BAUWEN TAN DEN GEMEENTERAAD TAN LE»" INGEKOMEN STIKKEN, ter inzoge van de leden nedergelegd. N°. 81. Leiden, 16 April 1875. Op het voorstel van den hoofdonderwijzer der openbare school n°. 1 voor onvermogenden om uitbreiding van het hulppersoneel aan zijne school, ten gevolge van het vermeerderd aantal leerlingen na de laatste inschrijving, hebben wij de adviezen ingewonnen zoowel van den districts schoolopziener als van de plaatselijke schoolcommissie. Onder overlegging dier adviezen en met referte daaraan, nemen wij de vrijheid u te raden dienovereenkomstig te besluiten en alzoo het personeel aan genoemde school met een hulponderwijzer of hulponderwijzeres te ver meerderen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 7 April 1875. Ik heb de eer UEd. mede te deelendat met het begin van dezen cur sus het getal leerlingen aan de openbare school no. 1 voor onvermogenden tot 567 is gestegen. Ofschoon gedurende den vorigen cursus het getal niet zoo aanzienlijk was, bleek mij toch toen reeds, dat, dewijl de leerlingen over 12 klassen verdeeld zijn en het getal kweekelingen zeer beperkt is, het hulppersoneel uitbreiding behoefde. Thans komt eene belangrijke ver meerdering van leerlingen daarbij haar gewicht voegen. Zal dus het onder wijs kunnen voldoen aan de behoefte der leerlingen dan wordt noodzake lijk één hulponderwijzer meer vereischt, en het is mitsdien, dat ik UEd. beleefdelijk verzoek aan den Gemeenteraad voor te stellenhet personeel aan de openbare school no. 1 voor onvermogenden met een hulponderwijzer te vermeerderen. De Hoofdonderwijzer aan voornoemde school J. Wuyster. Aan de Edel-Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. 's Gravenhage13 April 1875. Onder terugzending van de in mijne handen gestelde missive van den hootdonderwijzer Wuyster, heb ik de eer u te berichten, dat het personeel aan zijne school bestaat uit 1 onderwijzer eerste klasse, drie onderwijzers tweede klasse, drie hulponderwijzers, drie hulponderwijzeressen, een jongens- kweekeling en twee meisjeskweekelingen. Nu het getal leerlingen tot 567 gestegen is, kan dit niet meer voldoende geacht worden. Ik adviseer der halve Burgemeester en Wethouders aan den Gemeenteraad de inwilliging van het verzoek voor te stellen. De Schoolopziener in het 3e district van Zuidholland M. J. De Goeje. Aan Ileeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 15 April 1875. Onder terugzending van bijgaande stukken hebben wij de eer u te be richten, dat wij het voorstel van den hoofdonderwijzer Wuyster ondersteunen. De Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden, F. Was Secretaris. Leiden, 19 April 1875. De Commissie van Financiënzich vereenigende met de voordracht van Burgemeester en Wethouders tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de openbare school no. 1 voor onvermogenden, heeft de eer uwe vergadering tot goedkeuring van die voordracht te adviseeren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, N°. 83. Leiden, 15 April 1875. In handen van onze Commissie is gesteld geworden gene missive van Burgemeester en Wethouders, dd. 18 Maart, houdende voorstel om, gun stig beschikkende op het adres van A. Montagne Izdien heer jaarlijks eene som van 250 toe te leggen, en zulks als schadeloosstelling voor het ver lies dat de opheffing vun de betrekking van amanuensis bij de Bank van Leening hem berokkende. Ofschoon uwe Commissie van oordeel is, dat wanneer de billijkheid vordertaan hen die buiten hunne schuld eene be trekking verlorenwelke voor hen tot nog toe een hoofdmiddel van bestaan uitmaakteeenige vergoeding te verleenendaaruit nog niet volgtdat die schadeloosstelling tevens behoort te worden uitgestrekt tot elk verlieshoe onbeduidend ookzoo wil zij echter, lettende op de vele dienstjaren van den adressant bij de Bank van Leening en op het gunstig praeadvies van Burgemeester en Wethouders, in deze wel tot eene gunstige beschikking op het gedaan verzoek medewerken. Over het bedrag der toelage bestond" echter verschil van meening. Terwijl de minderheid het voorstel van Burgemeester en Wethouders in haar geheel wilde hebben aangenomen had de meerderheid daartegen bezwaar.- Wanneer aan den afgetreden kassier bij de Bank slechts eene schadeloosstelling van ongeveer 2/3 der laatst genoten inkomsten was'toegekendkonde men dus meende zij nu moeilijk het behoud van het geheele inkomen als toelage aannemen. Het is waar, het verschil loopt hier ten slotte slechts over eene som van ongeveer honderd guldenmaar het' beginsel is van veel gewicht. Zal menals eenmaal het voorbeeld is gestelddat een amb tenaar het volle inkomen behoudtvroeger aan eene opgeheven betrekking verbondenin de toekomst zonder onbillijkheid weder van dien nieuwen regel kunnen afwijken Uwe Commissie betwijfelt het en kan daarom slechts vrijheid vinden u voor te stellen om den heer Montagne als schadeloosstelling voor het ge leden verlies, eene jaarlijksche som van ƒ150 toe te leggen. .Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 83. Leiden, 8 April 1875. Op het hierbij overgelegd adres van mejuffrouw N. Damenwaarbij zij een eervol ontslag verzoekt tegen 1°. Mei e. k. als hulponderwijzeres aan de openbare school n". 2 voor onvermogenden, hebben wij het advies ingewon- 1875. nen van den hoofdonderwijzer der betrokken school, hetwelk mede hierbij wordt overgelegd en waarmede wij ons vereenigen. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden de adressante het gevraagd ont slag tégen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz: Aan den llaad der gemeente Leiden. Edel-Achtbare Heeren 1 Met verscbuldigden eerbied geeft de ondergeteekende u te kennendat zij ten gevolge harer benoeming naar elders, deze gemeente met ter woon denkt te verlaten en verzoekt u daarom beleefd, onder verwijzing naar het aangehouden verzoek van 16 Januari jongstleden, haar een eervol ontslag te willen verleenen tegen 1 Mei eerstkomende: Met de meeste hoogachting heeft zij de eer te zijn, Edel-Achtbare Heeren Leiden, 2 April 1875. Uw dienares, N. Damen. Leiden, 6 April 1875. Ter voldoening aan den inhoud uwer apostille van den 5den dezer, n°. 629, kan ik niet anders dan u verwijzen naar mijn schrijven van den 19den Januari jl. n". 193. Vond ik toen, om de daarin gemelde redenen, vrijheid u te raden aan mejuffrouw N. Damen het gevraagd ontslag legen 15 Februari eervol te verleenen thans bestaan er bij mij geen bedenkingen waarom ik u zou raden het tegen 1 Mei e. k. te weigeren; De hoofdonderwijzer der openbare school n°. 2 voor onvermogenden J. P. Lancel. Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 84. Leiden, 19 April 1875. Blijkens het onder n°. 68 der Handelingen opgenomen rapport van Com missarissen der Bank van Leening wordt door het Bestuur voorgesteldten einde het kapitaal van ijje Bank met ƒ35000 te kunnen verminderen: 1°. eene som van ƒ15000 van de Bank terug te nemen, als de twee schuldvorderingen ten laste van de gemeente, een van ƒ2000 krachtens raadsbesluiten van 14 Juni 1862 en 30 April 1868 door de Bank ver strekt voor de betaling van voorschotten aan gepensionneerden van den Staat, en eene van 10000wegens de krachtens raadsbesluit van 20 April 1871 gesloten geldleening en voorts eene som van ƒ3000, die uit de fond sen van de Bank in de gemeente kas kan worden overgebracht; 2°. de lokalen waarin de Bank van Leening wordt gehoudenin de jaar lijksche rekening uitgetrokken tot eene waarde van ƒ20000, voor het vervolg aan te merken als eigendom der gemeente, onder bepaling dat met ingang van 1 Januari 1875 door de Bank daarvoor een huurprijs van ƒ900 aan de gemeente zal worden betaald en laatstgenoemde wordt belast met de kosten van onderhoud, de grondlasten en de assurantie der gebouwen. Wij ondersteunen gaarne het plan van Commissarissen, ten gevolge waar van de financieële betrekkingen tusschen de gemeente en de Bank behoor lijk zullen worden geregeld en wij geven uwe vergadering mitsdien in over weging de beide voorstellen goed te keuren. In dat geval behoort de begrooting voor het loopende jaar eenige wijzi gingen te ondergaan. Vooreerst wat aangaat het geld dat in de gemeentekas wordt overgebracht en vervolgens ten aanzien van de huur en liet onderhoud der banklokalen. Voor belegging of aflossing van schuld komen in de eerste plaats in aan merking de door Commissarissen uit te keeren ƒ3000, alsmede de som van 2000thans gebruikt wordende voor het verleenen van voorschot op pensioenen en waarmede het bankkapitaal zal worden verminderd. In de behoefte aan voorschreven gelden kan gevoegelijk worden voorzien door verhooging van het sedert eenige jaren op de begrooting toegestaan bedrag als voorschot tot het doen van dagelijks voorkomende uitgaven. Wij bieden uwe vergadering derhalve ter vaststelling aan drie suppletoire staten van begrooting dienst 1875, strekkende tot verhooging dier begroo ting in ontvangst en uitgaaf, als: a. met 5000 in ontvangst van lloofdst. IV, art. 9, volgn. 39, Andere ontvangsten, niet tot de vorenstaande behoorende, en in uitgaaf van lloofdst. IX, art. 3, volgn. 145, Aflossing van de bijzondere geldleeningen b. in ontvangst van Hoofdst. Ill, art. 1, volgn. 22, Huren van huizen en andere gebouwenmet 900en in uitgaaf van Hoofdst. Illart. 1 volgn. 91, Onderhoud van huizen enz. met 250 van art. 3, volgn. 93, Grondlasten enz. met ƒ100, van Hoofdst. X, art. 6, volgn. 152, Kosten van brandverzekering der gebouwen, met ƒ50, en, ten einde de begrooting té doen sluiten, van Hoofdst. XI, art. 1, volgn. 166, Onvoorziene Uitga ven, met ƒ500, zijnde het verschil van het bedrag der huur en dat der onderhoudskosten enz. c. in ontvangst van Hoofdst. V, art. 6, volgn. 48, Teruggave van voor schotten uit de gemeentekas en in uitgaaf van Hoofdst. X, art. 17, volgn. 163, Voorschotten tot het doen van dagelijks voorkomende uitgaven, beide met 2000. Tot toelichting zij opgemerkt dat de som van 5000die in de ge meentekas wordt overgebracht, in overeenstemming met de vroeger geno men besluiten zal moeten worden bestemd tot aflossing van schuld in plaats van tot aankoop van inschrijving op het Grootboek en dat de voorgestelde verhooging der andere artikelen in de begrooting gegrond is op de uitgaven voor onderhoud van de banklokaleuassurantie en grondbelasting, blijkens de door Commissarissen, ingediende rekening over het afgeloopen jaar. Bij aanneming van het voorstel zal het kapitaal van de gemeente in de Bank van Lcening, tot du3 ver in de Memorie van Toelichting der begroo ting vermeld tot een bedrag van 152772.70, worden verminderd tot de som van 117772.70. Aan 3en Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DliABBE. 14

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1