aan deze vergadering wordt gedaan. Intusschen heb ik met genoegen uit het rapport der Commissie van Financiën geziendat zij dan alleen zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan vereenigenwanneer er werkelijk noodzakelijkheid bestaat dat het pieerendeel der boomen worde gerooid. Ook alleen in dit geval zal ik, hoe ongaarne overigens ook, mijne stem aan de voordracht kunnen geven, en het zal mij daarom aan genaam zijn van de Commissie van Fabricage te vernemen of die noodzake lijkheid in casu werkelijk bestaat. Ik beschouw de boomen van het Eapenburg als een sieraad dezer stad en het zoude mij leed doen wanneer de rooing daarvan geschiedde zonder noodzakelijkheid. Mijne uit te brengen stem zal derhalve afhankelijk zijn van het antwoord, dat ik op de door mij gedane vraag zal ontvangen. De heer Seelig. Ik kan den heer Verster de verzekering geven dat er zeer vele boomen op het Eapenburg zijn, die noodzakelijk gerooid en door andere vervangen moeten worden. Eene andere quaestie is, of het niet beter zoude zijn om in eens de boomen op het geheele Eapenburg te rooien en door nieuwe te vervangen, ten einde een regelmatig plantsoen te verkrijgen. Tusschen die twee zaken, geheele of gedeeltelijke vernieuwing, heeft men moeten kiezenen de voordracht van Burgemeester en Wethouders strekt tot gedeeltelijke vernieuwingte beginnen met de boomen tusschen de Nieuw- steeg en de Klok9teeg aan de eene, en van de Koepoortsgracht tot aan de Nonnensteeg aan de andere zijde van het Eapenburg. En daarop die ge deelten, bestaat wel degelijk de noodzakelijkheid tot rooiing van vele boomen. De heer Dercksen. Ik ben het eens met den heer Verster, dat niet ter wille van een misstand tot dat rooien moet worden overgegaanook indien zelfs minder kleine boomen dan gewoonlijk gezet worden in plaats van de groote. Ik zou de laatste niet gaarne weg hebben. Bovendien heb ik het wel, dan zal door die rooiing en nieuwe beplanting eene bestra ting moeten plaats hebben van de Nieuwsteeg tot aan de Kloksteeg en van de Koepoortsgracht tot aan de Kolfmakerssteeg. Zoo jadan moet ik doen opmerkendat nog onlangs eene zoodanige bestrating heeft plaats gehad aan de zijde van den Vliet, welke dan zal blijken nutteloos geweest te zijn. De heer Seelig. Aan de zijde van de academie heeft geen nieuwe be strating plaats gehadwèl verder op tusschen de Kaiserstraat en den Vliet. De heer Dercksen. Is het dan niet vreemd, dat door het planten van nieuwe boomen aan die zijde toch weer tot eene nieuwe bestrating zal wor den overgegaan? Dè heer Seelig. Ér heeft hoofdzakelijk eene herbestrating van het keien gedeelte plaats gehad, terwijl de boomen staan op het klinkergedeelte. Het rooien der oude en de plaatsing van nieuwe jonge boomen zal dus niet be hoeven te leiden tot geheele herbestrating en tot het doen van dubbel werk. De heer Dercksen. Ik moet nog vragen, of dan de boomwortels zich niet verder uitstrekken dan tot de klinkerstraat.' De heer Seelig. De wortels strekken zich tot zelfs onder de stoepen der huizen uit. Dat kan men zoo precies niet zeggen tot hoe ver zij zich wel uitstrekken. Men zal ze slechts daar waar het strikt noodig blijkt uit graven, en overigens zich er niet mede bemoeien. De heer Dercksen. Zou het dan, op grond dat die wortels zoo ver strekken, niet ongeraden zijn tot de beplanting over te gaan? De heer Van Wensen. De bedoelde ophooging van de keienstraat stond hoofdzakelijk in verband met de demping van de Cellebroêrsgracht. Toen moest de straat wel opgebroken worden. De heer Dercksen. Ik zou bepaald willen voorstellen de voordracht nog aan te houden, totdat de zaak nader en beter zal zijn onderzocht. De Voorzitter. Ik geloof, dat de wortels der boomen, die trouwens tot onder de huizen loopen onaangeroerd kunnen blijven. Overigens wensch ik de heeren te doen opmerken, dat eene vernieuwing m. i. onvermijdelijk wordt. Vele boomen zouden moeten worden gerooid en door jeugdig plant soen worden vervangen en dat zou zeker niet strekken tot sieraad van de stad. Daarom is het wenschelijk met de zaak niet langer te wachten. Zoodoende alleen kan het Eapenburg een sieraad van Leiden blijven. De heer Dercksen: Ik heb het voorstel alleen gedaan onder de reserve, dat de Commissie van Fabricage mijne bedenking niet ongegrond mocht vinden. Is mijne bedenking nu werkelijk ongegrond, dan zal ik hierover niet verder uitweiden. Maar ik vrees dat er weer prachtige boomen zullen worden weggenomenzonder dat de nieuwe licht een zoodanigen wasdom verkrijgen. Althans het gebeurde op den Apothekersdijk is voor mij een afschrikwekkend voorbeeld, dat ik dagelijks voor oogen heb. Ook daar strekken de schriele boompjes tot eene zeer magere vergoeding voor do breedgetakte schaduwrijke boomenwelke er gerooid zijn. De Voorzitter. De heeren zullen gezien hebbendat het voornemen bestaat boomen te planten zooals op de Hooigracht: die hebben alle goed gevat en versieren die straat zeer. De heer Van Iterson. Ik zal mij vereenigen met de voordracht, zooals zij door Burgemeester en Wethouders gedaan isom een gedeelte der boo men te rooien en door andere te vervangen. Maar ik wensch te verklaren dat ik mij daardoor niet gebonden acht om een eventueel later voorstel tot verdere rooiing der boomen op het Eapenburg goed te keuren. Op het deel dat men thans wil onderhanden nemen zijn de boomen veel slechter dan op het overblijvende stuk. Zou het echter niet raadzaam zijn, mijnheer de Voorzitter, thans ook de beplanting in de Kaiserstraat in orde te brengen? De boomen staan daar zeer onregelmatig en dicht bij de huizenzij zijn van verschillende grootte en soort. Gedeeltelijk zijn zij wellicht nog bij eene nieuwe beplanting te gebruiken. De Voorzitter. Ik heb de vraag gedaan, maar daarop geen positief antwoord kunnen krijgenin hoever die boomen zouden zijn te verplanten. De Kaiserstraat in den tegenwoordigen toestand te laten ligt niet in onze bedoeling. De heer Van Iterson. Hebben wij dan nog een bepaald voorstel omtrent de Kaiserstraat te wachten vóór dat het plan op het Eapenburg tot uitvoe ring komt? Ik zou dat gaarne zien. Het geldt toch twee straten, die ge deeltelijk in dezelfde richting loopen. Daarom ware het, dunkt mij, goed ze op gelijke wijze te beplanten. De Voorzitter. De vraag is, in hoever dat wenschelijk is. Het voor nemen der Commissie van Fabricage is op het Eapenburg de boomen dich ter bij elkander te plaatsen dan thans, en om later, als zij zekeren wasdom hebben gekregen, om den anderen een weg te nemen. Men zal dan een gewenschten toestand verkregen hebben. Ik geloof overigens, dat zeer goed de beide plantsoenen van elkander afgescheiden kunnen blijven. De heer Van Wensen. Wij hebben dat punt ook ter sprake gebracht, maar gemeenddat het beter was nog te wachtenomdat men ook het oog dient te hebben op de verzakking van den grond. De Voorzitter. Het plan is toch om de boomen te verzetten. De heer Van Wensen. Dit [zou nog al gevaarlijk zijn, daar zij reeds oud genoeg zijn. De heer Van Iterson. Ik stel voor de zaak aan te houdentotdat eer lang ook een plan omtrent de Kaiserstraat zal zijn aangeboden. Het voorstel van den heer Van Itersontot aanhouding dezer zaak, wordt voldoende ondersteund. De Voorzitter. Ik moet alleen doen opmerken, dat men dan in dit jaar niet tot het rooien en beplanten zal kunnen overgaan. Do heer Van Iterson. Zou dan niet nog in dit jaar zoodanig voorstel kunnen worden gedaan? De heer Seelig. Ik zou er nog al bezwaar in vindenom een zoo groot aantal boomen van den gewenschten leeftijd spoedig te verkrijgen, als voor de hernieuwing èn van het Eapenburg èn van de Kaiserstraat zoude noo dig zijn. De heer Van Iterson. Mijn voorstel bedoelt slechts om direct, zoowel met betrekking tot de Kaiserstraat als tot het Eapenburg, gelijktijdig plan nen in te dienen. De heer Seelig. Ik zie bepaald bezwaar in een uitstel der zaak. Als wij 'nu in ieder geval konden beginnen met te beslissen op de gedane voor dracht, dan zoude een voorstel voor de Kaiserstraat dadelijk kunnen vol gen, zonder vertraging in het werk te veroorzaken; en, zoo als terecht door u is opgemerkt, mijnheer de Voorzitter, het wordt tijd om te begin nen met het rooien der oude en het planten der jonge boomen. Dan kan, terwijl dat werk aan den gang is, eene voordracht worden verwacht en afgedaan. Het voorstel van den heer Van Iterson, tot aanhouding der zaak, wordt hierop in hoofdelijke omvrage gebracht en verworpen met 12 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heeren Goudsmit, Verster, Du Eicu, Dercksen, Dries- sen Van Iterson en Suringar. De voordracht wordt aangenomen met 16 tegen 3 stemmen. Tegen stemdende heeren GoudsmitDercksen en Suringar. VII. Verzoek van J. H. Zitman, om continuatie van de levering van boeken enz. ten behoeve van de scholen. (Zie Handd. 32, n°. 211.) De heer Goudsmit. Het zal weinig bateniks heb de poging meer malen vergeefs beproefd, toch zal ik mij wederom tegen dit voorstel ver zetten. Bedrieg ik mij niet, zoo wordt reeds gedurende 9 jaren dit privilegie voor de levering van boeken aan Zitman toegekenden toch geldt het hier een bedrag van eenige honderden guldenswaar men mede leeft in tegen stelling van de bestaande gewoonte, om zoo veel mogelijk de leverantiën aan te besteden. Dat vind ik Doch in het belang van de gemeentekas, noch billijk. Bij alle leverantiën behoort zooveel mogelijk concurrentie te bestaan, en bij gelijke verplichtingen der burgers, moeten ook hunne rechten gelijk staan. Men zal wellicht antwoordendat men bij Zitman beter terecht komt dan eldersmaar dat kan m. i. eerst a posteriori blijkenen bij genoeg zame concurrentie zou wel eens kunnen blijken, dat men bij een ander goedkooper en beter terecht komt. Ik zal mij dus verzetten tegen een on gerechtvaardigd privilegieaan één persoon reeds zoovele jaren toegekend. De heer Van Hettinga Tromp. Vergis ik mij niet, dan heeft Zitman immers indertijd de levering bij aanbesteding verkregen? Primitief dus wel degelijk tengevolge vaD mededinging, maar met tijdsbepaling voor enkele jaren. De heer Goudsmit. De eenige onbillijkheid is juist gelegen in de ver lenging. Ik moet bekennendat ik mij niet weet te herinneren dat voor de levering der boeken eene aanbesteding heeft plaats gegrepenmaar wel weet ik, dat er eenige jaren verloopeu zijn sedert de eerste aanbesteding; hiervan ben ik zeker. De Voorzitter. Ik wensch alleen dit op te merken, dat de hoofd onderwijzers en hoofdonderwijzeressen hier ter stede zeer tevreden zijn over de wijze van levering der boekenzoodat zij allen het verzoek van Zitman steunen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarmede de Commissie van Fiuanciën zich vereenigt, om op nieuw voor den tijd van drie jaren, ingaande'1 Januari e. k.de levering van schoolbehoeften aan den adressant te gunnen, wordt aangenomen met 14 tegen B stemmen. Tegen stemden: de heeren Goudsmit, Van der Lith, Juta, Suringar en Van der Zweep. VIII. Verzoek van J. van Koolbergen te Amsterdam, betrekkelijk de oprichting van een abattoir. (Zie Handd. 32, n®. 213.) De Voorzitter. De strekking van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, .waarmede de Commissie voor Fabricage zich vereenigt, is omin afwachting van het dienaangaande in te stellen onderzoekde be handeling van het in het adres bedoeld onderwerp aan te houden en daar van adressant in kennis te stellen. Met algemeene stemmen en zonder beraadslaging wordt dat voorstel aan genomen. IX. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke waarneming der vaceerende be trekkingen aan het Gymnasium. (Zie Handd. 33n°. 214.) t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 2