoo door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld de
Morschpoort niet te doen afbrekenmaar te behouden.
Met 12 tegen 10 stemmen wordt alsnu de post goedgekeurd.
Tegen stemden: de heeren Krantz, DriessenScheltema, Hartevelt, Su-
ringar, Van der Zweep, Van Hettinga Tromp, Juta, Libreeht Lezwijn en
Van Wensen.
Hoofdstuk III, in zijn geheel, wordt hierop met algemeene stemmen
aangenomen.
De Voorzitter. Gisteren is ook aangehouden n®. 101zijnde de voor
gedragen 15 pCt. aandeel in de opbrengst der belasting op de honden, ten
behoeve van den met het toezicht belasten ambtenaar. Over dat artikel
hebben de stemmen gestaakt. De Commissie van Financiën had voorgesteld
die percenten met 5 te verminderen. Ik zal het voorstel der Commissie
thans andermaal in stemming brengen.
Het voorstel der Commissie van Financiën wordt aangenomen met 16
tegen 6 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Krantz, Dercksen Scheltema, Libreeht Lezwijn
De Fremery en de Voorzitter.
De Voorzitter. Ik moet erkennen, dat deze stemming mij verrast,
nadat gisteren de stemmen hadden gestaakt.
De heer Goudsmit. La nv.it porte conseil.
De Voorzitter. Ik moet wel herinnerendat ik het voorstel der Com
missie van Financiën beb in stemming gebracht.
De heer Cock verlaat de vergadering.
De heer Van Iterson. Thans wil ik gevolg geven aan het voornemen,
gisteren reeds kenbaar gemaaktom voor te stellen het vaste salaris van
dezen persoon met ƒ100 'sjaars te verhoogen. Daardoor vervalt het
bezwaar waarin ook ik deel, dat zijne percentsgewijze traktementsverhooging
is een premie op nalatigheid, en het doel, door Burgemeester en Wethouders
beoogdwaartoe vele leden willen medewerkenwordt bereikt. Ik meen
dat er termen bestaan om deze verhooging toe te kennen. De man bekleedt
een zeer gewichtige en moeielijke betrekking. Gewichtig is die betrekking,
omdat van hare behoorlijke vervulling de goede werking der wet afhangt,
welke beoogt ons te bewaren voor de verschrikkelijke gevolgen der ziekte,
die in den jongsten tijd hier en daar hare slachtoffers eisclite. En moeielijk
is zij ook in dien zin dat slechts weinigen de geschiktheid bezitten ot den
slag en den moed hebben om honden op te vangen. Dat er alle reden is
om over den tegenwoordigen titularis te vredèn te zijn, hebben wij van den
Voorzitter vernomen.
De Voorzitter. Na de stemming, die er heeft plaats gehad, wil ik
zeer gaarne het voorstel van het geachte lid overnemen; en stel ik dus
voor zich daarmede te vereenigen.
De heer Van der Zweep. Ik zou willen vragen, of die man bij dat
baantje niet iets anders kan waarnemen. Ik geloof niet dat hij voor
deze zaak den geheelen dag werkzaam is. En als ik dan nagawat de
agenten van politie voor belooning ontvangen dan meen ik dat die per
soon wel goed beloond is.
De Voorzitter. De man heeft geene andere betrekking, maar hij is
bij de politie geplaatst als inspecteur-volontair, in welke betrekking hij uit
stekend voldoet. Als beambte belast met de invordering der belasting op
de honden geniet hij slechts 200 en 10 pet. van de opbrengsten. Dat
zijn zijne éénige verdiensten. Ik kan overigens de verzekering geven, dat
hij een ijverig ambtenaar is, die deze verhooging wel verdient.
1875.
De heer Bijleveld. Ik moet toch met een enkel woord releveeren hetgeen
door den heer Van Iterson is medegedeeld. Men zou daaruit moeten op
maken dat de bedoelde beambte meer bepaald belast was met het toezicht
krachtens de recente wet tegen de hondsdolheid. Die voorstelling is niet
geheel juist. De beambte is belast met het toezicht op de invordering van
de belasting op de honden; zijne functiën in dat opzicht hebben met ge
melde wet niets te maken. En waar hij als politiebeambte wellicht tevens
toeziet op de nakoming van de voorschriften der wet, doet hij niets anders
dan een plicht vervullen, die op elk beambte der politie rust.
De Voorzitter. Wat de heer Bijleveld daar aanvoert is volkomen
waar. De man is werkzaam voor het opmaken van de lijsten der belasting
op de honden. Maar als politiebeambte ligt het ook in den aard der
zaakdat hij ook voor een deel de bedoelde wet moet helpen handhaven.
De heer Bijleveld. Dezelfde plicht rust ook op de andere beambten
zonder dat daarvoor eene afzonderlijke belooning zou behooren in aanmer
king te komen. Als ik de belooning van bedoelden beambte vergelijk met
die van de agenten van politie 3de en 4de klasse, dan komt het mij wer
kelijk voor, dat door de aanneming van het voorstel eene onbillijkheid ten
aanzien van laatstbedoelde beambten zou worden gepleegd.
De heer Van Iterson. De man doet meer dan een agent van politie.
Hij is in werkelijkheid inspecteur en doet als zoodanig dienst; bovendien
is hij belast met het toezicht op de invordering der hondenbelasting. Nu
moge het waar zijn dat elk ambtenaar der politie verplicht is voor de hand
having der wet op de hondsdolheid te zorgenmaar niet ieder bezit de
vereischte geschiktheid daartoe en juist omdat hij die wel heeft is deze
man speciaal met het toezicht .op de honden belast.
De heer Van Hettinga Tromp. Maar waarom hem dan niet opgeno
men onder de ambtenaren van politie, als hij daar vrijwillig is toegetredenP
Ik geloof niet, dat de zaak ligt op den weg van den Gemeenteraad.
De Voorzitter. Wij moeten een ambtenaar hebben voor de invorde
ring der belasting op de honden. Die behoort uit den aard der zaak on
der hoofdstuk IV. Om nu zulk een persoon voor een zoo miniem tracle-
mentje te vindenis die post in de laatste jaren opgedragen aan den
inspecteur-volontair der politie, die daarin eenigermate vergoeding vindt
voor laatstgenoemde betrekking. Overigens doet hij met de vier andere
inspecteurs gelijken dienst. Alzoo voor den politiedienst opgeleidkomt hij in
aanmerking bij eene vacature, of wordt elders als inspecteur benoemd. De
combinatie dier beide betrekkingen werkt zeer gunstig, hetgeen dan ook de
buitengewone opbrengst dier belasting in de laatste jaren getuigt, terwijl
de naleving der wet hierdoor krachtig wordt bevorderd.
De heer De Fremery. Ik meen dat er vroeger sprake is geweestdie zaak
aan de politie op te dragenmaar men heeft toen juist daartegen bezwaar
gemaakt, als niet vereenigbaar zijnde met de politie. Dientengevolge is
het aan een ander persoon opgedragen.
De Voorzitter. Ieder agent is verplicht, waar het noodig is, honden
op te nemen, maar bij een korps van 54 agenten zijn allen daartoe niet
even geschikt.
Ik zal thans in omvraag brengen mijn voorstel, waarbij ik dat van den
heer Van Iterson heb overgenomen.
Dat voorstel wordt verworpen met 11 tegen 10 stemmen.
Voor stemdende heeren Van Iterson Van der Lith Dercksen Le Poole
De Fremery, Krantz, Driessen, Libreeht Lezwijn, Van Wensen en de
Voorzitter.
Hoofdstuk I? wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Op no. 4 is door de Commissie van Financiën voorgesteld
de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting met 10 te verminderen en
dus vast te stellen op 40. Maar hieromtrent is ook de Commissie tot een ander
denkbeeld gekomen. Wij raeenen, dat wij de 50 opcenten moeten behou
den. Ik moet hierbij de vergadering het volgende doen opmerkenvolgens
de voorschriften van de Ged. Staten moet in ontvangst worden gebracht de
opbrengst der kohieren van het vorige jaar. Dit zou, voor wat de opcenten
voor de gebouwde eigendommen betreft, ƒ25000 zijn. Die opbrengst zal
echter over 1876 niet verkregen worden tengevolge van de herziening der
gebouwde eigendommen zal die vermoedelijk niet meer dan 18000 a 19000
opbrengen, zoodat in 1876 daarop vermoedelijk een tekort van ƒ6000
a 7000 zal ontstaan. Het zal dus wenschelijk zijn dat men afzie van het
denkbeeld om de opcenten op het personeel met 10 te verminderen, het
geen juist ƒ7000 zou bedragen. Eerst gisteren is ons officieel medege
deeld het vermoedelijk cijfer der gebouwde eigendommen over 1876.
De heer Hartevelt. Het is noodig dat de leden van den Raad weten waarom
de Commissie van Financiën haar plan, om de opcenten op de hoofdsom
der belasting op het personeel met 10 te verminderen moet laten varen.
In haar rapport staat vermelddat als de door haar voorgestelde wijzigingen
mochten worden aangenomende ontvangsten circa 7000 meer dan de uitgaven
zouden bedragenen die som juist voldoende zoude zijn om de 50 opcenten tot 40
terug te brengen. Even voor het begin van deze vergadering vernam de Com
missie van Financiën van Burgemeester en Wethouders dat de opbrengst der
40 opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen
voor 1876, bij de begrooting geraamd op ruim ƒ25000 hoogstwaarschijn
lijk, ja bijna zeker, 5, 6 of ƒ7000 minder zal opbrengen, door de plaats
gebad hebbende taxatie van wege het Rijk, waardoor voor Leiden in
hoofdsom een beduidend lager cijfer zal geheven worden. Die wetenschap,
zeide ikdeden wij eerst kort voor deze vergadering open wij wisten
ook dat er geen ƒ7000, maar slechts ƒ4600 zal overschieten, omdat som
mige door ons voorgestelde wijzigingen niet zijn aangenomen. Wij achten
het voorzichtig deze ƒ4600 op de onvoorziene uitgaven te brengen om in het
tekort te kunnen voorzien, hetgeen ontstaan zal door de mindere opbrengst
der 40 opcenten op de belasting der gebouwde eigendommen, en de vermin
dering van de opcenten op Rijks personeele belasting tot betere of daartoe
meer geschikte tijden uit te stellen.
De Voorzitter. Dus zou volgens het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, gecombineerd met dat van de Commissie van Financiën,
de post voor onvoorziene uitgaven thans met 4636.75 worden verhoogd.
Dan zal er evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven bestaan.
De heer Scheltema. Alvorens tot de zaak zelve te komenwensch ik
eene vraag te doen, en wel of de hoofdelijke omslag op hetzelfde cijfer zal
blijven.
De Voorzitter. Dat zullen wij straks zien. Maar wij vooronderstellen,
dat de uitgetrokken som op dit oogenblik bij de vergadering geen bezwaar
zal opleveren. Nu zijn alleen ter sprake de 50 opcenten op het personeel.
•Ik zal thans no. 4 in rondvraag brengen. Strak3 zal ik de gelegenheid
geven het bedrag van den hoofdelijken omslag te bespreken.
53