N".999. Leiden, 4 November 1875. Blijkens mededeeling van de Commissie van Fabricage, wordt de rooiing van eenige boomen noodzakelijk geacht, vermits zij in den tegenwoordigen staat gevaar opleveren. Het zijn de navolgende: 10 ijpeboomen, waarvan een staande op het Kort Rapenburg bij het huis van den heer Hopman; een op het Steenschuur bij het Nutsgebouw; een op den Vliet hoek Molensteeg; een op het Utrechtsche Veer bij de Kraaierstraat; een op de Haven By de Weslhavenstraat; een buiten de Zijlpoort aan den Singel; drie op het Doelenplein en een in de Góvangenislaan lij de Wacht. Verder 1 .kastanjeboom iop de Mare bij de Langegracht en eindelijk 8 lindebootaen, waarvan $.en op den Nieuwen Rijn bij het huis van den heer Schimmel,; oen op het Rapenburg bij de Langebrug; een op het Rapenburg voor het huis van Dr. Van Kaathoven; vier op de Langegracht voor het huis van den heer Veefkind en een buiten de voormalige WiltapoorL Wij stellen uwe vergadering mitsdien voor om tot den verkoop van bedoelde boomen ten getale van 19 te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, November 1875. De Commissie van Financiën vereenigt zich met nevensgevoegd voor stel tot verkoop van boomen. Aan den Gemeenteraad, De Commissie van Financiën enz. -! 2Ï8. Leiden, 9 November 1875. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen de adressen van H. Den Haan en van het Bestuur van den Broek- en Simontjes- polder, ter bekoming van grond aan de Haarlemmertrekvaart, onder bij voeging van het daaromtrent door ons ingewonnen bericht van de Com missie van Fabricage met bijbehoorende stukken. Onder referte aan dat advies geven wij uwe vergadering in overweging om overeenkomstig de conclusie daarvan te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Hendrik Den Haan, arbeider, wonende aan de Haarlemmertrekvaart onder de gemeente Oegstgeest. Dat aan adressant heeft behoord een onverdeeld vierde gedeelte in de opstal van een huis, door hem thans nog bewoond, doch welk perceel publiek is verkocht moeten worden en door hem zal moeten ontruimd worden. Dat de grond waarop bovengenoemd huis is staande, is gele gen en behoorende tol hel Haarlemmertrekpadgelegen bezijden den Broekpolder onder de gemeente Oegstgeestbij het kadaster dier ge meente bekend in sectie D, n°. 233, ter grootte van 2 aren, 10 centia ren in eigendom wordende bezeten door de steden Leiden en Haarlem en in den jare 1857, krachtens raadsbesluit van den gemeenteraad van Leiden, dd. 16 April deszelfden jaars, ter bebouwing is afgestaan aan Wouter Blokland, tegen betaling eener jaarlijksche recognitie. Dat adressant gaarne van de daarnevens gelegen grond in eigendom zoude wenschen te hebben twee aren van het perceel, bjj het kadaster dierzelfde gemeente bekend onder sectie D, n°. 232, ter grootte van 4 aren, 40 centiaren, mede toebehoorende aan de steden Leiden en Haar lem ten einde daarop ook een woonhuisje te doen plaatsen. Redenen waarom adressant zich wendt tot UEd. Achtbare heeren, eer biedig verzoekende dat het UEd. Achtbare moge behagen bovengenoemde 2 aren grond van het perceel n°. 232, ter grootte van 4 aren, 40 cen tiaren, aan den adressant tegen betaling van eenen af koopprijs af te staan of zoo die grond niet in eigendom mocht kunnen worden afgestaanals dan die grond ook voor 99 jaren te mogen hebben, tegen betaling eener jaarlijksche recognitie in regt van Opstal. 't Welk doende, etc. Oegstgeest, 3 Juli 1875. H. Den Haan. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het bestuur van den Broek- en Simontjespolder onder Oegstgeest; dal ingelanden van dien polder sedert tal van jaren gebruik bebben mogen maken van de oplosplaals, liggende aan de Leidsche Vaart, bij deKwaakbrug, ter zijde van de woning van Hendrik den Haan, vroeger Wouter Blokland; dat gemelde oplosplaats voor ingelanden van dien polder onontbeerlijk is, zoowel voor de mestspeciën door hen benoodigd, als voor de mate rialen tot instandhouding van den Broekweg; dat het te vreezen is, dat te eeniger tijd dit gedeelte grond in erf pacht worde uitgegeven, waardoor ingelanden van hunne losplaats zou den worden beroofden dientengevolge in groole moeijelijkheden zouden geraken redenen, waarom adressant beleefdelijk verzoekt aan hem gemelde oplosplaats ten dienste van genoemden polder in erfpacht of wél in koon te willen afstaan. 1 Hetwelk doende, Het Bestuur van den Broek- en Simontjespolder, D. M. Van dek Hoef, Voorzitter. Oegstgeest, 10 Julij 1875. H. D. Terwee, Secretaris. Leiden, 15 October 1875. Den Edei-Achlb. Heer Dr. W. C. Van den Brandeler, Burgemeester der stad Leiden. Edel-Achtb. Heer! De ondergetekende neemt bij deze de vrijheid, UEdel-Achlb. te be- richten, dat hij genoegen neemt in het aanvaarden van hel hem aange boden stuk grond, gelegen aan de Haarlemmervaart, onder de gemeente Oeglsgeesl. Met verschuldigden eerbied, noemt hij zich hoogachtend, Edel-Achtb. Heer! UEdel-Achlb. dienslv. dienaar, H. Den Haan. Oegstgeest, 21 October 1875. Naar aanleiding uwer missive van den 6den dezer maand, wier beant woording is vertraagd door uillandigheid van den Voorzitternemen wij de vrijheid UEd.-Achtb. beleefdelijk te verzoeken ons de geheele losplaats, zooals wy die vroeger bezaten, af le staan, uithoofde het gedeelte door UEd. A. bedoeld, te klein is om de puin en steenkoolasch, welke tot in standhouding van den Broekweg benoodigd is, te kunnen bevatten. Van af de daarstelling van de Leidsche trekvaart is onze polder in het ongestoord bezit van die losplaats geweest en dat wel zonder eenige recognitie daarvoor 4e betalen. Thans echter zijn wij bereid om die losplaats in haar geheel te behou den, daarvoor die recognitie te betalen, zij het ook onder meer verzwa rende bepalingen, welke UEd.A.daarvoor zullen stellen. Hopende dat UEd. Achlb. ons met eene gunstige beschikking zal willen vereeren, hebben wij de eer met de meeste achting te zijn Uw Edel-Achtb. dienslw. dienaren, Het Bestuur van den Broek- en Simontjespolder, De Voorzitter, D. M. Van der Hoep, De SecretarisH. D. Terwee. Aaö den Heer Burgemeester van Leiden, waarnemend Voorzitter der Commissie van Fabricage. Leiden, 27 October 1875. In onze handen gesteld zijnde de requesten van het Bestuur van den Broek- en Simontjespolder onder Oegstgeest en van Hendrik Den Haan, wonende aan de Haarlemmertrekvaart, onder die gemeente, beiden be treffende het gebruik of den verlangden eigendom van een strook grond ter grootte van twee arenuitmakende een gedeelte van het perceel behoorende aan de sleden Leiden en Haarlem, bij het kadaster der ge meente Oegstgeest, bekend onder sectie D, n#. 232, ter grootte van 440 centiaren, hebben wij de eer te berichten, dat die grond gelegen aan de Haarlemmertrekvaart, bij de Kwaakbrug, in de nabijheid van den weg naar den Broekpolder, sedert èènigen tijd is gebruikt tot losplaats van puin en sleenkolenaschzonder evenwel daartoe vergunning te heb ben gevraagd en verkregen en dat het Bestuur van den polder thans vraagt dien grond tol dat einde te mogen blijven gebruiken, nu er sprake was van de aanvraag bij hel tweede request, om daarop eene woning te mogen bouwen. Na eene gehouden plaatselijke opneming is ons de mogelijkheid geble ken, om beide belanghebbenden te bevredigen, waarom door óns aan hen is voorgesteld: 1°. dal lot liet boütven van een woning, in plaats van twee aren, een uitgestrektheid van 120 centiaren aan Hendrik Den Haatl wefd afge staan, die daarmede volgens bijgevoegde verklaring zou bevredigd zijn; 2°. dat de overige 80 centiaren met den daaraan grenzenden driehoe- kigen, beschikbaren grond, als losplaats wordt afgestaan aan het Bestuur van den bedoelden polder, dat evenwel volhardt bij zijn verzoek volgens bijgaande missive; maar nochtans naar ons oordeel, door de toe te wijzen 180 centiaren voldoende ruimte voor de losplaats verkrijgt. Uit dien hoofde stellen wy vóór, den bewusten grond op de Voorge stelde wijze in gebruik te gevenomdat zoolang de splitsing der eigen dommen naar het burgerlijk recht, lusschen de beide gemeenten Leiden en Haarlem, krachtens raadsbesluit van 24 Juni 1872, nóg niet is tot stand gekomen, alleen van hel uitgeven in gebruik Op den sedert den aanleg van het jaagpad bestaanden voet sprake kan zijn, terwijl die grond valt onder het ressort van het gemeentebestuur van Leiden, dat het beheer heeft van Leiden lot Halfweg Haarlem en Leiden. De Commissie van Fabricage meent, dat ook hierop toepasselijk is de regel, om gronden ter bebouwing in erfpacht of met het recht van opstal uil te geven, gelijk laatstelijk plaats had aan J. Van Maastricht, bij raadsbesluit van 5 September 1871, en die welke strekken tot mest- staal of losplaats, tot wederopzeggens toe in gebruik, met verplichting tot eene behoorlijke omrastering, volgens aanwijzing van den gemeente architect. Zij heeft derhalve de eer het navolgende besluit aan te raden 1°. aan Hendrik Den Haan in gebruik met het recht van opstal af te staan een uitgestrektheid grond ter grootte van 120 centiaren, gelegen aan den trekweg op Haarlem, naast het perceel bekend bij het kadaster, onder sectie D, n°. 235. en uitmakende een gedeelte van het perceel bij het kadaster der gemeente Oegstgeest bekend onder sectie Dn'. 232 tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van één gulden tachtig cents, ten einde daarop eene woning te bouwen; 2". aan het Bestuur van den Broek- en Simontjespolder onder Oegst geest, tot wederopzeggens toe in gebruik te geven een strook gronds, ter zijde van den inrij naar den Boekpolder, onder de gemeente Oegst geest, aan den trekweg op Haarlem gelegen, ter grootte van ongeveer 180 centiaren, om te dienen tot oplos- of bergplaats van puin en steenkolenaschmits behoorlijk te omrasterenvolgens aanwijzing van den gemeente-architect en tegen betaling eener recognitie van 3| cent de centiare 's jaars. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 2