INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N 202. Leiden, 30 Augustus 1875. Ier voldoening aan art. 203 der gemeentewet hebben wij de eer aan uwe vergadering aan te bieden de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven voor 1876 met daarbij behoorende memorie van toelichting, welke stukken worden gedrukt en aan de leden toegezonden. De begrooting bedraagt in ontvangst en uitgaaf 489237.52®, terwijl de plaatselijke directe belasting daarbij is geraamd op 101000. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 303. Leiden, 27 Augnstus 1875. In de raadsvergadering van 25 Februari jl. werd eene ingediende voor dracht tot het doen rooien van enkele boomen op het Rapenburg tot het najaar aangehouden, in verband met een plan om die gracht geheel of ge deeltelijk van nieuw plantsoen te voorzien. Wij vermeenen dat thans met de vernieuwing van het plantsoen op het Rapenburg, tot dusverre steeds op grond van verschillende^ omstandigheden uitgesteldeen aanvang zal moeten worden gemaakt, ten einde daarmede successievelijk voort te gaan. Wij zouden thans wenschen over te gaan tot het doen rooien van de boomen tusschen de Nieuwsteeg en de Kloksteeg aan de eene zijde van het Rapenburg en van de Koepoortsgracht tot aan de Nonnensteeg aan de an dere zijdeen tot het inplanten van nieuwe boomen ten getale van onge veer 60 van dezelfde grootte als indertijd op de Hooigracht zijn geplaatst, waardoor de vernieuwing zal kunnen geschieden zonder het uiterlijk aanzien dier gracht te zeer te benadeelèn. De kosten daaraan verbonden worden geraamd op ƒ500, terwijl gelijk bedrag in ontvangst kan worden gebracht wegens opbrengst van den verkoop der te rooien boomen. Wij geven uwe vergadering alzoo in overweging om overeenkomstig deze voordracht te besluiten en tevens den hierbij overgelegden suppletoiren staat van begrooting, dienst 1875, vast te stellen strekkende tot verhooging dier begrooting met ƒ500 in ontvangst van Hoofdstuk V, art. 1 Opbrengst van den verkoop van gemeente-eigendommen, van boomen enz. en in uitgaaf van Hoofdstuk IIart. 1Onderhoud van straten en pleinen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N«. 304. Leiden, 27 Augustus 1875. len gevolge van de talrijke vacatures aan de openbare lagere scholen zal de op de begrooting voor dit jaar uitgetrokken som van ƒ400 niet vol doende wezen ter bestrijding van de kosten wegens het plaatsen van adver- tentienhet houden van examina, vergoeding van reiskosten enz.terwijl alsnog een bedrag van ongeveer ƒ250 zal noodig wezen, ten einde in de behoeften van het loopend dienstjaar te voorzien. Wij veroorloven ons alzoo de vrijheid uwe vergadering de benoodigde gelden aan te vragen, onder overlegging ter vaststelling van een staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1875, strekkende tot verhooging van Hoofdstuk VII, art. 14, Kosten van advertentiën enz. met ƒ250, te vin den door afschrijving van den post Onvoorziene Uitgaven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Deiden, 4 September 1875. De Commissie van Financiën heeft de eer uwe vergadering mede te dee- len dat zij zich vereenigt met de voordracht van Burgemeester en Wethou dersom op de begrooting voor 1875 den post Hoofdstuk VII, art. 14 «Kosten van advertentiën enz.» met f 250.— te verhoogen door afschrij ving van den post voor onvoorziene uitgaven. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 305. Leiden, 20 Augustus 1875.- Wij hebben de eer u hiernevens over te leggen een staat vermeldende de namen van eenige belastingschuldigendie de gemeente hebben verlaten vóór de uitreiking der betrekkelijke aanslagbiljettenna zich van de bevolkings registers te hebben doen afschrijven of welke overleden zijn, met voorstel om den aanslag iu de plaatselijke directe belasting te verminderen met de sommen in kolom 11 van dien staat vermeld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 25 Augustus 1875. De Commissie van Financiën, in wier handen werd gesteld het voorstel van Burgemeester en Wethouders om ter zake van vertrek uit de gemeente of overlijden afschrijving van plaatselijke directe belasting te verleenen, heeft de eer uwe vergadering mede te deelendat zij zich daarmede kan vereenigen weshalve zij u in overweging geeft ten aanzien van de 145 per sonen vermeld op de overgelegde lijst afschrijving te verleenen en wel voor de sommen voorkomende in kolom 11 dier lijst tot een gezamenlijk bedraff van ƒ2472.03. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. 1875. N#- SOe- Leiden, 26 Augustus 1875. Gelijk reeds aan uwe vergadering is medegedeeld heeft de schipper op Utrecht, H. Nijkarap, zich andermaal tot den gemeenteraad gewend, met het verzoek om ontheffing of zoo daartegen bezwaar mocht bestaan om ver laging van het zoogenaamd padgeld en zulks thans in verband met de afwij zende beschikking der regeering op het door de drie betrokken gemeente besturen ingediend verzoekdat het onderhoud van het Utrechtsche jaagpad ten laste van het Kijk worde gebracht. Over eene eventuëele verlaging van het padgeld, waarvoor ook onzes inziens wel termen schijnen te bestaan, zijn wij in overleg getreden met onze ambtgenooten in Utrecht en Woerden en wij vleijen ons eerlang een rapport te dezer zake aan uwe vergadering te kunnen indienen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N SOÏ. Leiden, 30 Augustus 1875. Ten aanzien van het verzoek van M. Van den Dop, om continuatie van de huur van het zoogenaamde Galgeveld kunnen wij ons vereenigen met het hierbij overgelegd advies van de Commissie van Fabricage, zoodat wij uwe vergadering in overweging geven om op het verzoek afwijzend te beschikken. Wij stellen u tevens voor ons college té machtigen om tot de openbare verhuring van voorschreven perceel over te gaan en zulks voor den tijd van 5 jaren en 3 maanden, aanvangende 1 October e. k. en eindigende uit. December 1880. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Edelen Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Matthijs Van den Dop, warmoezier, wonende in de DoelensteegWijk I, N°. 4 te Leiden. Dat hij zich tot den Edelen Raad wendt met het eerbiedig verzoek om het land gelegen buiten de Morschpoort op nieuw voor vijf jaren in pacht te mogen hebbenom reden dat. toen sollicitant voor acht jaren geleden het kreegdat land niets geene waarde haden nu heeft hij het op eene hoogte gebracht dat er ten minsten genomen eene kleine winst van komen kan. Verzoekende beleefdelijk dat land te mogen behouden, zonder dat het in pacht gesteld wordt voor die zelfde som als waarvoor het hem destijds is gegund geworden. Hopende dat het den Edelen Raad behagen moge gunstig over sollicitant te willen beschikken. 't Welk doende, M. v. d. Dop. Leiden, den 25 Augustus 1875. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van M. Van den Dop te berichten, dat bij onderhandsch contract van 21 Juli 1870 aan hem is verhuurd, voor den tijd van vijfjaren, het stukje lands ge^ naamd het Galgeveld, buiten de Morschpoort, onder de gemeente Oegst- geest, voor een huurprijs van 24 'sjaars, in verhouding tot de huurwaarde van dien tijd en den toestand van het perceel, maar ook in aanmerking genomen de kosten die daaraan moesten besteed worden tot verbetering van dien toestand, dat nu die huur met den laatsten September van dit jaar eindigtde reden waarom zij voor dien prijs werd verhuurdniet meer be staat en dat derhalve daarvoor een hooger huur in billijkheid kan worden verwacht. Op die gronden moet de Commissie adviseeren dat zijn verzoek tot het aangaan van een nieuwe huur, op dezelfde voorwaardenwordt afgewezen en tot eene openbare verhuring wordt overgegaan. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. Leiden, 4 September 1875. De Commissie van Financiën zich vereenigende met de daartoe strekkende voordracht van Burgemeester en Wethouders, heeft de eer uwe vergadering in overweging te geven dat College te machtigen tot openbare verhuring voor den tijd van 5 jaren en 3 maanden van het zoogenaamde Galgeveld. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N 2°8- Leiden, 30 Augustus 1875. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de door de Commissie tot liet ontwerpen van en herzien der plaatselijke verordeningen regelende de huishouding der gemeente aan ons college ingezonden ontwerp-verordening, regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrek kenopgenomen oiider n°. 164 der Handelingen van den Gemeenteraad van dit jaar. Alvorens dit ontwerp met de daartegen ingediende bezwaarschriften van de agenten van politie en van I. J. Mulder beambte bij de bank van leening, (zie nos. 173 en 179 der Handelingen) aan de beraadslaging van uwe vergadering wordt enderworpen, vermeenen wij eene enkele opmerkin» daaromtrent te moeten mededeelen. Blijkens art. 8 wordt door de Commissie voorgesteld een pensioenfonds op te richten, afzonderlijk op de begrooting te verantwoordenbestaande uit de bijdragen door de gemeenteambtenaren en bedienden te verstrekken welke bijdragen door het Dagelijksch Bestuur op de door hem vast te stellen wijze worden geindterwijl de daaruit voortspruitende kapitalen worden be legd, hetzij door plaatsing op het Grootboek, hetzij door rentegevende Neder- landsche fondsen. 33

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1