HANDELINGEN TAK lil GENEENTEBAAD TAN LEIDEN. 18 INGEKOMEN STEKKEN ter inzage run de leden nedergelegd. i N°. ÏOI. Leiden, 8 Mei 1875. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens ter vaststelling aan te bieden een suppletoiren staat, strekkende om de begrooting, dienst 1874, in ontvangst en in uitgaaf te verhoogen met 28.32; in ontvangst Hoofd stuk IV art. 6 volgn. 35, Teruggave van bet Rijk a wegens bij voorschot verstrekte reisgelden aan militieplichtigenin uitgaaf Hoofdstuk X art. 3 volgn. 146 Bij voorschot te verstrekken kosten a Reiskosten aan militie plichtigen. Bij de onzekerheid of reiskosten als bovenbedoeld zouden moeten worden voorgeschoten, werd op de begrooting slechts een bedrag van ƒ10 uitgetrokken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 10 Mei 1875. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den door Burgemeester en Wethouders overgelegden suppletoiren staat van begrooting, dienst 1874, betrekking hebbende tot de voorgeschoten reiskosten aan militieplichtigen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N°. 102. Leiden, 7 Mei 1875. Ten gevolge van het overlijden van den heer J. C. Lubertiin leven ambtenaar ter plaatselijke secretarie alhier, werkzaam op de afdeeling Finan ciën hebben wij in overweging genomen in hoeverre de bestaande regeling van bet ambtenaars-personeel eenige wijzigingen zoude kunnen ondergaan. Reeds meermalen hébben wij doen blijken dat wij eene inkrimping van het personeel, zooveel doenlijk, in het belang van den dienst achtten, o. m. bij de behandeling van de begrooting voor 1874 en ook thans heb ben wij besloten om niet over te gaan tot de annstelling van een nieuw ambtenaar, maar een der thans op de afdeeling Secretarie werkzame ambte naren over te plaatsen naar Me afdeeling Financiën, terwijl dan in de ten gevolge van de vermindering van het aantal ambtenaren ontstaande behoef ten zoude kunnen worden voorzien uit den post Scbrijfloonen. Eene her ziening der jaarwedden is tevens daarbij in overweging genomenin verband met het medegedeelde in de memorie van toelichting van de begrooting voor 1874, ten gevolge waarvan wij de eer hebben u voor te stellen om de volgende wijzigingen in de jaarwedden vast te stellen Tegenwoordige jaarwedde. Verhooging. Voorgestelde jaarwedde. P. De Haas 1200 ƒ100 1300 11. A. Visser 1000 100 1100 F. W. Eyndhoven 800 100 900 P. J. La Lau 800 200 1000 G. H. Kokxhoorn 600 300 900 C. G. Nieuwveen 1200 100 1800 J. Dobbe 700 100 800 A. W. J. Van Driesten 600 100 700 Vermits de overledeD beambte eene bezoldiging genoot van ƒ1300 zal het artikel Jaarwedden van de ambtenaren enz." met ƒ200 per jaar ver minderen welk bedrag wij wenscben over te brengen op den post Schrijf- loonen, aangezien dat artikel, zooals boven is medegedeeld, bij de gewij zigde organisatie noodzakelijk zal moeten worden verhoogd. Tot toelichting van de voorgestelde verhooging der jaarwedden van de beeren La Lau en Kokxhoorn zij opgemerktdat de jaarwedden dier ambte naren van eerstgenoemde bij zijne aanstelling tot ambtenaar en van laatst genoemde bij zijne verplaatsing naar de afdeeling Financiënslechts voor- loopig zijn vastgesteld op het tegenwoordig bedrag met het plan om die bij de eerstvolgende gelegenheid tot de thans voorgestelde som te verhoogen. Wij stellen u alsnu voor de wijziging der jaarwedden te doen ingaan met 1 Juli e. k. en leggen hierbij over een staat van af- en overschrijving op de begrooting van dit jaar strekkende om eene som van ƒ78.82 van Hoofdst. I Afd. I art. 6 Volgn. 55 Jaarwedden van de ambtenaren enz. over te brengen naar art. 11 van dezelfde Afdeeliug Volgn. 60, Scbrijfloonen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 105. Leiden, 19 Mei 1875. Ter voorziening in de vacature van hulponderwijzeres, met akte voor de handwerken, op eene jaarwedde van 450, aan de openbare school voor meer uitgebreid Tager onderwijs der 2de klasse voor meisjes alhier, hebben wij uit de zich op onze oproeping aangemeld hebbende sollicitautenin over leg met de betrokken hoofdonderwijzeres en den districts-schoolopziener, eene voordracht van drie personen opgemaakt, die wij de eer hebben uwe vergadering hierbij over te leggenmet verzoek daaruit tot de benoeming te willen overgaan, als: 1°. Alida Antoinette Van Rijn, 2°. Hendrika Maria Niemeijeren 3". Barbara Antoinetta Greeve, allen alhier woonachtig. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 106. Leiden, 10 Mei 1875. Bij de vaststelling der begrooting voor 1874, werd op het artikel «kosten van aan- en verbouw van schoollokalen" uitgetrokken eenesom van ƒ18000, als ƒ11000 voor de verbouwing van de bewaarschool in de Groenesteeg; ƒ5000 voor de bewaarschool op de Oude Vest en ƒ2000 voor de Tus- schenschool. Bij suppletoire staten van begrooting werd dit artikel verhoogd met ƒ1000, krachtens raadsbesluit van 28 Mei, voor het inrichten van eenige lokalen van het voormalig N'osocomium ten behoeve van de Tusschenschool en met ƒ15000, krachtens raadsbesluit van a Juli voor de verbouwing van het schoollokaal op de Aalmarkt. Bovendien werd machtiging verleend bij raadsbesluit van 9 Juli, om uit dezen post te voldoen de kosten voor de inrichting van het voorgedeelte van het voormalig Nosocomium tot woning van den hoofdonderwijzer der Tusschenschool ad 1000, bij raadsbesluit'van 29 December verhoogd met ƒ800, en bij raadsbesluit van 17 September, om de aanbesteding der verbouwing «an bet schoollokaal op de Aalmarkt te gunnen voor 15580, zijnde 580 meer dan het op de begrooting uitgetrokken bedrag. Het bedoeld artikel Hoofdstuk VII art. 14 volgn. 126 zal derhalve alsnog moeten worden verhoogd met ƒ5380, te vinden door verkoop van Inschrij ving op het Grootboek, te welken einde een suppletoire staat van begrooting biernevens ter vaststelling wordt aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 107. Leiden, 18 Mei 1875. Op bijgaand adres van E. J. D'Haene, daarbij verzoekende dat het erf vóór zjjn huis aan de gedempte Binnenvestgracht tusschen de Cellebroêrs- gracht en den Vliet door eene behoorlijke afscheiding van wege de gemeente worde afgeslotenhebben wij het advies ingewonnen van de Commissie van Fabricagehetwelk bierbij wordt overgelegd en waarmede wij ons vereenigen. Wij nemen alzoo de vrijheid u dienovereenkomstig te raden op dat ver zoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Weihouders, enz. Leiden, 12 April 1875. De Ondergeteekende heeft de eer zicb beleefd tot den Ed. Achtb. Raad te wenden om reden «dat tengevolge UWEd. Achtb. besluiten tot het dempen der sloot, gelegen tusschen de voormalige Koepoort en de Cellebroêrsgrachthet bleekjewaar wij grootendeels ons broodje mede verdienden een open vlak is geworden, en niet is afgesloten, en het ons niet doenlijk is om een schut te plaatsen, om derzelver kosten te bestrijken; dat wel is waar UWEd. Achtb. wijze bedoelingen en ten algemeene nutte, het dempen der sloot niet wordt nagelaten voor het schut van requestrant; maar WEd. Achtb. Raad, u zal eene groote daad aan ons oudelui doen, die reeds 40 jaren om den hoek van de Cellebroêrsgracht hebben gewoonddie nu op een leeftijd van 78 en 75 jaren oud, nog steeds zorgen om in hun eigen be hoeften te blijven voorzien; dat het eenvoudig pensioentje van ƒ2.00 per week en 2.00 huishuur het resteerende aan bleekpenningen moet worden geindwaarvan steeds nog moeten betaald worden de lasten die daar op drukkenalzoo WEd. Achtb. Raad geven wij u in overweging of het doenlijk is om die kosten te bestrijken, de somma van ƒ65. WEd. Achtb. Heerendat ons eerbiedig verzoek in ieder der leden ingang moge vinden ore een schut te doen plaatsen van gemeentewege, dan waren wij oudelui met onze bleekgoederen zoo vrij als voorheen. 't Welk doende enz., E. J. d'Haf.ne en Vrouw, Aan de WEd. Achtb. Heeren Leden gepensioneerd Korporaal-Tamboer, van den Gemeenteraad te Leiden. Cellebroêrsgracht, Wijk l,n#. 503. Leiden 12 Mei 1875. Door het dempen der Binnenvestgracht tusschen de Cellebroêrsgracht en den Vlietzijn de eigenaars der daaraan grenzende en uitkomende erven verplicht en bereid geweest tot het stellen van behoorlijke afscheiding voor de veiligheid hunner eigendommen. Alleen de eigenaar van het perceel aan den hoek der Cellebroêrsgracht is daaromtrent in gebreke gebleven,, maar heeft zich bij nevensgevoegd request tot den Gemeenteraad gewend, met het verzoekdat die afscheiding voor rekening der gemeente geschiede. De Commissie van Fabricage heeft bezwaar op dit request van E. J. D'Haene gunstig te adviseeren, omdat ook bij uitzondering om der gevolgen wille niet raadzaam kan worden geacht van den regel door het verleenen eener bijzondere gunst af te wijken. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. N°. 108. Leiden, 10 Mei 1875. In de raadszitting van 30 Juli 1874 werd vastgesteld een besluit tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek tot een nominaal bedrag van 32200, ten einde daarmede te kunnen voldoen eene som van 19000, voor aan- en verbouw van schoollokalen, overeenkomstig vroeger genomen besluiten. Blijkens onze voordracht van heden, strekkende tot verhooging der be grooting in ontvangst en uitgaaf met ƒ5380, moet het artikel «Kosten van 19 N°. 103. Leiden, 15 Mei 1875. Onder overlegging van bijgaande missive van den Schoolopziener in bet 3de district en den Directeur der kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen alhier, houdende voorstel tot vermeerdering van het onderwijzend personeel aan die instelling, hebben wij de eer u dienovereenkomstig ter benoeming voor te dragen de heeren: 1°. Jacob Wuyster, hoofdonderwijzer aan de openbare school n°. 1 voor on vermogendenen 2°. Wijbrandus Haanstra, hoofdonderwijzer in het huis van militaire detentie. De vermeerdering van het onderwijzend personeel is een gevolg van de uitbreiding der lessen en geeft tot geene verbooging van uitgaven aanleiding. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N". ÏOI. Leiden, 13 Mei 1875. Nadat bij uw besluit van 22 April jl. bepaald was dat bet hulppersoneel aan de openbare lagere school n°. 2 voor minvermogenden vermeerderd zou worden met een onderwijzer der 2de klasse, op eene jaarwedde van ƒ600, hebben wij eene oproeping van sollicitanten gedaanwier namen op nevens gaande lijst geplaatst zijn. In overleg met den hoofdonderwijzer der be trokken school en den districts-schoolopziener, hebben wij de eer u het navolgend drietal aan te biedenmet verzoek om tot de benoeming over te gaan, als: 1®. Johannes Stephanus De Groot, te Numansdorp, 2°. Jan Kuik, te Meppel, en 3®. Hermanus Jacobus De Hes, te Oostvoorne; de laatste heeft zich eerst aangemeldnadat bet vergelijkend examen had plaats gehad en wordt alzoo ter aanvulling hierbij geplaatst. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. 187$.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1