belemmerdop grond van het berichtdat in de Zuid-Hundersteeg de privaatstof, door vloeren en muren tot op de straat doordrong, zoodat dadelijke hulp geen uitstel kon lijden. Een riool van 27 meters en vier zijarmen werden vernieuwd. Ook in de Lange Kamp kwam diergelijk ver schijnsel voorhet vernieuwen van 20 meters kolkloozing met eenige minder belangrijke ruiming was hier vooreerst voldoende. Met nog eenige ruimingen op het Gerecht, de Pieterskerkgracht, in de Brandewijnsteeg en Janvossensteegwas het eind des jaars genaderd waarop met het oog op hetgeen gedurende dat jaar tot verbetering van den toestand der riolen gedaan werd, met zekere voldoening over den gedanen arbeid teruggezien mag worden. De Gemeente-architect, J. W. Schaap. N*. 38. Leiden, 2 Maart 1875. Onder overlegging van een schrijven van den Inspecteur van het mid delbaar onderwijs te 's Gravenhage en van een daaromtrent uitgebracht rapport van de vereenigde commissie van toezicht op de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs alhier, waaraan wij ons vermeenen te kunnen refereeren geven wij uwe vergadering in overweging om de daarbij voorgestelde bepaling op te nemen in de verordening, houdende reglement voor gezegde instellingen, Gemeenteblad n°. 14 van 1864 en gewijzigd bij de Gemeentebladen n°. 17 van 1864 en n°. 6 van 1872. Wij stellen u alzoo voor aan de slotbepaling, art. 16 van gezegde veror dening de volgende alinea toe te voegen #De leeraren uit hunne betrekking wenschende te worden ontslagen, zijn verplicht zich daartoe twee maanden voor het tijdstipwaarop dit ontslag moet ingaan schriftelijk tot den Gemeenteraad te wenden." Tegen het voorstel van de Commissie om de benoemden op deze bepaling bij de benoeming opmerkzaam te makenbestaat bij ons geen bezwaar. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. 's Gravenhage10 Eebruari 1875. De gedurige afwisseling van het personeel bij de middelbare scholen heeft reeds herhaaldelijk aanleiding gegeven tot klaohtenzij is niette vermijden, maar de wijze, waarop zij plaats heeft, zou wellicht beter kunnen worden geregeld. Het bezwaar tochontstaande door het gemis aan een leeraar gedurende den tijd, dat de een reeds naar elders is vertrokken en zijn opvolger nog niet kan in functie treden, zou grootendeels worden uit den weg geruimdindien het ontslag niet onmiddellijk ingingmaar eerst op een tijdstip eenigzins verwijderd van datwaarop het werd gevraagd. In zeer enkele gemeenten is reeds zoodanige regel aangeuomenmaar zal hij gunstig werken, dan moet hij algemeen zijn. Het is om deze redenen, dat de Inspecteurs van het M. O., na onder ling overleg, besloten hebben te trachten zoodanige algemeene regeling te doen invoeren. Zij hebben zich te dien einde in de eerste plaats gewend tot den Minister van Binnenlandsche Zakendie zich bereid verklaard heeft om bij eervol ontslag van leeraren aan rijksscholen dit in den regel eerst te doen ingaan *twee maanden na den dag, waarop de aanvrage zal zijn geschied, of zooveel vroeger als de opvolger zal kunnen in functie treden." Ik neem thans de vrijheid u in 't belang van het onderwijs uit te noodigen u eveneens bij die regeling aan te sluitendit zou kunnen ge schieden door eene bepaling in dien zin op te nemen in de verordening, waarbij bet M. O. in uwe gemeente is geregeldof wel door aan de benoeming van leeraren steeds die voorwaarde te verbinden. Aangenaam zal het mij zijn uw besluit dienaangaande te mogen vernemen. De Inspeeteur van het Middelbaar Onderwijs, Aan Heeren Burgemeester en Steyn Parte. Wethouders van Leiden. Leiden, 1 Maart 1875. In antwoord op uwe missive van 16 Februari 11. n°. 288 en onder terug zending van het bijgevoegde stuk hebben wij de eer u te berichtendat wij het met den Inspecteur van het middelbaar onderwijs geheel ééns zijn èn over het bezwaar van stilstand in het onderwijs bij verwisseling van leeraars èn over de beste wijze om het weg te nemen of althans te ver minderen. Wij ondersteunen daarom gaarne zijn voorstel en nemen de vrijheid u in overweging te geven eene bepalingals in den brief van den Inspecteur vermeld wordtop te nemen in de verordening op het hooger- en middel baar onderwijs, terwijl het ons wenschelijk voorkomt, dat dezelfde bepaling in elke benoeming uitdrukkelijk vermeld worde, opdat men niet kunne voorwenden haar niet gekend te hebben. Namens de vereenigde Commissie van toezioht op de gemeente instellingen van hooger en middelbaar onderwijs V. d. Brandeler Voorzitter. H. J. Hamaker, Seoretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 39. Leiden, 17 Februari 1875. Na kennis genomen te hebben van den inhoud uwer missive van den 258ten Januari 11. n°. 61en van het daarop door Zijne Excell. den Minis ter van Oorlogbij missive van den 30sten dier maand n°. 35 Ggegeven antwoordheeft de Commissie van Fabricage de eer te berichtendat zij ook geen bezwaar ziet in de verhuring van de twee perceelen B en C, der voormalige boomkweekerijieder groot 800 centiaren aan het Kijk tegen een jaarlijksehe huur van ƒ250, mits daaraan geene bestemming te geven, welke ookdau met overleg van het college van dagelijksch bestuur, 't Zij toch dat bouwterrein dient tot exercitieplaats, 't zij ter bebouwing met mili taire woningen, in elk geval is het noodig, dat zulks geschiedt onder zoo danige bepalingen als in het belang van een goed uiterlijk aanzien en in overeenstemming met het daarnaast gelegen te bebouwen terrein noodig mochten worden geacht. Welke bestemming aan dien grond ook moge worden gegeven, 'tzal altijd zijn in verband met het doel der daaraan grenzende militaire gebou wen. En op dien grond komt het ons voordat de bepaling van een vasten huurtijd of van een termijn ter bebouwing niet strookt met het be ginsel waarop bij de overeenkomst van den 29sten December I860, al de militaire gebouwen der gemeente aan het Kijk zijn in gebruik gegeven, zoodat de Commissie de voorkeur zou gevenom ook die overeenkomst toe te passen op de perceelen van de voormalige boomkweekerijalthans voor zooverredat van verhuring en niet van verkoop hier reden is. De Commissie van Fabricage beeft derhalve de eer u te adviseeren, om aan het Kijk in gebruik te geven, onder de voorwaarden vervat in de overeenkomst van den 29sten December 1860: 1600 centiaren grond van de voormalige stads-boomkweekerij aan de Singelgracht, bij het kadaster bekend onder Sectie A, n°. 108, tegen eene i jaarlijksehe som van f 250 en onder bepaling dat aan dien grond geene bestemming worde gegevendan in gemeen overleg tussehen het Rijk en Burgemeester en Wethouders, en, dat bij eventueele bebouwing, ook de geWenschte voorwaarden worden toegepast, omtrent de aansluiting van het Liernurstelsel of aan eenig ander algemeen voor de stad in te voeren reini gingsstelsel enz. In verband met de door den Gemeenteraad daaromtrent te nemen beschik king, neemt de Commissie ten besluite de vrijheid, in overweging te geven, om in ieder geval, aan zijne spoedige beslissing te onderwerpen, bet voor stel tot den verkoop van het overblijvende perceel (op het plan onder litt. A) ter bebouwing met woonhuizen. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. Leiden, 2 Maart 1875. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 27 Februari jl. betrekking hebbende tot den openbaren verkoop van een gedeelte der voormalige stadskweekerij als bouwterrein en de verhuring van een ander gedeelte aan het Kijk, wes halve zij uwe vergadering in overweging geeft om dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Finanoiën, enz. N°. 40. Leiden4 Maart 1875. Bij het hierbij overgelegd adres verzoekt Petrus Martinus Van den Ende, bouwman te Zoeterwoude, vergunning, om eene brug te doen leggen over de sloot naar zijn land aan den Singel, tussehen de Zijl- en de voormalige Hoogewoerdspoorten. De Commissie van Fabricagedaarop door ons ge hoord heeft daartegen geene bedenkingen. Ook bij ons bestaat geen be zwaar, Wij nemen mitsdien de vrijheid u te raden des adressants verzoek in te willigen, mits de brug niet lager dan 70 centimeters boven A. P. ge legd worde en ten behoeve der gemeente eene jaarlijksohe recognitie van één gulden worde betaald. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, eDH. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. - De ondergeteekende Petrus Martinus Van den Ende, bouwman wonende te Zoeterwoude, eigenaar geworden zijnde van een stuk teelland, gelegen aan den Singel tussehen de voormalige Hoogewoerds- en Zijlpoorten (onge nummerd) diobt bij de Zijlpoort tussehen den ingang der kalkbranderij en die van den heer Hanno eene brug over den sloot willende doen leggen, is dit met den meest versehuldigden eerbied verzoekende. - 't Welk doende Zoeterwoude, 3 Eebruari 1875. P, M. Van den Ende. N°. 41. Leiden j 4 Maart 1875. Wij hebben de eer u te berichten op het adres van de wed. L. Theya, waarbij zij verzoekt om tegen den zijmuur in de Mosterdsteeg van haar huis op de Botermarkt n°. 19 een keldergat te mogen doen maken, dat wij daartegenevenmin als de Commissie van Fabricage daarop door ons gehoord,'geene bedenkingen hebben. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden het verzoek toe te staanmits het keldergat, ter breedte van één meter en niet meer dan vier centimeters uitspringende, gedekt worde door een ijzeren rooster van voldoende zwaarte, waarvan de openingen niet wijder zijn dan vijf centimeters, rustende op een hardsteenen rand gelijk met de straaten voorts tegen betaling van het recht bepaald bij art. 3, n#. 37, van het tarief van 5 Maart 1857. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Édel-Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. De ondergeteekende wed. L. Theys, winkelierster op den Nieuwen Kijn, geeft UEd. Achtbare Heeren met den versehuldigden eerbied baar verzoek te kennenom voor de zijgevel van haar huis hoek Botermarkt en Moslerd- steeg, wijk 4 n'. 19, een gedeelte gemeentegrond te mogen innemen, ter lengte van 1 meter en ter breedte van 0.40 meter, moetende dienen tot plaatsing van een kelderluik. Leiden, 4 Februari 1875. De Wed. L. Theys. N°. 43. Leiden,. 4 Maart 1875. Wij hebben de eer u te berichten dat wij ons vereenigen met het advies van den hoofdonderwijzer op het verzoek van P. M. Heymans, om een eer vol ontslag tegen 25 April e. k.als onderwijzer der 2de klasse aan de openbare school n°. I voor onvermogenden weshalve wij de vrijheid nemen u te raden den adressant het gevraagd ontslag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 2