3°. Adres van D. A. Schretlen C0,, ter bekoming van gemeentegrond aan den Yestwal. 4". Adres van de Inspecteurs van policieverzoekende verhooging van jaarwedde. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in banden van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 5°. Adres van I.J.Mulder, beambte bij de Bank van Leening, houdende bezwaar tegen de concept-verordening op het pensionneeren van gemeente ambtenaren. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te behandelen bij de bedoelde Verordening. 6°. Verzoeken van J. W. F. Couvée, J. C. Leijer en S. J. De Boer, om benoemd te worden tot opzichter bij de fabricagewerken. 7°. Verantwoording van de inkomsten en uitgaven der gemeente over 1874, met de door den Ontvanger aangeboden rekening, die gedrukt is en aan de leden wordt toegezonden. 8°. Bekening van het E. K. Weeshuis over 1874. 9°. Voordracht tot het beschikbaar stellen van een bedrag van f 500 voor door de gemeente te doene uitgaven bij gelegenheid van de samen komst alhier der Vereeniging van astronomen in de maand Augustus aanst. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 10°. Proces-verbaal van de opneming der boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger. 11°. Voordracht voor de benoeming van twee hulponderwijzers of hulp onderwijzeressen aan de school n°. 1 voor onvermogenden. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Aan de orde is I. Benoeming van een hulponderwijzer aan de jongensschool 1ste klasse. (Zie Handd. 26n°. I7L1.) De heeren EigemanVan Hettinga Tromp en Van Heukelom worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopne ming uit te maken. Met algemeene stemmen wordt benoemd H. M. Hubregtse. II. Benoeming van eene onderwijzeres der 2de klasse aan de school n°. 2 voor minvermogenden. (Zie Handd. 26, n°. 174.) Met algemeene stemmen wordt benoemd mej. M. Koopal. III. Benoeming van twee tijdelijke leden der Commissie van Financiën. De Vooezittee. De heer Buys is, zoo als de heeren weten, uit de stad, even als de heer Hartevelt; het is voor het onderzoek der gemeente rekening natuurlijk wenschelijk dat de twee plaatsen vervuld worden. Tot de stemming overgegaan zijnde, wordt voor het eerste tijdelijk lid der Commissie met 13 stemmen benoemd de heer Krantz; zijnde 1 stem uitge bracht op den heer Van Hettinga Tromp. Tot tweede tijdelijk" lid wordt met 11 stemmen benoemd de heer Van Hettinga Tromp; zijnde op de heeren Verster Van Heukelom en SuriDgar elk I stem uitgebracht. De heer Van Hettinga Tromp, ter vergadering tegenwoordig, verklaart die tijdelijke benoeming aan te nemen. IV. Voordracht betrekkelijk de benoeming van een concierge van het Museum van schilderijen en oudbeden in de Lakenhal. (Zie Handd. 26, n°. 177, en 27, n°. 180.) De Voorzitter. De heeren zullen die voordracht hebben gelezen. Zij strekt om eene som van f 300 beschikbaar te stellen voor het loopende jaar, te vinden uit den post voor Onvoorziene Uitgavenen om daartoe eene at- en overschrijving goed te keuren. Op dat punt wordt de voordracht met algemeene stemmen aangenomen. Thans overgaande tot de voorgestelde benoeming, wordt met algemeene stemmen tot concierge van het Museum benoemd A. J. Leget. V. Verzoek van J, H. Bijdendijk om restitutie van plaatselijke directe belasting. (Zie Handd. 26, n°. 170.) De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders enin overeenstemming daarmede, die van het rapport der Commissie van Finan ciën, om op het verzoek afwijzend te beschikken, wordt, zonder beraadsla ging met algemeene stemmen aangenomen. VI. Verzoek van II. W. Bosman, om ontslag als hulponderwijzer aan de jongensschool der 1ste klasse. (Zie Handd. 26, n°. 173.) De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, om aan den adressant een eervol ontslag te verleenenwordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1875 (verbouwing van de lokalen der Bank van Leening). (Zie Handd. 26, n°. 175, en 27, nn. 1S1.) De conclusie vbh het rapport der Commissie van Financiën, om zich met deze voordracht te vereenigenwordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. VIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1875 (onderhoud van straten en pleinen). (Zie Handd. 26, n°. 176, en 27, n°. 182.) De conclusie als voren wordt op gelijke wijze aangenomen. IX. Verzoek van J. W, F. Van Brussel, om ontslag als opzichter bij de fabricagewerken. (Zie Handd. 26, n°. 178.) De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, om aan den adressant een eervol ontslag te verleenen, wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. X. Bekening van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis over 1874. (Zie Handd. 26, n°. 169.) De conclusie van het gunstig rapport van de Commissie van Financiën wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomenhebbende de heer Van Iterson gedurende de behandeling dezer zaak de vergaderzaal verlaten. XI. Bekening van het Ned. Israëlietisch Armbestuur. (Zie Handd. 27 n°. 183.) De conclusie van het rapport als voren wordt op gelijke wijze aangenomen. Op het daartoe te kennen gegeven verlangenverleent de Voorzitter het woord aan den heer Dercksen. De heer Dercksen. Mijnheer de Voorzitter! Binnen weinige dagen zal te Maastricht een taal- en letterkundig congres plaats hebbendat ten ver leden jare hier had moeten gehouden wordenmaar dat toen werd uitgesteld op gronden die in deze vergadering niet behoeven te worden besproken. Zulk een uitstel is op zich zelf volstrekt niet vreerad. Het geschiedde om verschillende oorzaken in onderscheidene plaatsen van Noord-Nederland somtijds zelfs meer dan één jaar. Wat echter wel vreemd mag heeten, is, dat de President eener Commissie, door het Gemeentebestuur benoemd om de zaak te regelenkort na het besluit tot uitstelin eene andere letterkun dige vergadering niet onduidelijk te kennen geeft, dat hij in het uitstel ^afstel" zieten van dien oogenblik af geene enkele poging meer aanwendt om de Commissie bijeen te roepen; vreerad dat zij, die het mandaat op droegen, dus Burgemeester en Wethouders, zich met eene zeer groote mate van lijdelijkheid onthouden van elke aansporing tot van elke vraag naar werkzaamheden, die hun toch zeker niet geheel onverschillig waren, getuige het langdurig wikken en wegen over de benoeming van de personen, welke de Commissie zouden uitmaken, en die het hun te minder mochten zijn nadat in eene openbare raadsvergadering van 21 Augustus 1873 verklaard was, dat men zich er een genoegen van zou maken de congres-leden binnen Leiden te ontvangen. Wellicht zult gij mij toevoegen, mijnheer de Voor zitter, dat ik, zelf lid der Commissie, het best kan weten wat er van de zaak is, maar dat is onjuist! Ik wacht steeds de oproeping van den Presi dent af en meen als penningmeester mijn plicht gedaan te hebben met de mij door den Secretaris nauwgezet en nauwkeurig opgegevene verschotten, uit eigen beurze, te restitueerenzonder dat ik mij gerechtigd achtte over de inschrijvingsgelden geheel of ten deele te beschikken, zoolang ik den dag niet kende waarop het congres zoude worden gehouden gelijk ik ook voor iedere teruggave uit de gemeentekas, welke men mocht willen uitlokken, reeds bij voorraad bedank. Het is daarom dat ik mij veroorloof tot het Dagelijksch Bestuur de vraag te richtenof het aan dat Bestuur bekend is dat de bedoelde Com missie zou zijn ontbonden, gelijk in den oproepingsbrief der Maastrichtscbe Begelings-Commissie wordt beweerd, in welk geval er eene vergadering moet zijn gehouden, welker bestaan mij is onbekend gebleven, en of ik er op mag rekenen dat het Bestuur, ingeval het mocht blijken dat de Leidsche Commissie voornemens is zich te ontbindenwel de noodige stappen wil doen om te trachten de notulen dier vergaderingen machtig te worden voor het archief der gemeente, met andere woorden of het Bestuur er wel over nadenkt dat de handeling, die op 23 Augustus 1875 en volgende dagen te Maastricht zal plaats hebben, Leiden tegenover die gemeente plaatst in een minder aangenaam licht, en of het wel gevoelt dat hijdie voor Leiden de eere vroeg van het congres binnen zijne wallen te ontvangen, slechts door de gebruiken van het congres gedwongen, er in moest berusten de taak, die hij zoo gaarne alleen met mannen zijner keuze had aanvaard, voor verreweg het grootste gedeelte te zien overgaan in andere handenhoe eer biedwaardig die ook wezen mochten. Men begrijpe het wèl dat door het verleenen van mandaat, niet meer ik, die meende dat onze feesten hadden kunnen worden opgeluisterd door de werkzaamheden eener vereeniging van taal- en letterkundigen maar dat het Gemeentebestuur van Leiden een échec geleden heeft in Noord- en Zuid-Nederland, toen het daarin berustte dat Maastricht welks handelwijze wij trouwens, van zijn standpunt gezien, niet genoeg kunnen roemen.ons de taak uit de handen nam, welke zij zich voorstelt op glansrijke wijze te volbrengen. Deze woorden, mijnheer de Voorzitter, konden slechts hier of zij het dan ook met eenige wijziging op het Maastrichtsche congres worden ge sproken. Ik verkoos het eerste, daar ik ongaarne ergens als gast verschijn, waar ik mij gevleid had gastheer te mogen wezenen liefst niet daar iets van anderen genietwaar ik genot had willen verschaffen. De Voorzitter. Als ik het verzoek goed begrepen heb, is het den heer Dercksen te doen om te weten of de door hem bedoelde Commissie ontbonden is. Ik kan daarop antwoorden, dat de Commissie niet ontbonden is, ïnaar dat ik niets naders omtrent haar gehoord heb. De heer Dercksen. Ik wenschte voorloupig dit maar te doen cor.statee- ren mijnheer de Voorzitter. Ik zal verder niet over de zaak spreken daar ik begrijp de moeielijke positie in deze aangelegenheid van het Dage lijksch Bestuur, hoezeer dit toch in de eerste plaats er voor had dienen te waken dat het gebeurde niet hadde plaats gehad. Ik wilde ook maar niet aanleiding gegeven zien tot de vooronderstelling dat er niemand te Leiden gevonden werddie er leedwezen over gevoelde dat het congres hier niet gehouden weiden dat Maastricht het werk uit onze handen bad genomen. Deze interpellatie is hiermede afgeloopenen vermits er verder geene zaken aan de orde zijn voor de openbare vergadering, wordt deze gesloten en worden de werkzaamheden voortgezet in eene zitting met gesloten deuren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 3