ƒ0.11 ƒ3300.00 verbruik te laten varen, terwijl zij bij aanmerkelijke daling willen blijven verbruiken. De inzage der op de bijlage vermelde totale opbrengst van particulier gasverbruik over 1872—75 leert nu wel dat dit totaal nog steeds klimmende is, doch eene vergelijking met het daarbij vermelde aantal in werking zijnde meters duidt tevens aan dat die vermeerdering alleen verklaarbaar is uit de vermeerdering in aantal lichten bij groote verbruikers. Van lieverlede zou men derhalve tot een toestand gerakeu waarbij het gasverbruik zieh beperkte tot het industrieel en groote neringdoende gedeelte der burgerij, vermeerderd met het verbruik der tijdelijke bewoners en dier genen welke om bijzondere redenen gaslicht blijven verkiezen, terwijl de zoogenaamde kleine burgerij zich geheel en al zal onttrekken. Commissarissen nu meenen dat deze toestand althans bij eene gemeentelijke exploitatie niet wenschelijk is en bieden derhalve hun voorstel tot prijsver laging met den meesten nadruk in uwe geachte overweging aan. Aandachtig hebben zij daarbij overwogen hoever die prijsverlaging moest worden uitgestrekt. Bene vergelijking met de prijsverlagingen welke primo Januari 1867 en primo Juli 1869 plaats grepen, bedragende beide keeren ƒ0.50 per 1000 kubiek voeten of 1,65 cents per kubiek meter, leert dat de voorgestelde ver laging thans grooter is en wel 2,25 cents per kub. meter of 63,67 cents per 1000 kubiek voeten. Verschillende gronden pleiten voor dit verschil. Uit het hierboven vermelde blijkt reeds dat alleen prijsverlaging van be- teekenis naar ons oordeel, de kleine burgerij als gasverbruikers kan behou den vereenigt zich dus de vergadering met het daar aangevoerde dan is reeds daarom die verlaging het raadzaamst. Doch er is nog meer. Het tegenwoordige artikel 12 luidt in de 2e alinea: •doch voor godshuizengestichten of liefdadige instellingenkazernen en stedelijke gebouwen van negen en vijf en zeventig honderdste cent. Deze bepaling afkomstig uit de verordening van 14 Mei 1858, Gemeente blad ne. 2, bij elke prijswijziging trouw overgenomen, «enschen Commis sarissen te doen vervallen. Naar hunne zienswijze is er geen enkele reden om dezen verbruikers ver mindering toe te staananders dan die welke algemeen gedeeld wordt. Zij zijn verbruikers al3 ieder ander. f Gesteld echter eens men wilde deze uitzondering handhaven, welke 'gods huizengestichten of liefdadige instellingen" moeten dan ïiierin deelenP Zouden er in de geheele gemeente niet meer dan twaalf (het aantal dat nu tegen dezen prijs verbruikt) dergelijke inrichtingen gasveibruikers zijn? Welke maatstaf bestaat er voor onze gemeente om te bepalen welke van soortgelijke instellingen niet liefdadig zijn? Deze nu zijn de eenigen die bij de voorgestelde wijziging min of meer achteruit gaan, daar het verbruik van geen harermet uitzondering van een in geldswaarde 500,00 overtreft, deze achteruitgang bedraagt echter bij een gasprijs van 0.10 niet meer dan 2| pCt.naar de meening van Commissarissen geen reden om dit bedelet subsidie te handhaven, terwijl het bovendien zeer moeielijk zal zijn een prijs te bepalén in dezelfde ver houding als de tegenwoordige tot den algemeenen prijs staande, welke niet reeds tot de grens van den kostenden prijs nadert. Kazernen en stedelijke ge bouwen vallen door hun aanzienlijk verbruik respectivelijk in de restitutie van 15 en 10 pCt. Ten slotte geeft de hierbij gaande bijlage een ovei zicht van den vermoe- delijken invloed welke de verschillende prijzen zullen hebben op het bedrag der ontvangsten, waarbij als het meest waarschijnlijke is aangenomen dat, vergeleken met de raming van 1875 bij handhaving van den bestaanden prijs en conditiën de opbrengst van het particulier gasverbruik hetzelfde blijft; bij bepaling op ƒ0.11 en handhaving der 2e alinea het gasverbruik niet vermeerdert daarentegen de opbrengst in geldswaarde vermindertterwijl bij bepaling ad ƒ0.10 het gasverbruik met 10 pCt. wordt gerekend te Voor alle zekerheid werd verder daarbij de prijs der kolen gerekend 5 pCt. hooger dan dit jaar en de opbrengst der cokes als vermoedelijk lager, omdat bij te verwachten vermeerdering der gasproductie ad ƒ0.10 ook meer kolen zullen worden verwerkt, dus meer cokes aangeboden. Eindelijk oefent ten vierde ook nog de vermeerdering der te restitueeren gelden een geringen invloed uit. Geeft dus aanvankelijk de voorgestelde prijsverlaging met den bestaanden prijs een verschil van 16300.00 en met eene verlaging tot ƒ0.11 een verschil van ƒ15600.00, dan moet daarbij wel in acht genomen worden dat, even als bij de vorige verlagingen is geblekenhet bedrag der baten zeer spoedig weder het gewone cijfer zal overtreffen. Uit de dienaangaande ver melde cijfers blijkt toch dat reeds in 1872 de opbrengst van het particulier verbruik die van 1868, het jaar vóór de laatste prijsvermindering, met p.m. ƒ5900.00 overtrof. Veilig kan men thans aannemen dat die opbrengst reeds in 1878 zonder buitengewone omstandigheden aequivalent met 1874 zal zijn: Commissarissen blijft thans nog over de wijziging in de artt. 10 en 11 toe te lichtenwelke voortvloeitin verband met deze prijsverlaginguit de moeielijkbeden reeds bij uwe vorige beraadslaging en vaststelling dier artikelen als vermoedelijk te kennen gegeven. Zij wenschen het eigendomsrecht op de meters te beperken tot de meters van een meetvermogen boven 1400 kubiek decimeters en in verband daar mede de huur der kleinere meters te verlagen, om zoodoende de kleine verbruikers in stsat te stellen zonder veel nadeelde door de wet nood zakelijk geworden revisie hunner meters te kunnen dragen en latere moeie- lijkheden met de administratie te voorkomen. Commissarissen hebben gemeend zich tot die kleine meters te moeten bepalenomdat alsdan de huur wat lager kan gesteld wordenwaarbij de renten van het voor aankoop van meters te besteden kapitaal niet bovenmatig groot behoeft te zijn, terwijl het kapitaal zelf hoofdzakelijk afhangt van den aankoop van groote meters. Commissarissen voornoemd De Fkemerï. P. Du Ribu. J. I. Van Wensen. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Bijlage A. Expl" jH»r. Opbrengst particulier verbruik. Aantal meters in werking. 1868 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875 120,813.32 114,023.84 117,320.09 119,638.32^ 126,788.39 131,165.04 133,725.84^ 139,395.88 4 1494 1514 1490 1487 Bijlage B. Vermoedelijke verschillen in 1S76 te verkrijgen naar gelang van de prijzen per kubiek meter vergeleken met die van 1875. Namen. ƒ0.1225 met behoud der 2® al. met behoud der 2" al. ƒ0.10 met opheffing der 2' al. Verschil opbrengst gas. Aankoop grondstoffen Opbrengst cokes Korting Totaal Nihil. 3300.00 Nihil. Nihil. ƒ12500.00 3300.00 Nihil. 200.00 15600.00 ƒ10000.00 4700.00 1600.00 100.00 16300.00 N°. 355. Leiden, 14 October 1875. De pachter van de opbrengst der bruggelden aan het Leiderdorpsche hek heeft ons eene tegemoetkoming van ƒ100 verzocht en zulks ten gevolge van bij hem geleden schade door de vernieuwing der brug veroorzaakt. Met de Commissie van Fabricage, wier rapport hierbij wordt overgelegd, zijn wij van gevoelen, dat er in deze alleszins termen bestaan om hem eene schadevergoeding te verleenen. Wij hebben mitsdien de eer u te raden daartoe over te gaan en het be drag dier tegemoetkoming op 75 te bepalen. Tevens bieden wij hierbij ter vaststelling aan een staat van af- en over schrijving op de begrooting voor het loopend jaar, strekkende om ten voor schreven einde Hoofdstuk II, art. 4, volgn. 81Onderhoud van bruggen en overzetveren, te verhoogen met 75, te vinden door afschrijving van dat bedrag van Hoofdstuk XI, volgn. 166, Onvoorziene uitgaven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan de Edel-Achtbare Heeren Burgemeester, Wethouders en Leden van den Raad der Gemeente Leiden Geeft met verschuldigden eerbied te kennen II. A. Van Ingen Scbenau, pachter van de brug te Leiderdorp dat hij adressant door de verbouwing der brug op de inning zijner tolgelden een tekort van ruim honderd gulden heeft verkregen, behalve de schade welke zijne zaken als koffiehuishouder heeft ondergaan. De adressant veimeent vrijheid te hebben Uw Edel-Aehtb. nederig te verzoeken hem hierin te gemoet te willen komen, daar de schade door den adressant geleden door geen toeval maar door werkzaamheden, van hem on afhankelijk, is geschied; hij vleit zich dan ook dat Uw Edel-Acbtb. hierop welwillend mogen beschikken. Hopende alzoo op eene gunstige dispositie. Hetwelk doende Leiderdorp, 13 Augustus 1875. H. A. v. I. Schenau. Leiden, 22 September 1875. Tengevolge van de onlangs plaats gevonden geheele vernieuwing van de brug aan het Leiderdorpsche hek, is de doorvaart vrij en de passage over de brug gestremd geweest. Slechts voor personen bestond gelegenheiddoor middel van eene schouw, om tegen betaling van een halve cent per hoofd over het water gezet te worden. De pachter der bruggelden, H. A. Van Ingen Schenau, heeft daardoor op zijne inkomsten schade geleden, welke hij op ruim ƒ100 heeft geraamd, en waarvoor hij, bij zijn in onze handen gesteld verzoekschrift, eene tege moetkoming vraagt. Het pachtcontract bevat geen bepaling welke recht zon geven op het eischen van vergoeding; doch naar onze opvatting brengt de billijkheid mede, gelet op den langen duur der stremming, om termen te vinden tot het toestaan eener tegemoetkoming. Overwegende, dat de stremming zes weken, d.i. nagenoeg een achtste gedeelte van het jaar heeft geduurd, alsmede, dat de jaarlijkschepachtschat bedraagt 999 waarvan dient afgetrokken de huurwaarde der in de pacht begrepen woning, waarvoor wij ƒ400 'sjaars meenen te mogen stellen, vinden wij uit dien hoofde geen bezwaar, om voor eene tegemoetkoming tot een bedrag van 75 te adviseeren. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. VERBETERING. In de missive van den Inspecteur van het middelbaar onderwijsopgeno men onder n°. 251 der Ingekomen Stukken, staat op regel 34 van boven het woord 'lieden"; dit moet zijn: leeraren. To Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 2