vaak geeft dit dan aanleiding tot oponthoud. Bij bïuggen waar voel on drukke passage is, zooals bij de Haren, zijn vaste menschen aangesteld, die steeds bij de bruggen verblijven; oponthoud heeft daar natuurlijk nipt plaats. De Voorzitter. Ik kan daar nog bijvoegen dat het zoo moeielijk is personen voor dit postje te vindendat hier en daar een enkele brugwachter bij twéé a drie bruggen dienst moet doen. Eene verhooging is dus drin gend noodig. De heer Verster. Wanneer de verbooging werkelijk zal strekken tot betere plichtsvervulling en men daardoor er tevens in zal kunnen slagen per sonen te vinden die meer in de onmiddellijke nabijheid der bruggen wonen, tot wier bediening zij gijji aangesteld, dan zal ik mijne stem aan de ver hooging geven; De Voorzitter. Ik geloof bepaald dat, wanneer voor het personeel der kleinere bruggen geen verhooging wordt aangenomenwij ook dat zullen kwijt raken. Wat de verhooging voor den ambtenaarbelast met het toezicht op de honden, betreft, deze verhooging is, gelijk in de Memorie van ant woord is gezegd, hoognoodig, daar die betrekking eigenaardige moeielijkheden oplevert, terwijl bij, en dit wel voornamelijk, toezicht houdt op de richtige invordering der belasting. De heer Van der Lith. Ik zou zeggen dat er volstrekt geen reden tot verhooging was. De man krijgt gaandeweg minder werk tengevolge der afmaking. Gaat bet nu aan hem dan nog eene verhooging toe te kennen? Ik stel dus voor hét art. met 110 te verminderen. De Voorzitter. Ik g'eloof veeleer dat het minder getal honden, tengevolge der afmakipg, eene reden te meer mpet zijn voor de verhooging j want hoe minder het getal hondenhoe minder de percentsgewijze belooning wordt van dien ambtenaar, die overigens door ijver en nauwgezette plichtsbetrach ting uitblinkt. De heer Van der Lith, Als dat het geval is, dan zou men moeten komen tot afschaffing der percentsgewijze belooning en tot verhooging van zijn vast traktement. Wanneer werkelijk 's mans positie door bet stipter nakomen van zijn plicht nadeeliger wordt en bij bet behoud van delOpCt. het afmaken der honden hem reeds op geldelijk verlies te staan komt, dan vergrooten wij door het verhoogen dier percenten de premie op nala tigheid en brengen den ambtenaar nog meer dan nu in conflict tusscjien zijn plicht en zijn geldelijk belang. De Voorzitter. Ik zie de zaak anders in. Ik geloof dat de percents gewijze belooning juist een prikkel is tot getrouwe plichtsbetrachting. In plaats van 10 pCt. zal hij 15 pCt. ontvangen, maar zeker niet voor nala tigheid. Burgemeester en Wethouders stellen voor eene verhooging met 5 pCt. De Commissie van Financien wil die vermeerdering doen vervallen. Ik breng dit laatste in omvraag. Hierover staken de stemmen, hebbende zich elf leden voor en elf tegen verklaard. Voor stemden: de heeren Goudsmit, Bijleveld, Van Hettinga Tromp, Van Iterson, Cock, Van der Lith, Du Kieu, Verster, Suringar, Juta en Harterelt. Tegen stemdende heeren De Fremery, DriessenDercksenVan der Zweep, Van Wensen, Krantz,*Van Heukelom, Scheltema, Seelig, Librecht Lezwijn en de Voorzitter. De heer Van Iterson. Wanneer het voorstel der Commissie van Finan cien aangenomen was gewordenzou ik het voorstel gedaan hebben om 's mans vaste inkomen met 100 te verhoogenten einde te gemoet te komen aan het mijns inziens juiste bezwaar dat een percentsgewijze verhoo ging een premie op zijne nalatigheid zou zijn. Kan ik dat voorstel, nu de stemmen gestaakt hebben, toch doen, mijnheer de Voorzitter? De Voorzitter. Dat voorstel kan bezwaarlijk thans gedaan worden, hangende de uitslag der stemmen over het voorstel der Commissie van Financien. Het geheele art. 101 wordt dientengevolge aangehouden. No. 102 wordt goedgekeurd als volgt: Vergoeding aan het rijk van 2£ ten honderd van het onzuiver bedrag der opcenten ten behoeve der gemeente geheven op de grondbelasting en op de personeele belasting 1950. De stemming over Hoofdstuk IV wordt mede aangehouden. Hoofdstuk V. Kosten van de openbare veiligheid en van de BRANDWEER. No. 103 wordt goedgekeurd als volgt: Jaarwedden van de commissarissen van politie 3400. No. 104. Belooning van de inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veldwachters 25280. De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft voorgesteld de verhooging voor de inspecteurs van politie met 100 ieder niet toe te staan en dus het art. met ƒ300 te verminderen. Ik breng dat voorstel in omvraag. Het voorstel wordt verworpen met 14 tegeïi 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Van Hettinga Tromp, Cock, Van der Zweep, Du KieuScheltema, Verster, Juta en Hartevelt. De heer „Seelig. Er is m. i. ook veel te zeggen voor de verhooging der bezoldiging van de agenten der 3e en 4e klasse. Ik kan mij niet ver eenigen met het motief van Burgemeester en Wethouders tot afwijzing van hun verzoekop_ grond dat er menschen genoeg voor die betrekking te vinden zijn. Dat zal wel met meerdere betrekkingen het geval zijn, maar dat ontueemt niets aan de billijkheid van het verzoek der titularissen. Ook zou anders de schaal verbrokeu zijn tusschen hunne belooningen en die van de agenten der le en 2e klasse. Ik zou dus wenschen de 3e klasse op ƒ500 en de 4e klasse op ƒ450 te brengen. gDe Voorzitter. Ik moet blijven persisteeren bij hetgeen in de Memorie van toelichting gezegd is en ik vind de voorgestelde verhooging, die ƒ2000 zou bedragennog al ingrijpend. De heer Seelig. De door mij voorgestelde verhooging moge ingrijpend zijn, maar ik acht haar billijk. Het traktement is waarlijk te laag. De Voorzitter. Ik merk nog op dat hij voorkomende vacatures zich steeds een tal van sollicitanten aanmeldtwaaronder zeer geschikte. Van daar dat ik de verhoogiog vooralsnog niet noodig acht. De Jieer Bijleveld. Door u, mijnheer de Voorzitter, wordt ook hier tegen de verlangde verliooging bijgebracht een argumentdat mede ia de Memorie van toelichting tot de begrooting tot mijne verwondering gevonden wordt, het argument, dat zich ook bij de tegenwoordige traktementen genoeg sollicitanten voor eene vacature voordoen. Ik wil dat argument niet quali- ficeeren maar alleen zeggen, dat ik niet geloofdat bet ernstig kan gemeend zijn. De ernstige vraag in deze is m. i. of het tractement op zich zelve voldoende is. Dit komt mij voor niet het geval te zijn. Gaarno ondersteun ik daarom het voorstel van den heer Seelig. Veel wordt yan den politie beambte geeischt, en terecht; men zorge daarom door eene behoorlijke bezoldigingdat het gehalte goed zijopdat zooveel mogelijk aan de eischen worde voldaan. Ik meen mij te herinneren, mijnheer de Voorzitter, dat in het vorig jaarbij de behandeling van de begrootingde vraag, of de traktementen van de agenten 3de en 4de klasse niet, even als die van de lste en 2de klassemoesten worden verhoogdwerd beantwoord met de opmerking, dat zij niet om verhooging hadden gevraagd. Welnu, thans hebben zij gevraagdmoge de Raad nu aan hun verzoek voldoen. De heer Goudsmit. Ik ben eene geheel tegenovergestelde meening toe gedaan. De vraag, wat een behoorlijk traktement is, is voor vele betrek kingen niet absoluut te beantwoorden. Om b. v. met zekere aisance te leven, zal men meer dan ƒ1000 behoeven. Er blijft dus volgens economische beginselen alleen de vraag over, of er voor die betrekking zich genoegzaam geschikte sollicitanten voordoen. Wel heb ik zoo even gestemd voor de verhooging ten behoeve der inspecteurs, maar deze moeten menschen zijn van hoogere ontwikkelingdie door lectuur en ervaring weten wat in de wereld omgaat en zich door meerdere beschaving onderscheiden. Met de agenten is dit anders; hun werkkring is als het ware een meer mechanische, zoodat voor eene dergelijke betrekking geen gebrek is aan geschikte sollicitanten. De Voorzitter. Ik wensch nog op te merken dat de verhouding tus- sehen de tractementen der eerste en tweede, tegenover de derde en vierde klasseniet zoo ongunstig is als sommigen meenenwant de agenten eerste en tweede klasse hebben de controle over de derde en vierde klasse. De heer Bijleveld. Ik heb niets tegen de traktementen der agenten le en 2de klasse. Maar ik heb gezegd dat er geen goede yerhouding be staat. Er is eene afdaling tusschen de le eu 2de klasse van ƒ50, tusschen de 2de en 3de klasse van 90 en van de 3de tot 4de klasse van 40. Waartoe dat ongelijkmatig verschil? De Voorzitter. Het verschil ligt daarin dat de 3de en 4de klasse dag en nachtdienst moeten verrichten. De heer Seelig. Het moge eene aanzienlijke vermeerdering van uitgaven zijn, maar men moet billijk zijn, en de zaak in haar geheel, in verhand met de geheele bezoldigiogsschaal, beschouwen. Het betreft hier 39 perso nen zoodat door elkander ieder nog geen gulden 's weeks meer bekomt. Is dat nu zoo exorbitant? De heer Bijleveld. Nog een enkel woord naar aanleiding van het ge zegde van den heer Goudsmit, dat waar steeds genoegzaam sollicitanten zijn het bewijs geleverd is voor het voldoende der bezoldiging. Reeds straks bestreed ik dat argument en vraag op nieuwgaat dat argument op? Heeft men alleen te vragen naar het aantal personen dat zich aanmeldt? Is niet geschiktheid in de eerste plaats een vereischte? Moet niet voor alles worden gezorgd voor wat men noemt goed timmerhout? Gedurig worden nieuwe gezichten onder de beambten der politie door mij opgemerkt. Zou dit wel licht zijn toe te schrijven aan de toepassing van het ook door den heer Goudsmit verdedigd stelsel, en dit wellicht daaruit blijken dat men voor den gestelden prijs over het algemeen minder goed timmerhout kan bekomen? Mijne overtuiging blijft dat de bezoldiging te laag en eene billijke verhoo giog wenschelijk is. De heer Hartevelt. Toen er eenige jaren geleden ƒ22000 voor dezen post werd aangevraagdgingen er stemmen op dat die som veel te hoog was. Maar ook andere stemmen dedeu zich hooren, die meenden dat, als het hoofd der politie die som vroeg, men haar dan moest toestaan. Men wilde de verantwoordelijkheid niet op zich laden, van tot minder goede politie in onze stad te hebben medegewerkt. Maar nu het hoofd der politie de verhooging niet noodig achtgaan er stemmen uit deze vergadering op om den post, inmiddels op ƒ25000 gebracht, tot op f 27000 te verhoogen. Ik vraag: waar gaan wij heen, indien wij zoo gemakkelijk denken over verhooging van traktementen, die nog zoo kort geleden verhoogd zijn? Het moge waar wezen dat eene bezoldiging van ƒ440 en ƒ400 'sjaars, plus boveukleeding, niet hoog te noemen is, het argument, dat bij iedere vacature tal van sollicitanten zich aanmelden, heeft wel beteekenisalthans wordt het bewij9 geleverd dat eene verdienste van f 8.50 en 8 's weeks en vrije kleeding niet zoo te verwerpen isik zou menig voorbeeld van knappe werklieden kunnen aanhalendie met een vast inkomen, winter en zomer, van 8 zeer tevreden zijn. Het araendement van den heer Seelig, tot verhooging van het traktement der agenten 3e klasse tot ƒ500, wordt verworpen met 15 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heeren Bijleveld, Van Hettinga Tromp, Van Iterson, Van der Lith, Verster, Seelig en Suringar, waarop het tweede amendement voor de agenten 4e klasse door den voorsteller wordt ingetrokken. No. 104 wordt hierop goedgekeurd. Nos. 105109 worden goedgekeurd als volgt: Kleeding en wapening der politiedienaars en veldwachters ƒ3050; Onderhoud der wachthuizen, mitsgaders licht en brandstoffen 650; Onderhoud der lantaarns en verdere kosten der verlichting ƒ21000; Onderhoud der brandspuiten ƒ1800; Be looningen en premiën aan de brandspuitlieden en beambten ƒ3600. No. 110. Kosten der schutterij 7600. De Voorzitter. De Commissie van Financiën stelt voor dien post met ƒ2800 te verminderen, doch die over te brengen op no. 134a, als bijdrage in de kosteu van een muziekkorps. Vóór dat dit volgnommer behandeld wordtbreng ik nu aan de ordede begrooting der schutterij met het voorstel der Commissie van Financiën tot vermindering en overbrenging der som van 2800. De heer Seelig. Wat zal eigenlijk het voordeel zijn van het voorstel der Commissie van Financiën Wanneer do post van 2800 vervalt op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 10