HABDWGIB TAB DIB GHEEBTERAAI TAB LUDEB. 10 INGEROMEN STIRRER, ter inzage van de leden nedergclegd. N°. 60. Leiden, 25 Maart 1875. Hiernevens hebben wij de eer aan uwe vergadering over te leggen een verzoek van bet Hoofdbestuur der Leidsche Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek om op de Zondagen tusschen twaalf uren en balftwee het schoollokaal op de Marendorpsche Achtergracht te mogen gebruiken tot het geven van onderwijs aan kinderen die de scholen voor on- en minver mogenden getrouw hebben bezocht, benevens de daaromtrent gevoerde cor respondentie. Wij wensclien gaarne het loffelijk doel der vereeniging te helpen bevor deren en vermits blijkens de stukken aan het verlangen van den hoofd onderwijzer dat de leiding van de herhalingsschool worde opgedragen aan een der onderwijzers bij de school n°. 2 voor minvermogenden werkzaam, zal worden voldaan, geven wij uwe vergadering in overweging om bedoeld schoollokaal ten voorschreven einde tot wederopzeggens aan het hoofdbestuur der meergemelde vereeniging ten gebruike af te staanonder voorwaarde dat de aanwijzing van de lokalen waarin en de uren waarop de lessen zullen worden gegeven geschiede in overleg met den hoofdonderwijzer en verder onder bepaling dat het hoofdbestuur verplicht is voor de lokalen en de schoolmeubelen behoorlijk zorg te dragen, alle eventueele schade daaraan te vergoeden en alle onkosten voor zijne rekening te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 9 Maart 1875. Het Hoofdbestuur der Leidsche Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek heeft reeds lang gedacht over middelen om kinderen die getrouw de scholen voor on- en minvermogenden hebben bezocht en op twaalfjarigen leeftijd aan 't werk gaan, in de gelegenheid te stellen, om het geleerde te onderhouden en zoo mogelijk eenigszins voort te zetten. Naar zijn oordeel, zou daartoe het geschikst zijn, eene school te openen op een uur dat die kinderen niet door andere bezigheden worden verhinderd, of te vermoeid zijn, om eenige vrucht van dat onderwijs te plukken. Men heeft daarom het voornemen op de Zondagen tusschen twaalf uren en half twee, daartoe de gelegenheid te openen. Hiertoe wordt evenwel een geschikt lokaal vereischt. Het is om die redendat men het oog heeft gevestigd op een der gemeentescholenen wel bijzonder op die van den heer N. Brouwer op de gedempte Marendorpsche achtergracht. Het Hoofdbestuur neemt de vrijheid UEd. beleefdelijk te verzoeken, biertoe het gewenschte verlof te verleenenen den hoofdonderwijzer te machtigen op die uren dat lokaal ter onzer beschikking te stellen; het spreekt van zelve, dat alle onkosten voor verwarming enz. voor onze reke ning komen. Waarmede UEd. zult verplichten UEd. Dv. Dienaren Het Hoofdbestuur voornoemd Aan heeren Burgemeester en Van Bleiswijk Ris, Voorzitter. Wethouders van Leiden. C. G. Nieuwveen, Secretaris. Leiden, 15 Maart 1875. Ter voldoening aan uw apostille van den 12den n°. 459, heb ik de eer u mijn denkbeelden omtrent het verzoek der Leidsche Vereeniging tot be vordering van geregeld schoolbezoek mede te deelen. Zoodra ik kennis droeg van bet verzoek in bijgaande missive uitgedrukt, herinnerde ik mij de vele onaangenaamheden die ik heb moeten ondervinden zoolang mijn vorige schoollokalen door andere vereenigingen of commissiën werden gebruikt. Niettegenstaande herhaalde pogingen heb ik eindelijk de vrijheid moeten nemen, art. 8 der verordening van 1 Mei 1872, gemeente blad n°. 12, voor mij als niet geschreven te beschouwen. Bij het betrekken van mijn nieuwe school heb ik dan ook uw College verzocht, op mogelijke aanvragen om vrij gebruik der lokalen door de Commissie voor 't Gods dienstonderwijsafwijzend te beschikken. Waren de omstandigheden thans gelijk, ik zou niet aarzelen mijn verzoek te herhalen. Ik meen echterdat hier wel eenig verschil zal op te merken zijnwaardoor mijn bezwaren voor een gedeelte vervallen. De leeftijd en het gehalte der leerlingendie volgens het plan der Leidsche vereen, enz. de school zouden bezoekenzullen zeker gunstig afsteken bij die der vroe gere bezoekers mijner vorige lokalende orde en zindelijkheid zal dus van den kant der leerlingen minder gevaar loopen en van den kant der onder wijzers beter kunnen behartigd worden. De Leidsche vereen, enz. zal toch een bevoegd onderwijzer, die eenigszins haar vertrouwen waard is, met de leiding belasten. Toch blijft bij mij dit bezwaar overwegenddat ik niet gaarne de ver antwoordelijkheid voor het schoolgebouw en wat daarin is, deelen zou met iemanddie aan mijn school niet verbonden is. Benoemde de Leidsche Vereeniging tot onderwijzer aan haar inrichting een der onderwijzers, aan mijn school werkzaameen man dusdie door zijn betrekking de verant woordelijkheid voor 't gebouw reeds met mij deelt, dan zou ik tegen de inwilliging van 't verzoek geen bezwaar maken. Met de meeste bescheidenheid veroorloof ik mij dus, u den raad te geven de inwilliging van 't verzoek tot wederopzeggens toe, afhankelijk te maken van den persoon, aan wien de Leidsche Vereeniging haar Zondags-herhalings school zou willen opdragen. De hoofdonderwijzer der openbare school n°. 2 voor minverm. N. Brouweb. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. 1875. Leiden, 24 Maart 1875. In antwoord op uwe missive van den 17den Maart jl.n". 232 en onder terugzending der daarbij gevoegde stukken, heeft het Hoofdbestuur der Leidsche Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek de eer UEd. kennis te geven, dat'het voornemen bestaat, het onderwijs aan de door ons bedoelde school op te dragen aan den heer C. Van der Jagt onderwijzer aan de school van den heer N. Brouwer, die zich daartoe bereid heeft verklaard. Beleefdelijk verzoekt het Hoofdbestuur UEd. ons voorstel bij den Gemeente raad gunstig te willen aanbevelen. Ontvang de verzekering onzer hoogachting Aan heeren Burgemeester en Van Bleiswijk Kis, Voorzitter. Wethouders van Leiden. C. G. Nieuwveen, Secretaris. N°. 61. Leiden, 25 Maart 1875. Door Commissarissen der gasfabriek is aan uwe vergadering een voorstel ingediend betrekking hebbende tot de inrichting van een nieuw zuiverbuis met daarbij behoorende werkenop grond dat de bestaande condensatie- en zuiveringstoestellen onvolledig en geheel onvoldoende zijn voor de tegen woordige behoelten. Met Commissarissen zijn wij van oordeel dat het belang der fabriek en der gasverbruikers dringend vordert dat zoo spoedig mogelijk tot het voorgestelde werk worde overgegaanterwijl wij ons mede kunnen vereenigen met de wijze waarop Commissarissen wensclien te voorzien in de vereischte uitgaven geraamd op /'45000. Wij stellen uwe vergadering alzoo voor: 1°. Commissarissen der gasfabriek te machtigen om tot de uitvoering van de in het rapport vermelde werken over te gaan 2°. te besluiten tot aankoop van de daarin genoemde drie woningen voor de som van f3200, wet inbegrip van de kosten; 3°. te verklaren dat een gedeelte der Binnenvestgracht ter grootte van ongeveer 100 meters, begrensd tusschen de West-Volmolengracht en Vogel stegen, niet meer voor den openbaren dienst bestemd is, en tot de demping daarvan te besluiten na bekomen goedkeuring zooveel noodig van het Hoog heemraadschap van Rijnland; 4°. te besluiten dat na eventueele goedkeuring der rekening van de gas fabriek over 1874 de meerdere winst dan waarop bij de begrooting voor genoemd jaar is gerekend ad /6271.64 niet zal worden gestort in de ge meentekas, maar worden toegevoegd aan het reservefonds, zoo mede een be drag van hoogstens 20000 van de krachtens raadsbesluit van 18 April 1873 toegestane som van ƒ30000 tot vermeerdering van het bedrijfkapitaal. De in het rapport van Commissarissen vermelde situatieteekening ligt ter inzage van de leden in de leeskamer, waaruit onder meerderen blijkt dat in het te dempen gedeelte van de Binnenvestgracht een ruime duiker zal wor den aangelegd ten behoeve van de doorstrooming, alsmede een beerput voor de opvnnging van de fecale stoffen. Eindelijk kunnen wij u mededcelen dat de Commissie van Fabricage geene bedenkingen heeft tegen de demping bovenbedoeld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 27 Maart 1875. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het door Burgemeester en Wethouders ondersteund voorstel van Commissarissen der Gasfabriek, be trekking hebbende tot de inrichting van een nieuw zuiverhuis. Ten volle overtuigd dat de voorgestelde werken in het belang der zaak noodig zijn aarzelen wij niet uwe vergadering in overweging te geven daartoe te beslui ten en de gevraagde gelden toe te staan. Intusschen is tegen de wijze, waarop Commissarissen in de vereischte fondsen wenschen te voorzienbij onze Commissie wat één punt betreft bedenking gerezen. Het geldt het plan om de meerdere winst der gas fabriek dan waarop deze bij de begrooting voor 1874 was geraamd ad f 6271.64 aan het reservefonds toe te voegen, ten gevolge waarvan het eventueel batig saldo van de gemeentebegrooting voor genoemd dienstjaar met dat bedrag zoude worden verminderd en de plaatselijke directe be lasting alzoo daarmede zoude moeten worden verhoogd. Wordt aan dit plan gevolg gegeven dan zal de thans voor de gasfabriek vereischt wor dende buitengewone uitgave voor een deel, al zij het voor een gering deel, bestreden worden uit de gewone inkomsten en uitsluitend gedragen worden door de belastingschuldigen over één jaar, met name over het jaar 1876. Met dit beginsel, onzes inziens, geheel in strijd met eene regelmatige comptabiliteit, kunnen wij ons in geenen deele vereenigen, evenzeer als wij ons steeds hebben verzet tegen het bestrijden van gewone uitgaven uit buitengewone inkomsten, zooals verkoop van inschrijving als anderszins. Evenmin als in het laatstbedoeld geval het kapitaal der gemeente mag wor den aangesprokenzoo zal ook in het onderwerpelijk geval het kapitaal der gasfabriek, door aanvulling van het reservefonds, niet op de voorgestelde wijze behooren te worden vergroot. Wij meenen alzoo dat daarin zal moeten worden voorzienhetzij door verkoop van inschrijving op het grootboek, hetzij door toevoeging aan het reservefonds van voor belegging bestemd kapitaal der gemeente, onder de gewone bepaling dat daarvan jaarlijks 5 pCt. door de gasfabriek aan de gemeente zal worden uitgekeerdwanneer althans het ontbrekend bedrag niet kan worden gevonden uit de krachtens raadsbesluit van 18 April 1873 tot vermeerdering van het bedrijfkapitaal aan de gasfabriek uitbetaalde som van 30000. Op grond van een en ander hebben wij de eer uwe vergadering in over weging te geven de onderscheidene voorstellen van Burgemeester en Wet houders aan te nemen met uitzondering van het eerste gedeelte van punt 4 en dat college uit te noodigen een nader voorstel in te dienen tot aanvulling van het reservefonds der gasfabriek overeenkomstig den inhoud van dit rapport. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1