INGEKOMEN STUKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. De Voorzitter. De heeren hebben gezien, dat er eene kleine wijziging is voorgesteld door de Commissie van Financiën op het voorsteldoor Bur gemeester en Wethouders gedaau. Die wijziging bestaat daarin, dat de Commissie het verschil tusschen ontvangst en uitgaaf Wenscht te vereffenen door middel van eene vermindering van de raming der rente van het kapi taal der gemeente, opgenomen onder hoofdstuk lit, art. 4, volgn. 25, Renten van kapitalen, en de thans uitgetrokken som van ƒ5500 alzoo te brengen op ƒ5000, waardoor het totaal van volgn. 25 wordt ƒ17431.99. Het eindcijfer verandert daardoor volstrekt niet. Het is alleen een verschil ïd de benaming. De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, met de daarop door de Commissie van Financiën voorgestelde wijzigingwordt ver volgens met algemcene stemmen aangenomen. III. Bezwaarschrift van L. M. De Laat de Kanter, aan de Ged. Staten van Zuid-Holland gericht, tegen zijnen aanslag op het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1875. (Zie Handd. 16, n°. 97.) De Voorzitter. Ik stel voor te besluiten conform het rapport van Burgemeester en Wethouders, in overeenstemming met het rapport van-de Commissie van Financiën, en alzoo te adviseeren om den aanslag van den reclamant te verminderen met 15.93, ten gevolge waarvan het kohier zal moeten worden vastgesteld op een bedrag van 110,758.47. Wordt op gelijke wijze aangenomen. IV. Voordracht tot verkoop van grond aan de Haarlemmertrekvaart aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. (Zie Handd. 16n°. 93.) Wordt mede met algemeene stemmen aangenomen. V. Verzoek van J. Snijder om ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. 2 voor minvermogenden. (Zie Handd. 16 n°. 94.) De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, tot het verleenen' van een eervol ontslag, wordt met algemeene stemmen aangenomen. VI. Verzoek van J. Van Tongeren om een riool te leggen aan het Levendaal. (Zie Handd. 16, li". 92.) De heer Van Iterson. De lectuur der stukkenwelke betrekking heb ben op de aanvrage van Van Tongerenheeft op mij een pijnlijken indruk gemaakt. In de eerste plaats hindert het mij uit het rapport der Commissie van Fabricage en nis aanleiding tot haar voorstel te ziendat gebleken is van den onwil van den mij onbekenden eigenaar van het belendende pak huis »die zelfs den toegang tot een bloot onderzoek naar den toestand van het riool weigert." In de tweede plaats, en nog meer dan het vorige, hin dert mij het voornemen omnu de weg voor de afvloeiing der faecalien naar de eene zijde is verstoptmaar terstond een anderen weg te openen en wel den koristen weg naar de stadsgrachteen gracht welke tot dusverre van deze bijmenging is vrij geblevért. De toestand van het rioolwaarop de bedoelde vier buizen loozen, zal wel een zeer treurige zijn: getuigen de vr(j aanzienlijke kosten die de eigenaar zich wil getroosten om daarin verbete ring te brengen. Moet dat nu maar blijven zoo als het is, tot groot nadeel voor de gezondheid dier geheele buurt? Ik kan daartoe niet medewerken, en wenechte daarom, voor dat ik mijne stem uitbreng, eenige inlichting te erlangen omtrent de volgende puntenWelke waren tot dusverre de gevol gen van de bestaande verstopping? Waar mondt het riool, na onder het pakhuis doorgeloopen te hebben, uit? en eindelijk: Dient datzelfde riool ook nog tot loozing voor andere huizen en hoe is bet dan daarmede gesteld? De Voorzitter. Er is hier minder sprake van onwildan wel van force majeure. De bedoelde eigenaar kan zijn pakhuis, dat vol steenkool is, be zwaarlijk voor dat onderzoek ontruimenen wij hebben du9 begrepen dat door te wachten de zaak er niet beter door wordt. Het betreft dan ook alleen die vier huizen. Ik geef den geacliten spreker toe dat, waar het pas heefthet wenschelijk is het systeem der riolen te veranderen. Maar wjj kunnen niet voor die enkele perceelen een geheel nieuw systeem invoeren. De heer Stoffels. De onwil van Van der Heyden ligt alleen daarin dat dat pakhuis vol kolen is. Dat is eene zaak buiten ons, en de adres sant wil het riool op eigen kosten gelegd hebben, in elk geval, is er reeds een riool aan de Kraaierstraat en bij de andere dwarsstraten beeft ditzelfde plaats. Daarom kan er geen bijzonder bezwaar bestaan door de uitmonding van dat riool. Nu kunnen wij wel een ander stelsel toepassen, doch wij dienen eerst af te wachten de zuivere uitkomsten van bet Liernurstelsel. Maar deze zaak kan overigens zonder hinder geschieden daar, zooals reeds is opgemerkt, ten laatste alle riolen van het Levendaal daarin uitloozen. De heer Van Iterson. De welwillende inlichtingen van den geachteD Voorzitter der Commissie van Fabricage hebben mij de zaak niet duidelijker gemaakt; ik moet integendeel verklaren dat zij mij nog duisterder geworden is. Ik lees toch in bet rapport der Commissie: »Nu het beweerde recht tot bet doen ruimen alleen kan verkregen worden door eene rechtsvordering, waaraan tijd, moeite en kosten verbonden zijn, is het meest geraden eene uitloozing te verkrijgen door de straat naar het Levendaal, waartegen te minder bezwaar bestaatomdat de stadsriolen daarop niet loozen en onder scheidene fabrieken het grachtwater aldaar verontreinigen." En nu hoor ik verklaren dat alle aangrenzende riolen daarop uitloozen. Het riool in kwestie zou monden in een ander riool in de Kraaierstraat en zoo langs een om weg het Levendaal bereiken. Ik begrijp zeer goed dat het op hetzelfde neerkomt of de faecalien langs een ietwat korteren ot langeren weg in do gracht uitkomenmaar ik weet thans niet waar ik mij aan te houden heb of aan het rapport der Commissie van Fabricage, hetwelk zegt dat geene riolen in het Levendaal monden ol aan de verklaring van haren Voorzitter, die zegt dat alle riolen daarin uitkomen. Bovendien het takriool, uitkomende in de Kraaierstraat, zal wel voor meer huizen dienen, en ik vraag: hoe is het daarmede gesteld? Al opent men een nieuwen weg, dan kan het toch niet de bedoeling zijn de vcrpèstende vuiligheid, die daar thans is opgehoopt, maar te laten zitten. En wat nu de force majeure aangaat, daarvan wordt in het meergenoemde rapport volstrekt niet gesproken. Het weigeren van den toegang, zelfs voor een bloot onderzoek, doet aan bepaalden onwil den ken. Met goeden wil ware waarschijnlijk de zaak te vinden geweest; dat pakhuis zal wel niet altijd vol geweest zijn en de toestand van het riool is natuurlijk slechts zeer langzaam zoo geworden als hij thans is. De heer Stoffels. Die riolen loozen op het Levendaal uit. De heer Van Iterson. En in het rapport staat juist, dat zij niet in het Levendaal uitloozen. Kan de president der Commissie van Fabricage deze zaak dan ook ophelderen? De heer Stoffels. Er gaat werkelijk veel van die stoffen naar de zijde van de voormalige Hoogewoerdspoort. Er zijn veel riolen die in de Biu- nenvestgracht uitloozen. De hrer Van Wensen. Ik vermeen, mijnheer de Voorzitter, dat van uit het bewuste pakhuis de uitloozing direct in het groote riool loopt en geene andere dan genoemde aanvragers daarin uitloozen. De heer Boys. Ik zou na het gesprokene wel een conjectuur willen wa gen, namelijk deze, dat de woorden: »waartcgen te minder bezwaar bestaat, omdat de stadsriolen daarop niet loozendus gelezen moeten worden ^waartegen te minder bezwaar bestaat, omdat de stadsriolen daarop uitloozen." Het woord »te minder", anders in het zinverband onverstaanbaar, krijgt dan zijne natuurlijke beteekenis. Men heeft dus juist het tegenovergestelde ge drukt van hetgeen men zeggen wilde, want voor »niet loozen" komt dan »«el loozen" in de plaats. De heer Van Iterson. De conjectuur van den heer Buys is wel in staat om de bestaande tegenspraak op te heften. Maar voor het geval dat men daarmede genoegen zou willen nemen, heb ik nog een andere beden king. Toen ik ter vergadering kwam ontmoette ik den heer Schaap in deze een eenigszin9 officieel persoon bij zeide mij dat de bedoelde buizen loozen in een «-beerput", en is dat waar dan krijgt de zaak een geheel ander aanzien. Ik zou er- toch bezwaar tegen hebben om toe te staan dat faeca lien, die tot dusverre in een put verzameld en dus later weggevoerd werden nu maar via recta in de gracht gevoerd zullen wordenomdat een geschil tusschen twee buren de lediging van den beerput bemoeilijkt. De Voorzitter. Na de geopperde bezwaren zou ik in overweging geven de verdere beraadslaging aan te houden tot eene volgende vergadering. De heer Stoffels. Ik zou tegen die aantiouding bedenking hebben mijnheer de Voorzitter, daar de zaak nog al haast heeft. En of er nu ook een beerput zij, al9 deze geruimd wordt, gaat toch alles in de Binnen vestgracht. Dus de toestand verandert toch niet. De Voorzitter. In het Levendaal loopen, zoo als bekend is, zeer vele riolen uit, zoodat dit een schrijffout zal wezen. Ik zou het niettemin wen schelijk blijven achten de zaak te verdagen tot eene volgende zitting, ten einde alsnog gelegenheid te geven tot een nader onderzoek. Het voorstel tot aanhouding, alsnu in hoofdelijke omvrage gebracht zijnde, wordt aangenomen met 14 tegen 2 stemmen. Tegen stemdende heeren Van Wensen en Stoffels. VII. Verzoek van Commissarissen der sociëteit Minerva om kelderramen te doen maken. (Zie Handd. 16, n°. 96.) De gunstige conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. VIII. Voordracht tot het verleenen van afschrijving ot restitutie van plaatselijke directe belasting, dienst 1874. (Zie Handd. 16, n*. 98.) Wordt op gelijke wijze aangenomen. IX. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1875. (Zie Handd. 16, n". 99.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft geene bedenking tegen het voorstel van Burgemeester en Wethoudersom den post voor on voorziene uitgaven met 1000 te verhoogen voor openbare vermakelijkheden. Wordt aangenomen als voren. X. Rekening der Gasfabriek over 1874. (Zie Handd. 16, n°. 90.) De gunstige conclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt met algemeene stemmen aangenomenhebbende de heeren De Fremery en Van Wensen zich als Commissarissen van gemelde inrichting voor het opne men dier rekening verwijderd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. N°. ÏOO. Leiden, 7 Mei 1875. De Commissie van Financiën heeft de eer uwe vergadering te berichten dat zij zich vereenigt met de voordracht van Burgemeester ên Wethouders betrekkelijk het aan Gedeputeerde Staten dezer provincie gericht adres van den beer L. M. De Laat de Kanter tot wijziging van zijn aanslag in de plaatselijke directe belasting. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 2