HAHBE1DT6EN VAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 15. Zitting van Donderdag £9 April 1815, geopend 's namiddags te 3 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr; W. C. Vair den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1°. Vaststelling van het kohier der plaatselijke directe belasting, voor 1875, en behandeling van de daartegen ingediende bezwaarschrif ten. (85). 2°. Voordracht betrekkelijk de deelneming in dfe geldleening ten behoeve van den aanleg van een kanaal naar Katwijk aan Zee. (45, 55, 65, Handd, bl. 11, n°. 2) Tegenwoordig de heeren Le PooleVerster, Goudsmit, Hartevelt, De Fremery, Stoffels, Van ItersonVan Heukelem, DercksenLezwijn, Krantz, Du Bieu, Cock, Juta en Van den Brandeler. De heeren Suringar, Van OuterenBijleveld, Eigeman en Buys gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 22 April 11. worden gelezen en goedgekeurd. Door den Voorzitter wordt overgelegd 1#. Voordracht betrekkelijk de inrichting van den grond aan de voorma lige Hoogewoerdspoort tot bouwterrein. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze të stellen in handen van de Commissie van Financiën. 2°. Verslag van den toestand der gemeenté over 1874. Dit wordt gedrukt en zal aan de leden worden toegezonden. 3®. Rapport der Commissie van Financiën op de rekening van de Bank van Leening. 4°. Aanbeveling voor de benoeming van een leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. 5°. Proces-verbaal van opneming der boeken en kas van den Gemeente- Ontvanger. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 6°. Reclame van L. M. De Laat De Kanter tegen zijnen aanslag op het voorloopig vastgesteld kohier der plaatselijke directe belasting 1875. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze buiten behandeling te latenop grond dat de termijn voor het indienen van reclames is verstreken. De Voorzitter. Door den Directeur der hoogere burgerschool en den Rector van het gymnasium is voorgesteld, met het oog op de aanstaande feesten in Juni, de vacantie aan beide instellingen omstreeks Pinksteren te verplaatsen tot 13 Juni. Burgemeester en Wethouders, alsmede deVereenigde Commissie van toezicht over beide instellingen kunnen zich met dit voorstel wel vereenigen. Zoo als de heeren weten, gaat de gewone vacantie met Pinksteren inmaar thans strekt het voorstel om die om bovengemelde reden te verplaatsen. Dit voorstelwaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. In overleg met de Vereenigde Commissie van toezicht en den Inspecteur voor het middelbaar onderwijs is besloten vooralsnog geene voordracht te doen tot de definitive aanstelling van een leeraar in de staats wetenschappen; door Burgemeester en Wethouders is in de tijdelijke waar neming dier betrekking voorzien, zijnde reeds vroeger door uwe vergadering machtiging verleend om over de toegestane gelden te beschikken. Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is I. Vaststelling van het kohier der plaatselijke directe belasting voor 1875, en behandeling van de daartegen ingediende bezwaarschriften. (Zie Handd. 14n°. 85.) De Voorzitter. De Commissie van Financiën kan zich vereenigen met de voordracht van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de tegen dat kohier, zoo als het ter inzage was gelegdingekomen1 reclames. Wij zullen die reclames thans afzonderlijk behandelen, en wel in de eerste plaats wat aangaat die van H. P. Muller. De voordracht strekt om het verzoek tot vermindering van den aanslag met ƒ4.65 in te willigen, en alzoo de huurwaarde te brengen op ƒ150. Het voorstel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. In de tweede plaats, wat betreft de reclame van M. Speijer, op de gronden, in ons rapport medegedeeld, meenen wij, dat aan het verzoek geen gevolg kan worden gegevenen stellen wij dus voor, daarop afwijzend te beschikken. Wordt op gelijke wijze aangenomen. De Voorzitter. Ten derde betreft het de reclame van P. Van der Made. Ook hieromtrent is de huurwaarde herzienen ten gevolge daarvan meenen Burgemeester en Wethouders, dat er geene termen bestaan om aan het verzoek gevolg te geven. Aangenomen als voren. De Voorzitter. Met betrekking 4°. tot E. César Segers wordt ook iu bedenking gegeven den aanslag te behouden daar bij de herschatting ge bleken isdat de gedane schatting juist was. Aangenomen als voren. De Voorzitter. Eindelijk 5°. met betrekking tot de wed. J. Eggink, geb. Verhoeve, blijkt, dat die reclame niet gegrond is op eene onjuiste toepassing van het kohier, zoodat ons college meent, dat ook deze aan vrage buiten aanmerking behoort te blijven. Burgemeester en Wethouders stellen alzoo op grond van een en ander'voor, den aanslag van den recla mant, sub I vermeld, le verminderen met ƒ4.65 en dus te brengen op ƒ22.05, en overigens het geheele kohier, door ons college voorloopig vast gesteld op ƒ110,779.05vast te stellen op ƒ110,774.40. Dat voorstel wordt, zonder beraadslaging, met algemeene stemmen aan genomen. II. Voordracht betrekkelijk de deelneming in de geldleening ten behoeve van den aanleg van een kanaal naar Katwijk aan Zee. 1875. 1 (Zie Handd. 7, n°. 45 9 n°. 55, 10, n°. 65 en II blz. 2, sub VI.) De Voorzitter. Zoo als de heeren weten, is dat voorstel aangehouden tot heden. De zaak thans op nieuw in behandeling zijnde, vraag ik, of daarover door iemand het woord wordt verlangd. De heer Goudsmit. Na hetgeen ik over deze zaak heb gehoord en ge lezen, mijnheer de Voorzitter, houd ik het er voor, dat het wenschelijk is het verzoek in te willigen. Katwijk is zoo nabij' onze gemeente gelegen, dat eene verbeterde communicatie daar niet dan gunstig op de onze kan terugwerken. En nu is Het toch opmerkelijkdat eene gemeente als Kat wijk die slechts 6000 zielen telt, in het belang dier verbeterde communi catie zich eert aanzienlijk offer getroostdoor een derde van de kosten der onderneming ten offer te brengenterwijl zij het overige van de provincie en het rijk zal trachten te verkrijgen. Wij hebben dus hier te doen met raenschen, die begonnen zijn zicb zeiven te helpen; en daarom meen ik, dat wij die loffelijke poging behooren te schragen. Waren zij niet zeiven bereid een belangrijk offer te brengen, ik zou niet genegen zijn tot de zaak mede te werken. Maar nu meen ikdat er alle aanleiding bestaat hun te gemoet te komengelijk ik in het omgekeerde geval er tegen zou zijn. Nu weet ik- zeer wel, dat niet precies is aan te toonendat Leiden bij de zaak een onmiddellijk belang heeft in den vulgairen zin van het woord. Maar het is biermede gelegen als met andere dingenqu'on voit et qu'on ne voit pas. Een geldelijk is niet op het oogenblik aan te toonen, en toch zal een indirect voordeel door onze ingezetenen worden genoten door het vermeld transport en zal dit van gunstigen invloed kunnen zijn op onze eigen welvaart. En als ik dan let op het geringe offerdat van ons gevraagd wordt, Dam. eene inschrijving van ƒ5000, terwijl de adres santen 3 pCt. interest garanderen, dan komt mij dat offer zoo gering voor, dat ik het uiterst bekrompen zou achtendat niet voor de zaak over te hebben. Ziedaar, waarom ik de aanvrage ondersteun. Nu zal men allicht de bedenking opperenmen stelt zoodoende een antecedent ook met het oog op andere gemeenten. Maar ik antwoord, dat wij hieromtrent geplaatst zijn voor dit dilemma: of andere gemeenten staan in dezelfde verhouding tot Leiden als Katwijken dan zal er uit het oogpunt eener verbeterde communicatie evenzeer aanleiding voor Leiden bestaan om ook jegens die andere gemeenten dezelfde welwillendheid aan den dag te leggenof de zelfde grond bestaat niet voor die andere gemeentenen dan vervalt ook elke aanleiding tot tegemoetkoming. Wij stellen dus geen precedent, maar beoordeelen elke zaak op zich zelf. De heer Hartevelt. Ik wensch een enkel woord in het midden te brengen als eenige vertegenwoordiger van de Commissie van Financiën. Ik konde niet wetendat toevallig de beide andere heeren verhinderd zouden zijn de vergadering bij te wonenen was dus niet in de gelegenheid met hen te confereeren. Ik moet namelijk opkomen tegen een soort van verwijt, dat de Commissie is gemaakt, over de zinsnede in haar rapport dat een kor tere weg van Leiden naar de nabij gelegen badplaats niet door het ontwor pen kanaal wordt verkregen en die opmerking blijf ik als juist verdedigen. De kortere weg zal blijven die per as langs den bestaanden straatweg. Het is waar, en nu spreek ik niet meer uit naam van de Commissie, dat het vervoer per as altijd zeer kostbaar is, dat de waterweg veel goedkooper, en bij het ontworpen kanaal de reis per stoomboot verkort zal wordenhet wegnemen van de belemmering aan de sluis is een 'groote stap daartoe. Voeg ik hierbij de kleine geldelijke opoffering, die Leiden zich zal getroos ten tegenover de indirecte voordeelendie Leiden zal genietendan zal ik mij als lid van den Raad niet tegen het deelnemen in de geldleening ver klaren. De heer Cock. Slechts een enkel woord. In de vergadering van 3 April heb ik reeds de gronden aangegeven, die mij deden stemmen voor het voorstel. Ik zal die thans niet herhalen. Na het nu door ons geacht medelid, den heer Hartevelt, gesprokene ben ik echter wel genoodzaakt nog even op de zaak terug te komenom niet den schijn te behouden van toen een strijd tegen windmolens te hebben gevoerd. Ik trachtte namelijk in de vergadering van 3 April te betoogen dat het beweren der Commissie van Financiëndat door of ten gevolge van het nieuw gepro jecteerde kanaal geen korter weg naar het badhuis in eenig enkel opzicht verkregen wordt, geheel onjuist was. Ik gaf te dien einde eenige afstan den in meters opdie ik herhaal het zeer globaal genomen waren maar toch vrij juist schijnen te zijn, en waaruit volgde, dat het eindje wegs tusschen het puntwaar nu des zomers sommige kleine bootjes stoppenen het badhuis inderdaad van plus minus tieu minuten tot plus minus vier a vijf minuten zoude worden verkort. Die cijfers en afmetingen zijn, niet tegenstaande de gelegenheid tot onderzoek was geopendniet tegenge sproken en ik vleide mij dan ook een nuttigen strijd met goed succes te hebben gevoerd. Maar nu hoor ik op eensdat door de Commissie van Financiën met de bedoelde woorden niet was bedoeld een kortere waterweg, maar wel een kortere weg per a3. Is dat bet geval, dan heb ik inderdaad een strijd tegen windmolens gevoerd en moet ik er mijne medeleden ver schooning voor vragen. Tot mijne verontschuldiging zij eqhter opgemerkt, dat ik die woorden der Commissie van Financiën moeielijk anders kon opvatten dan als slaande op den waterweg. De Commissie adviseerde in haar rapport over een subsidie voor een waterwegdoch niet over een sub sidie aan een weg per as; ik mocht dus gerust aan een waterweg denken. Bovendien scheen het mij niet waarschijnlijkdat de Commissie in haar rapport zoude hebben gezegddat door het stichten van een nieuwen water weg geen nieuwe landweg of weg per as wordt verkregen en dus ook geen kortere weg per as. Zoo iets behoefde, dunkt mij, niet betoogd te worden als sprekende vanzelf. Doch hoe dit ook zijik verheug mijdat het nu blijkt, dat er voor het aangevraagd subsidie grootere kans van aanneming bestaat. Ik houd mij overtuigddat het nieuwe werk niet alleen zeer wel dadig zal terugwerken op de stoffelijke welvaart der beide gemeenten, maar tevens tot groot gerief zal strekken der inwoners van Leiden, die baden willen gebruiken, en bijgevolg zeer bevorderlijk zal zijn aan de eischen eener goede hygiëne, eene zaak, waarvoor wij allen zoo gaarne iets wenschen te doen. De Voorzitter. Wat het voordeel voor deze gemeente betreft, is ook o. a. zeer juist opgemerkt, dat de zaak uit een hygiënisch oogpunt zich zeer aanbeveelt. En nu ben ik het ook volkomen eens, dat het 16

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1