Aan den Gemeenteraad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigen eerbied te kennen II. M. Beutk en Zoonfabri
kanten ia het zuiveren van bedden enz.dat zij noodig hebben voor hunne
machine eene waterleiding van af het Rapenburg naar hunne fabriek op de
Cellebroêrsgracht met een filter aan het Kapenburg, waarom zij beleefdelijk
verzoeken dat daarvoor vergunning wordt verleend.
'tWelk is doende
Léidén26 Juli 1875. R. M. Beutii en Zonen.
Leiden, 11 Augustus 1975.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van de firma
K. M. Beuth en Zoon te berichtendat tengevolge van het dempen der
Cellebroêrsgracht geen bezwaar bestaattot het verleenen der vergunning om
een ijzeren buis van vijf centimeters middellijn over de lengte van onge
veer 90 meters te leggen van haar fabriek tot het Rapenburg met een ge
metselde kast of bak aan den walkant, niet boven de straat uitstekende,
alles onder toezicht van den gemeente-architect en tegen betaling der rech
ten bepaald bij art. 3, n". 10, 12, 16 en 17 van het tarief vastgesteld
den 5 Maart 1857.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
- en Wethouders.
N°. 200. Leiden, 13 Augustus 1875.
Wij hebben de eer u hierbij over te leggen een verzoek van D. J. Van
Dalfsen, om zoo spoedig mogelijk een eervol ontslag te bekomen als hulp
onderwijzer aan de school n°. 1 voor minvermogendenalsmede het daar
omtrent ingewonnen bericht van den hoofdonderwijzer der betrokken school
waarmede wij ons vereenigen.
Wij stellen u alzoo voor den adressant het gevraagd ontslag tegen 1 Sep
tember e. k» eervol Ie verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Genemuiden, 10 Augustus 1875.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edel*Achtbare Heerenl
De ondergeteekendehulponderwijzer aan de school van den heer A. van
der Harst, verzoekt beleefdelijk, wegens voortdurende ongesteldheid in de
keel, op sterk aanraden van een' deskundige, zoo spoedig mogelijk, zijn
eervol ontslag uit genoemde betrekking.
Met verschuldigde hoogachting noemt hij zich:
Edel Achtbare Heeren,
Uw Dv. dienaar,
D. J. Van Dalfsen.
Leiden, 13 Augustus 1875.
In antwoord op uw apostille van den Hen dezer, waarbij gevoegd een
Verzoek van den hulponderwijzer D. J. Van Dalfsen om eervol ontslag uit
zijne tegenwoordige betrekkingheb ik de eer u te raden adressants verzoek
toe te staanin te gaan 1 Sept. e. k. In aanmerking nemende dat adres
sant reeds sedert 1 Juli door zijne ongesteldheid zijn werk niet meer kan
verrichten, meen ik, dat in dit geval wel van art. 8 der verordening van
4 Mei 1872 (Gemeenteblad n°. 13) kan worden, afgeweken.
Voor de school is het vertrek van Van Dalfsen een verlies, want in den
korten tijd, dat hij bij mij werkzaam was, (hij trad 1 Mei jl. in functie)
heeft hij getoond zeer goed voor zijne taak berekend te zijn.
De hoofdonderwijzer der O. S. n°. 1 voor minverm.
A. Van dek Habst.
Den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden.
N°. 201. Leiden, 12 Augustus 1875.
De Commissie van Financien heeft onderzocht de in hare handen ten
fine van bericht en raad gestelde verantwoording van Burgemeester en
Wethouders van de Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over 1874
benevens de daarbij overgelegde rekening van den gemeente-ontvanger.
Daar deze rekening gedrukt is en sedert den 29en Julij jl. ter inzage
van de leden in de leeskamer is nedergelegd, acht de Commissie het over
bodig u op een of ander punt opmerkzaam te maken en neemt zij mits-,
dien de vrijheid u te raden om, onder goedkeuring der rekening van de
trekvaarten en jaagpaden welke deze gemeente in gemeenschap met andere
bezit, deze rekening voorloopig vast te stellen bij het besluit waarvan het
ontwerp overeenkomstig art» 220 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsbl. n°.
85) u te gelijk met de rekening door Burgemeester en Wethouders is aan
geboden, terwijl zij nog ten slotte de vrijheid neemt u te raden den daarbij
overgelegden staat van suppletoire begrooting en staat van af- en overschrij
ving tevens vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.