de schutterij begrootingdan zal hij overgebracht worden naar een ander artikel als bijdrage in de kosten van een muziekkorps. Nu vraag ik, wanneer de schutterijmuziek als muziekkorps heeft voldaan in de behoefte, wat dan het motief kan zijnom de som af te voeren van de begrooting der schutterij en over te brengen naar een bijzonder muziekkorps. Zou de som, voor een afzonderlijk korps besterad, niet lichtelijk blijken onvol doende te zijn, en aanleiding geven tot verhooging? De Voorzitteï. Ik meen dat de Commissie van Financiën geen finan cieel voordeel beoogtmaar de overbrenging van den post in verband staat met een andere regeling omtrent de muziek. De heer Van Iterson. Komen wij nu niet in het alternatief om of de ƒ2800 te laten aan de schutterij, of diezelfde som te doen strekken als bijdrage tot een ander muziekkorps? Ik wenschte die twee zaken van elkaar te scheiden, om een zuivere stemming te verkrijgen. De Voorzitter. Op dit oogenblik wordt alleen de beslissing gevraagd, of de ƒ2800 op de begrooting der ..schutterij voor het muziekkorps zal blijven uitgetrokken. Daarna komt de bijbehoorende quaestie omtrent de overbrenging der som naar een ander artikel. De heer Dn Ried. Wij hebben hier te doen met eene historische zaak die al lang bestaat, en die ik meen dat moet behouden blijven. Als wij een muziekkorps willendan geloof ik dat het beter is dat van de schutterij te behouden. Maar dan moet dat korps ook op zich zelf blijven en daarom ben ik er voor den post op de schutterij-begrootiug intact te laten. - De heer Hartevelt. Het is der Commissie van Financiën volstrekt niet te doen om voordeel, maar zoo als de zaak nu is, bestaat er eigenlijk geen schutterijmuziek. Zij wordt niet meer gebruikt. Zij presteert geen dienst meer. In 1871 is de ƒ2800 toegestaan onder de mits dat de muziek zou strekken tot opluistering bij exercitiën en parades. En wat is het geval P Geen muziek bij exercitiën of parades (eenige dagen geleden hoorden wij die bij surprise). Vijf of zes van de beste sujetten zijn overgegaan naar de stafmuziek van de infanterie, de kapelmeester is hier van daan en ik geloof niet dat hij door een gewenscht opvolger vervangen is. Kan men nu zeg gen dat er een schutterij-muziekkorps bestaat? Het antwoord moet ontken nend zijn. Is het dus gewettigd daaraan ƒ2800 ten koste te leggenP Ik zeg wederom neen. De Commissie van Financiën wenscht niettemin dezelfde som te behouden, om die later casu quo te gebruiken, als eene betere regeling zal zijn tot stand gebracht, waarvoor wij een plan van Burgemees ter en Wethouders inwachten. De Voorzitter. Ik meen dat, zoolang de schuttersraad de som voor het muziekkorps voordraagt, wij alleszins gerechtigd zijn haar toe te stem men. Wij hebben op 3 October eene uitvoering in de gehoorzaal gehad, zonder hulp van buitendie werkelijk verdienstelijk mag genoemd worden en datniettegenstaande zooveel goede leden van het korps naar de staf muziek waren overgegaan. De heer Blumeutritt heeft mij dan ook verze kerd dat het korps zeer goed waszoo er slechts de hand aan werd ge houden. Ik heb ook nog hoop dat de kapelmeester spoedig zal kunnen worden benoemd. Maar de Commissie van Financiën stelt nu voor den post te schrappen. De heer Goudsmit. De Commissie van Financiën stelt niet enkel voor den post voor de muziek te schrappenmaar tevens dezelfde som op een ander artikel, met een bepaald doel, over te brengen. Men moet de con clusie dus nemen als een en ondeelbaar, daar de commissie in elk geval een muziekkorps wenscht te behouden. Men kan dus het eene van het andere niet afscheiden. De Voorzitter. Het voorstel der Commissie van Financiën is conditio neel. Doch ik stel nu voor dat die post geheel worde overgebracht op het hoofdst. Kunsten en wetenschappen. De heer De Fremeey. Ik geloof dat het beter is de som van ƒ2800 te laten op de begrooting der schutterij, vooral ook omdat ik vrees dat die som niet voldoende zou zijn, wanneer men een afzonderlijk korps wilde oprichtenomdat men dan bovendien moet zorgen voor de kleeding. Ik kan mij toch niet voorstellen dat zoodanig korps zonder uniform zou wor den opgerichtmij dunkt althans dat dit het uiterlijk aanzien niet zou bevorderen. De heer Van Heukelom. Het spijt mij inderdaad dat er geen enkele stem opgaat ten voordeele van de muziek der schutterijzelfs niet van de zijde, waarvan ik dit verwachtte. Nu dit het geval niet is, zal ik uit piëteit daarvoor mijne stem verheffen. Wanneer ik toch hier rondzie, ben ik de eenig overgeblevene van de oprichters van dat muziekkorps. Ik herinner mij nog levendig met wat soort enthousiasme vóór een dertigtal jaren de officieren der schutterij op eigen kosten dat korps hebben opgerichten hoe zij daarin gesteund zijn door eene zeer aanzienlijke bijdrage van Koning Willem II, die den aankoop der instrumenten geheel uit zijne particulire fondsen bekostigde. Met het oog op dit laatste feit meen ik, dat het al zeer weinig voegzaam zou zijn de gelden voor dat muziekkorps maar een voudig te schrappen. De heer Van Iterson. Ik heb straks gevraagd of wij nu voor een alternatief geplaatst werden, en gij hebt toen gezegdmijnheer de Voorzitterdat beide zaken afzonderlijk behandeld zouden worden. Nu echter komt het alter natief terugof muziek der schutterij of overbrenging naar een ander artikel tot ondersteuning van een ander muziekkorps. Maar als men nu geen muziek hoegenaamd verlangtwat dan De Voorzitter. Ik zou het toch gevaarlijk achten, wanneer de post hier bij de schutterij-begrooting vervielzonder overbrenging of reserve voor nadere bestemming. Ik heb daarom ook in overweging gegeven de som naar een ander artikel over te brengen. De heer Van der Litu. Ik moet bekennen dat ik de zaak niet goed begrijp. De schuttersraad vraagt 2800 tot instandhouding van haar muziek korps, dat aan billijke eischen volgens eenstemmig oordeel voldoet. Waarom zullen wij dat nu niet toestaan? Voor zoover ik gehoord heb, om iets anders te krijgendat echter in de lucht hangt. Met hetgeen achter de zaak schuiltkan ik mij niet inlatenmaar mij is het genoeg dat de schutters raad de aanvrage doet en dat de muziekdie wij bezittenvoldoet aau hetgeen men van een stedelijk korps kan verlangen. De heer Hartevelt. Omdat dé schutterijmuziek niet door en voor de schutterij gebruikt wordt. Dat is de reden van ons voorstel. De heer Scheltema. Ik wensch in deze zaak neutraal te blijven en had dan ook het stellige voornemen aan de discussie daarover geen deel te nemenmaar ik word er als het ware ingesleept. Reeds meermalen heb ik zijdelingsche verwijten moeten hooren dat ik de muziek niet bij de oefe ningen gebruik; in een der sectiën moet zelfs gezegd zijn dat het eenparti pris van mij was, en nu moet ik er weêr over hooren. Welnu, het is zoohet is zelfs een zeer sterk parti pris bij mij om de muziek niet bij de gewone oefeningen te gebruiken. Het is eigenlijk een zaak die mij al leen aangaat. Maar ik wil wel zeggen, waarom ik de muziek niet bij de oefeningen gebruik. Vroeger was dit de gewoonte. De excercitiën waren toen anders. Het geheele bataljon kwam tegelijk onder de wapenen. Er werd pauze gehoudende muziek speelde in de pauzeer werden tenten op geslagen en er werd wat gebruikt. Er werd «pleizierig geschutterd". Maar men moet niet vragen, hoe de troep somtijds van die excercitie terugkwam. Menig schutter was dronkende orde liet veel te wenschen over. Kortom, de schutterij kwam dan dikwerf met de muziek aan het hoofd alles behalve behoorlijk te huis. Het is zelfs eens gebeurd, ja het is helaas een feit, dat toen, jaren geleden, de schutterij eens van de excercitie terugkwam, de muziek eene polka begon te spelendat het volk ging dansen en ook vele schutters meer polkeerden dan marcheerden. Ik zie eenige heeren lachen, maar ik lach er niet om. De schutterij is eene te ernstige zaak en de muziek is te edel om zoo ten spot te strekken voor ieder weldenkende. Ik heb met de vroegere wijze van oefenen geheel gebroken. Het is nu geen «pleizierig schutteren" meer met muziek, maar de schutters worden nu zoo veel mogelijk geoefend, en zonder muziek. Ik heb het tegenwoordige muziekkorps nimmer beschouwd als alleen moetende dienen voor de schut terij maar hoofdzakelijk als een stedelijk muziekkorps. Het werd steeds van belang geacht dat Leiden een eigen muziekkorps haden het eenige middel daartoe was de schutterij. Toen er dezen zomer op nieuw verwik kelingen over het korps ontstonden en al de commissarissen hun ontslag namen had ik grooten lust het af te schaffen. De betrekking van* com mandant van de schutterij levert reeds moeielijkheden genoeg op. Voor mij zeiven was ik dus volstrekt niet op het behoud er van gesteld, te min der omdat hethoewel het inderdaad eene goede hoogte had bereikt en een goed harmoniekorps wasde harmonie onder de officieren niet zeer bevor derde. Maar van verschillende zijden werd ik aangezocht om het in stand te houden en ik heb de verantwoordelijkheid niet op mij willen laden om iets af te brekenwaarvan het behoud door velen in het belang der stad wenschelijk en nuttig wordt geacht. Ik liet dus eerst den schuttersraad beslissen en toen deze besloot de 2800 op nieuw op de begrooting aan te vragen, heb ik dat besluit geëerbiedigd. Ik heb het muziekkorps aangehoudenik heb het teekenen van leven laten gevenlaten spelen inspectie laten makenkortom ik heb gedaan wat ik kon om het tot op dit oogenblik goed staande te houden. De beslissing is nu aan den Raad; wat mij betreft, de uitslag is mij volkomen onverschillig. De heer Van Hettinga Tromp. De redenwaarom de Commissie van Financien bezwaar heeft gemaakt in het verleenen van het subsidie aan den schuttersraad, is voornamelijk deze, dat er werkelijk geen muziekkorps meer bestaat, dat uitgaat van, bestuurd en beheerd wordt door den schut tersraad. Zoo even hebben wij nog vernomen dat de officieren uitmakende de commissie voor de muziekzich geheel aan de zaak hebben onttrokken. Eigenlijk is dus thans het muziekkorps der schutterij de brug, waardoor het subsidie door een ander wordt verkregen, zoodat de schuttersraad het, als het ware, met de eene hand ontvangt, om het met de andere weg te geven. Is nu de ƒ2800 noodig tot instandhouding van de muziek, dan vraag ik, of het niet beter ware die som rechtstreeks te geven aan hen, die zich met de zorg en het beheer daarvan belasten, dan die som ter be schikking te geven aan den schuttersraad. De Voorzitter. Mag ik den heer Scheltema vragen, of de officieren, die leden waren der commissie van de muziekzich daaraan onttrokken hebben, en ten andere of de commandant der schutterij de macht-heeft officieren daartoe aan te wijzen? De heer Scheltema. Op de eerste vraag kan ik bevestigend antwoorden die officieren hebben zich werkelijk onttrokken aan de commissie. Maar op uWe tweede vraag moet ik het antwoord schuldig blijven. De Voorzitter. Als toch 2800 door den schuttersraad zeiven gevraagd wordtdan is het toch niet te veel geeischt dat zich onder de officieren eene commissse vorme voor de muziek. De heer Van Iterson. Ik geloof dat als op die wijs eene commissie uit de officieren wordt aangewezener nog veel meer disharmonie zal ont staan. De heer Van der Lith. Ik moet zeggen dat ik de zaak nu nog minder begrijp. Volgens het gezegde van den heer Van Hettinga Tromp zou het hier zijn een nemen met de eene hand en een weggeven met de andere. Hoe dit met de eerste beginselen van comptabiliteit en controle is overeen te brengenbesef ik niet. Ik geloof echter dat het wenschelijk is, na het gehoorde, dat ik thans niet verder wensch te bespreken, den weg in te slaan door de Commissie van Financien voorgesteld, te meer, omdat, gelijk wij zoo even vernomen hebben, het te vreezen is dat de disharmonie zal voortduren. De heer Bijlevelü. Ik wensch aan de Commissie van Financien eene vraag te doen. Zij wil den post, zooals die hier is uitgetrokken, schrappen eu overbrengen naar een ander hoofdstuk als «bijdrage in de kosten voor een muziekkorps." Is die aanduiding niet wat al te algemeen en vaag? Tot eene aanwijzing van gelden tot ondersteuning van iets waarvan de naam, het bestaan zelfs niet bekend is, kan ik mijne stem niet geven. De heer Hartevelt. In antwoord op hetgeen de heer Bijleveld op merkte, verwijs ik naar ons rapport. Wij bepalen ons niet enkel tot het voorstel tot overbrenging van de som als bijdrage in de kosten van een muziekkorps, maar (zoo volgt er) wij zouden tevens Burgemeester en Wet houders wenschen uit te noodigen een plan te ontwerpenten einde op de naar hun oordeel meest voegzame wijze aan de alsdan op de begrooting beschikbare gelden eene bestemming te gevenovereenkomstig het doel,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 11