De post wordt vervolgens goedgekeurd.
Mos. 187 en 188 worden aldus goedgekeurd: Kosten van verpleging-ran
arme krankzinnigen ƒ11000; Onderstand, vervoer- en verplegingskosten
mitsgaders die van geneeskundige hulp aan arme en doortrekkende per
sonen 625.
No, 189. Subsidiën aan godshuizen ƒ15420.
De Voorzitter. Tegen dit artikel zijn bedenkingen gerezen. Ik zal
het dus in omvraag brengen.
De post wordt goedgekeurd met 21 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Dercksen en Le Poole.
Nos. 140147 worden aldus goedgekeurdSubsidiën aan armbesturen
(Israëlietische armen) ƒ331.50; Subsidiën aan werkhuizen en dergelijke in
richtingen tot het voorkomen van armoede ƒ4000; Plaatsing en verzorgings-
kosten in de gestichten der Maatschappij van Weldadigheid enz. /250;
Kosten van verpleging in het Academisch Ziekenhuis 3500; Kosten bij
het verloskundig onderwijs ƒ25; Begrafeniskosten van behoeftigen ƒ100;
Schadeloosstelling aan armbesturen en godshuizen voor het verlies dat zij
door de opheffing der armbakkerij als stedelijke inrichting kunnen lijden
ƒ1450; Afloopende schadeloosstelling aan het H. G. of arme wees- en Kin
derhuis voor de verpleging van kinderen vroeger naar de gestichten te Veen-
huizen opgezonden 260.
Het hoofdstuk in zijn geheel wordt aangenomen met 22 stemmen tegen
1die van den heer Le Poole.
Hoofdstuk IX. Renten en aflossingen van geldleeningen mits
gaders ALLE VERDERE OPEISCHBARE SCHULDEN DER GEMEENTE.
Nos. 148151 worden aldus goedgekeurd: Renten van de gevestigde
schuld ƒ400; Renten van de bijzondere geldleeningen 250; Aflossing
van de bijzondere geldleeningen 5000Pensioenen lijfrenten en wachtgel
den 5788.92.
Het hoofdstuk wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk X. Andere uitgaven, niet onder de vorige hoofd
stukken BEGREPEN.
Nos. 152156 worden aldus goedgekeurd: Kosten der kamer van koop
handel en fabrieken ƒ475 Kosten.vallende op het houden der lotingen
voor de nationale militie en schutterij ƒ300; Bij voorschot te verstrekken
reiskosten aan militieplichtingen ƒ50; Kosten van justeerloon in zake den
ijk en herijk der maten en gewichten ƒ10; Kosten voor openbare vermake
lijkheden en feesten en voor het uitsteken van vlaggen ƒ400.
No. 157. Kosten van brandverzekering der gebouwen ƒ1600.
De Voorzitter. Zooals de heeren gezien hebben, is de opgave hierom
trent gedeponeerd in de leeskamer.
De post wordt goedgekeurd.
Nos. 158161 worden aldus goedgekeurdKosten, vallende op het voeren
van gedingen MemorieKosten van rechtskundig onderzoek betrekkelijk
het instellen van gedingen 600Kosten van gemeenschappelijke zaken
belangen en inrichtingen of werken, bedoeld bij art. 122 der wet van
29 Juni 1851, ƒ3500; Uitkeering aan het Rijk van het aandeel in de
kwade posten wegens de directe belastingen ƒ3600.
No. 162. Toelage aan de eigenaars van den schouwburg ƒ1500.
De heer Scheltema. Daar ben ik tegen.
De post wordt in omvrage gebracht en met 16 tegen 7 stemmen goed
gekeurd.
Tegen stemden: de heeren Dercksen, BijleveldVan Hettinga Tromp,
Le PooleScheltemaVerster en Juta.
Nos. 163169 worden aldus goedgekeurd: Aankoop van inschrijvingen
op het grootboek der nat. werk. schuld 2| pet. ƒ6500; Bijdrage in de
kosten van den weg naar Alkemade 1845; Schadeloosstelling voor het
gemis van vroeger genoten emolumenten 150; Kosten van insinuatiën
notariëele acten en andere kleine uitgaven niet onder de vorenstaande hoofd
stukken begrepen 300; Voorschotten tot het doen van dagelijks voorko
mende uitgaven ƒ7000; Uitgaven voortvloeiende uit het beheer der voor
malige administratie der Vereenigde gast- en leprooshuizen ƒ2740; Schade
vergoeding aan den huurder van het land in den Marendijkschen polder
onder Oegstgeest ƒ200.
Het hoofdstuk wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk XI. Onvoorziene uitgaven.
No. 170. Onvoorziene uitgaven ƒ6071.105, wordt aangehouden tot
later.
INKOMSTEN.
Hoofdstuk I. Ontvangsten wegens vroegere diensten.
No. 1. Batig slot der laatst vastgestelde rekeningvoor zooverre daar
aan niet reeds eene bepaalde bestemming is gegeven ƒ15020.675.
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk II. Opbrengst van belastingen en heffingen.
Afdeeling 1. Opcenten op 's Rijks belastingen.
Nos. 2 en 3 worden aldus goedgekeurd40 opcenten op de hoofdsom
der belasting op de gebouwde eigendommen ƒ25073.50; 10 opcenten op
de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigendommen ƒ62.78.
No. 4. 50 opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel
52257.74.
De Voorzitter. Hier komt nu in aanmerking het voorstel van de
Commissie van Pinanciën om die opcenten op 40 te brengen. Het ware
echter wenschelijk dat punt nog aan te houden.
De heer Hartevelt. Ja, tot dat zal zijn uitgemaakt welk cijfer voor
den hoofdelijken omslag zal moeten worden ingevuld. Wij wenschen het
bedrag daarvan niet te veel te laten fluctueeren, en begrepen daarom, dat,
houden wij werkelijk ƒ7000 over, daarmede liever de opcenten op de
Rijks personeele belasting tot op 40 terug te moeten brengenop dit mo
ment weten wij nog niethoeveel er tot vermindering zal overschieten.
Wordt besloten den post aan te houden.
Afdeeling II. Aandeel in 's Rijks belastingen.
No. 5. 4/5 gedeelten van de opbrengst der rijksbelasting op het perso
neel in hoofdsom en opcenten ƒ100334,84.
Wordt goedgekeurd.
Afdeeling III. Plaatselijke directe belasting.
Nos. 6 en 7. Plaatselijke directe belasting ƒ101000; Idem, bij supple
toir kohier ƒ2500.
Worden aangehouden.
Afdeeling IV. Heffingen voor het gebruik van openbare plaatsentoegen,
■werken en inrichtingen.
Nos. 8—14 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van tollen op de we
gen ƒ3394,99; Opbrengst van brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-,
boom- en veergelden ƒ2000; Opbrengst der wik-, weeg-, meet- en keurloo-
nen ƒ1550; Opbrengst voor banken of staanplaatsen in hallen, op markten
en dergelijke openbare plaatsen 7200; Opbrengst voor het gebruik of ge
not van openbare gemeentewerkenbezittingen of inrichtingen en dat van
door of van wege het gemeentebestuur verstrekte diensten 1750; Opbrengst
wegens de begraafplaatsen MemorieLeges en voordeelen der gemeente
secretarie en van den burgerlijken stand ƒ1050.
No. 15. Opbrengst van schoolgeld van de Latijnsche school (hooger
onderwijs) ƒ4800.
De Voorzitter. Deze post moet met ƒ100 worden verhoogd en wordt
dus ƒ4900.
Wordt aldus gewijzigd goedgekeurd.
No. 16. Opbrengst van schoolgeld (middelbaar onderwijs) ƒ6840.
De Voorzitter. Deze post is thans ƒ8195.
Wordt alzoo gewijzigd goedgekeurd.
Nos. 17—19 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van schoolgeld
(lageronderwijs) ƒ31000; Opbrengst van schoolgeld (bewaarscholen) ƒ700;
Ontvangsten wegens het bezichtigen van het museum van schilderijen en
oudheden in de Lakenhal ƒ350.
Afdeeling V. Andere belastingen en heffingen, niet begrepen onder een
der vier voorgaande afdeelingen.
Nos. 20 en 21 worden aldus goedgekeurd: Belasting op de honden
ƒ2200; IJkloon op de botervaten ƒ1100.
Het hoofdstuk zelf wordt alsnog aangehouden.
Hoofdstuk III. Baten en opkomsten spruitende uit gemeente-
eigendommen EN BEZITTINGEN.
No. 22. Huur van huizen en andere gebouwen 6954.
De heer Juta. Ik moet nog even terugkomen op de belasting op de
honden en de vraag doenof nu Burgemeester en Wethouders een voor
stel zullen doem om die belasting te verhoogen.
De Voorzitter. Dat punt is wel ter sprake gebracht, maar ik meen,
dat het doel meer is het getal honden te doen verminderendan om de
opbrengst der belasting te vermeerderen. Daarbij is het eene belasting die
velen ontstemt, om de bijzondere affectie die zij die dieren toedragen. Dit
heeft geleid om de som niet meer op te drijven.
De post wordt goedgekeurd.
Nos. 23 en 24 worden aldus goedgekeurd: Huur of pacht van landen
en landerijen ƒ2103,50; Opbrengst van den houthak ƒ100.
No. 25. Renten van kapitalen ƒ16500.
De heer^ Cock. Het is niet omdat ik tegen de hoofdzaak zelf, tegen
den post, iets heb, dat ik het woord heb gevraagd. Met die cijfers ben
ik het volkomen eens. Ik heb alleen eenige bedenking tegen hetgeen op
bladzijde 5 der Memorie van antwoord bij dezen post voorkomt, ter gele
genheid van de bespreking van de hoegrootheid van het kapitaal der bank
van leening. Burgemeester en Wethouders schijnen te erkennen dat het
kapitaal op 1 September 1875 groot was ƒ113270.655-. Ik constateer dit
gaarne, maar zij voegen er het volgende bij, ter verklaring van eene vroe
gere minder juiste opgaaf: "Dit verschil wordt daardoor opgehelderd dat
het bedrag van de door den voormaligen onder-kassier aan de bank ont
vreemde waarden, ad ƒ4502.045, Memorie vap toelichting nog niet
van het kapitaal der bank is afgetrokken, hetgeen wel is geschied ten
aanzien van de ƒ3000, die krachtens raadsbesluit van 29 Juli jl. van het
kapitaal der bank alsnog moeten worden teruggenomen ter bestrijding van
de kosten van de verbouwing der lokalen." Met het hier gezegde ben ik
het slechts gedeeltelijk eens. Dat Burgemeester en Wethouders verzuimd
hadden de ƒ4502.045 van het kapitaal af te trekken is volkomen waar,
maar, dat zij de ƒ3000 voor de verbouwing er wel hebben afgetrokken,
ofschoon zij die nog niet hebben geïncasseerdvind ik minder juist. Die
ƒ3000 zijn nog niet uitbetaald, zij liggen ter beschikking van het Dage-
lijksch Bestuur en men kan die iederen dag vau onzen controleur krijgen.
Maar uitbetaald zijn zij tot op dit oogenblik nog niet, zoodat ik niet recht
begrijp, hoe zij van het kapitaal zijn afgetrokken. Ik herhaal, de hoofd-
cijfers verschillen weinig of niet en ik vlei mij het over deze zaak met
onzen geachteu Wethouder van Financien al zeer spoedig eens te zullen
zijn. Dat ik er over spreek, daarvan is de reden alleen, dat ik, als Com
missaris der bank van leening, zou vreezen, dat men te recht uit mijn
stilzwijgen zoude opmaken, dat ik de woorden der Memorie van antwoord
beaamde. Het gevolg toch is ditdatdaar Commissarissen der bank het
kapitaal hebben opgegeven, zooals het op 1 Sept. 1875 aan contanten en
goederen werkelijk aanwezig was dus met inbegrip der ƒ3000 van het
raadsbesluit van 29 Juli dat kapitaal, zoodra die som door het Dage-'
lijksch Bestuur zal zijn geincassecrdniet meer zal bedragen ƒ113270.655,
maar slechts ƒ110270.655.
De heer De Ïremery. De toestand is opgegevenzooals zich die met
1876 voordoet, eti daarnaar is de begrooting ingericht.
De heer Cock. Ik weet niet of ik den heer De Fremèry wel goed
begrijp. Mocht het zijn bezwaar zijn, dat op de gemeente-begrooting van
1875 niet op die ƒ3000 gerekend is, zoo komt het mij voor, dat daarin
licht te voorzien is. De dienst is nog loopende en de rekening nog lang
niet afgelegd. Men heeft slechts die begrooting vóór dien tijd te wijzigen?
De Voorzitter. Ik dank den heer Cock voor zijne opmerking. Deze
post zal nu blijkens de Memorie van antwoord met ƒ1200 moeten worden
verminderd.
De heer Van der Lith. Moet er niet nog iets bijdaar er nu geen
effecten verkocht worden voor het dempen van de Langegracht, waarvan op
blz. 18 van de Memorie van toelichting gesproken wordt? De renten daar
van blijven wij nu toch^ trekken.