De adressant legt bij zijn verzoek over verklaringen van de hoofdonder
wijzers en hoofdonderwijzeressen hier ter stede, waarin zonder onderscheid
de meest gunstige getuigenissen worden afgelegd aangaande de wijze waarop
hij zijne functien als leverancier van schoolboeken steeds uitoefent. Ook
ons college schroomt niet eene verklaring in denzelfden geest af te leggen,
weshalve wij alleszins termen vinden u, evenals in het jaar 1872,° toen
laatstelijk de onderhandsche aanbesteding is gecontinueerd, in overweging te
geven het verzoek in te willigen en mitsdien de levering van schoolboeken
enz., andermaal voor den tfjd van drie jaren, aanvangende 1 Januari 1876
en eindigende uit. December 1878, aan den adressant op te dragen onder
de bestaande voorwaarden.
Een afschrift der voorwaarden waarop de aanbesteding heeft plaats gehad
wordt hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jan Hermanus Zitmanboek-
verkooper en winkelier in schrijfbehoeftenwonende te Leiden.
Dat hij voor de jaren 1878, 1874 en 1875 is aannemer van alle boeken
kaarten, modellen voor tapisserie of handwerken en dergelijke, ten dienste
der openbare gemeentescholen in deze gemeente, bij de aanbesteding vermeld
onder letter A. Dat hij getracht heeft aan het door UEd. A. in hem ge
stelde vertrouwen door eene soliede bediening te beantwoorden, en tot dat
einde geene moeite noch kosten heeft gespaard. Dat zijne zaak bepaald
■voor den schoolboekhandel is ingericht, en dat hij om aan de bestellingen
met den meesten spoed te kunnen voldoensteeds eene ruime sortering van
de door de schoolcommissie goedgekeurde boeken voorhanden heeft.
Dat hij de vrijheid neemt hiernevens over te leggen negen attestenafge
geven door de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen der openbare
gemeentescholen alhier.
Kedenen, waarom hij onder dankbetuiging voor het sedert den jare 1862
door den gemeenteraad in hem gestelde vertrouwen de vrijheid neemt zich
tot UEd. A. te wenden, met beleefd verzoek, dat het UEd. A. moge be
hagen hem de tot dusverre toegestane leverantie der boekenkaartenenz.
bij de aanbesteding onder letter A vermeldop dezelfde voorwaarden ook
voor de drie volgènde jaren 1876, 1877 en 1878 te vergunnen.
't Welk doende, enz.
Leiden, 4 September 1875. J. H. Zitman.
Leiden 11 September 1875.
De Commissie van Financien heeft geene bedenkingen tegen bet voorstel
van Burgemeester en Wethouders om op nieuw voor den tijd van drie jaren
ingaande 1 Januari e. k., de levering van schoolbehoeften te gunnen aan
den heer J. H. Zitman en heeft mitsdien de eer uwe vergadering tot aan
neming van dat voorstel te adviseeren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N*. 213. Leiden, 9 September 1875.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens ter kennisneming over
te leggen een schrijven van den heer districts-sehoolopziener, betrekking heb
bende tot eene eventueele afschaffing van de percentsgewijze belooning der
hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden 4 Augustus 1875.
De hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen van de scholen, waar
schoolgeld wordt geheven, genieten boven hunne vaste jaarwedden een ver
anderlijk inkomen bestaande in 5°/0 van de opbrengst der schoolgelden.
Nu de scholen eenmaal het normale getal leerlingen hebben, is dit inko
men bijna standvastig geworden en onderscheidt zich alleen van de vaste
wedde daardoor, dat hiervan geen pensioensbijdrage geheven wordt en deze
som later bij de berekening van het pensioen niet mede wordt geteld. Het
spreekt van zelf, dat de betrokken personen gaarne zouden zien, dat dit
inkomen bij de vaste wedde gevoegd werd, met intrekking van de percenten.
Ik heb hierover reeds met een enkel woord gesproken in mijne missive aan
u van 12 September 1874, en heb thans de eer u in overweging te geven
deze wijziging aan den gemeenteraad voor te stellen.
Het belang dat de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen bij den
maatregel hebben, is reeds door mij genoemd. De vraag is, of daartegen
over nadeelen staan, die de bestendiging van den tegenwoordigen toestand
wenschelijk maken. De invoering van veranderlijk inkomen geschiedde hier
en elders alleen met dit doeldat de hoofdonderwijzer een rechtstreeksch
belang zou hebben bij het aantal zijner leerlingen en dus bij den goeden
naam zijner school. Ik geloof niet, dat iemand die de tegenwoordige in
richting onzer gemeentescholen kent, dezen prikkel nog noodzakelijk of
althans nuttig zal vinden. Het is voldoende te doen opmerkendat men
aan de hoofdonderwijzers, die geen veranderlijk inkomen hebben, dezelfde
eischen stelt als aan de overige. Van de verhooging der pensioenen komt
slechts A voor rekening der gemeente, en deze geringe opofiering zal, hoop
ikin de meening van den Gemeenterand niet opwegen tegen het belang
der betrokken ambtenarenmet welke men ingenomen is. Het is niet
overbodig daarbij in herinnering te brengen, dat de hoofdonderwijzer en de
hoofdonderwijzeres der scholen 1ste klasse, voor welke deze wijziging van
t meeste gewicht is, niet gedeeld hebben in de verhoöging, die in 't vorige
jaar op de wedde van al de overigen is toegepast.
Ik neem de vrijheid hieraan toe te voegen een voorstel van regeling der
jaarwedden waaraan tot grondslag gelegd is de begrooting van veranderlijke
belooning in 1 875 J
De twee hoofdonderiv. der scholen voor onvermog., elk 1400
minverm., 1450 (f 1400 50)
hoofdonderwijzer school 2e kl. voorb. onderw. 1550 1400 4- 150)
hoofdonderwijzeres voor meisjes 1650 1600-f 150)
hoofdonderwijzer jongens - 1850 (/r 1700 150)
hoofdonderwijzeres le meisjes 2050 1500-f 550)
hoofdonderwijzer jongens 2200 C 1700 500)
Be Schoolopziener in het 3e district'van Zuid-Holland
i Aan Heeren Burgemeester en M. J. De Goeje.
Wethouders van Leiden.
to®. Leiden, 9 September 1875.
j "ebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen het
adres van J. Van Koolbergen te Amsterdam betrekkelijk de oprichting van
een abattoir, met een daaromtrent door de Commissie van Fabricage uitge
bracht rapport. De Commissie is van oordeel dat, alvorens de oprichting
van "een abattoir in behandeling kan worden genomen, moet zijn beslist
omtrent de toepassing op deze gemeente van art. 4 der wet van 2 Juni
1875 (Stbl. n°. 95), waarbij o. m. is bepaald dat de gemeenteraad in het
belang der openbare orde, veiligheid of gezondheid, eene bepaalde plaats of
gedeelte der gemeente bij plaatselijke verordening kan aanwijzen voor het
oprichten hebben of gebruiken van eene der in art. 2 genoemde inrichtingen
met verbod om elders in de gemeente het bedrijf of de bedrijven uit te
oefenenwaartoe de oprichting of het gebruik van die inrichting vereischt
wordt. Zoodanige plaatselijke verordeningen gelden voor een bepaalden daarin
genoemden tijd, die 20 jaren niet mag te boven gaan, doch kunnen voor
dat die tijd is afgeloopentelkens worden hernieuwd.
Wij zijn met de Commissie van oordeel dat de vaststelling van eene
verordening als bovenbedoeld in vele opzichten wenschelijk zoude wezen,
terwijl alvorens daartoe kan worden overgegaan een voor dit doel geschikt
terrein behoort te worden aangewezen.
Wij stellen u mitsdien voor omin afwachting van de resultaten van het
dienaangaande in te stellen onderzoekde behandeling van het in het adres
bedoeld onderwerp aan te houden en daarvan adressant in kennis te stellen.
In verband overigens met het in het slot van het adres aangevoerde, voegen
wij hierbij eene opgave van het gedurende de drie laatste jaren in deze
gemeente veraccijnsd slachtvee.
1872.
Runderen 1796 stuks ter waarde van f 290.588. Accijns f 29078.80.
Kalveren 1267 45.557. 4555.70.
1873.
Runderen 1630 stuks ter waarde van f 300.633. Accijns f 30063.30.
Kalveren 1202 49.722. u 4972.20.
1874.
Runderen 1900 stuks ter waarde van f 327.944. Accijns f 32794.40.
Kalveren 1336 49.662. 4966.20.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeénteraad der stad Leiden.
Wel Ed. Achtbare Heeren!
De ondergeteekendeontwerper tot stichting van (abattoirs) openbare
slachthuizen, op wiens voorstellen Zijn Excellentie, de minister van binnen-
landsche zaken, besloot, een wetsontwerp in te dienen tot intrekking van
het kon. besluit van 31 Jan. 1824, en door dat beletsel, door de aanne
ming der 1ste en 2de kamer der staten-generaal is weggenomen, zoo stel
ik voor, in uwe gemeente een abattoir te bouwen op de volgende voor
waarden als
1. de stad staat den benoodigden grond aan de maatschappij voor 68
jaren af;
2. de maatschappij bouwt, als ze uitgenoodigd wordt, op naam van die
stad, welke eigenaar wordt, ofschoon de maatschappij den bouw betaalt,
welke plaats hëeft in overleg met den stads-architect;
3. de stad benoemt, desverkiezende in overleg met de maatschappij, de
beambten
4. de tarieven worden genomen, ongeveer doch niet hooger, als bij het
abattoir te Brussel, dat reeds 25 jaren bestaat;
5. een voorloopige commissie, bestaande uit vijf van de voornaamste of
invloedrijkste ingezetenen der stad, om zich te verstaan de obligatien te
plaatsen tot een bedrag als noodig is tot de bouwinriohting rentende 5 pCt.
met jaarlijksche uitloting a pari, met actiën de jouissance, voor de uitgeloten
aandeelenwaardoor die actiën in de plaats treden van de uitgeloten aan-
deelentot en met het 68ste jaar, als wanneer alles stads-eigendom wordt;
6. de 15 ton gouds, welke benoodigd kan zijn, tot de oprichting van
12 abattoirs in de 12 grootste steden van Nederland, nemen aan te plaatsen
de heeren Schermbeek en Van Hall te Utrecht mits zich in iedere stad
een commissie vormt, en in overleg met de stads regeering ons uitnoodigt,
zijn wij bereid zoo spoedig mogelijk uwe stad in het bezit van een abattoir
te stellen
7. eene verordening van de stedelijke regeering, dat, als de abattoir
gereed is, er geen enkel stuk vee geslacht mag worden dan daar.en veedat
van buiten ingevoerd wordt ook daar te keuren, in het belang der goede
trouw en volksgezondheid
8°. om tot de wetenschap te komen, in het belang der obligatiehouders,
heeft men maar op te nemen, hoeveel slachtvee er in de laatste 3 jaren
veraccijnsd is, en men multipliceertdan komt men tot een eindcijfer. Accijns
van vee wordt bij raming genomende 15 a 20 pCt. die de accijns ont
duiktkan er bij gerekend worden, daar smokkelen een onmogelijkheid
wordt, zoo ook om voor goed geld, slecht vleesch te verkoopen.
Mijne Heeren! Adressant stelt zich beschikbaar, en is bereid, alle inlich
tingen te geven die mijne jaren lange studie over die zaak mij geleerd heeft.
Van de steden Amsterdam en Rotterdam heb ik opgaven van veraccijnsd
vee, waar ik mijne berekeningen naar gemaakt heb.
Met de meeste hoogachting,
Uw Dw, Dienaar,
Amsterdam, 11 Augustus 1875. J. Van Koolbergen.
Leiden, 25 Augustus 1875.
Onder wederaanbieding van het in onze handen gesteld verzoekschrift dd.
11 dezer van J. Van Koolbergen te Amsterdam, de strekking hebbende
om in onze gemeente een openbaar slachthuis op te richtenhebben wij de
eer te dienen, dat wij verzoeken van dien aard vooralsnog niet vatbaar
achten voor behandeling, zoolang de gemeenteraad niet zal beslist hebben,
omtrent de toepassing op onze gemeente van het bepaalde bij art. 4, in
verband met punt 10 van artikel 2 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad N°. 95).
Die toepassing alleszins wenschelijk achtende, en, in het geval dat de
gemeenteraad er eveneens over oordeeltons zullende beijveren tot aanwijzing
van de daarvoor te bestemmen plaats of plaatsenvermeenen wij echter bij
voorbaatmet het oog op de aanvraag in het request voor den tijd van
68 jaren, te moeten aanteekenen dat eene plaatselijke verordening als hier
bedoeldvolgens de wet slechts gelden kan voor een tijdsverloopdien van
20 jaren niet te boven gaande.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, onz
en Wethouders.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.