wachtgeld. Ik weet niet, of dat ondersteund wordt, maar ik zou er zeer
prijs op stellen.
Het voorstel van den heer Stoffels wordt voldoende ondersteund.
De heer Dü Rieu. Ik wil het voorstel van den heer Stoffels wel onder
steunen maar het bedrag komt mij wel wat weinig voor na zoo langdurigen
dienst van zestig jaren. Als een ambtenaar 40 jaren gediend heeft ontvangt
hij gewoonlijk een pensioen van 2/3 van zijn tractement. Ik zou dus in
overweging willen geven den adressant 2/3 van het door hem genoten loon
te verleenen. Hij zalmeen ik6 's weeks hebben verdiend. Als ik dus
daarnaar bereken 2/3, dan zou het zijn f 4 in de week, en dus ƒ200 's jaars;
en dat is waarlijk niet te veel.
De heer Dercksen. Ik zou willen vragenhoeveel zijn tractement dan
wel ongeveer bedroeg. Ik meen, dat het zoo wat neerkwam op f 7 's weeks,
en dan zou hij toch even als ieder hooger ambtenaar aanspraak moeten
kunnen maken op twee derden daarvan als pensioen.
De Vookzitteb. Het was ƒ6.60
De heer Van Outeren. Ik vernam dat het loon van Spijker was fl
per week. Maar bij aannemingen van werk zoo als de straatwerkers ge
woon zijn te doen, verdiende hij nu en dan wel /12 's weeks. Ik zou
hem geen toelage van slechts 100 willen toekennen, maar veeleer 2/3 van
zijn tractement, en dat zou zijn ruim ƒ225. Mij dunkt, dat een man,
wiens rug krom is geworden onder het straatwerk, na zestig jaren dienst,
daarop wel aanspraak mag hebben. Spijker verkeert, volgens mijne infor-
matiën van daar zoo even, in een toestand, die bezorgdheid voor zijn leven
geeft.
De heer Stoffels. Ik heb geen hooger bedrag durven vragendaar de
adressant niet in de termen valt van pensioenen niet behoort tot de eigen
lijke gemeente-ambtenaren. Ik zou anders gaarne meer hebben willen vra
gen. Maar als de heeren een voorstel willen doen om den man meer dan
ƒ100 toe te kennen, wil ik dat zeer gaarne ondersteunen.
De Voorzitter. De heer Van Outeren heeft voorgesteld aan Spijker toe
te kennen 2/3 van het door hem genoten tractement ad 6 a 7 's weeks.
Ik zal dat voorstel, dat voldoende is ondersteund, in stemming brengen.
Het voorstel van den heer Van Outeren wordt aangenomen met 20 tegen
2 stemmen.
Tegen stemdende heeren De Fremery en Lezwijn.
De heer Buts. Vóór de vergadering komt tot de behandeling van een
ander onderwerp, mijnheer de Voorzitter, zou ik u willen vragen, of nu
ook gevolg zal worden gegeven aan hetgeen door de Commissie van Finan
ciën is voorgesteldom namelijk naar aanleiding van deze zaak eerstdaags
aan de orde te stellen eerie algemeene regeling van de pensioenen.
De Voorzitter. Zeer gaarneen het is ook ons ernstig voornemen.
Het voorstel, dat ook bereids gedrukt was, ware, als spoedvereischend als
nog te stellen in banden der Commissie van Financiën.
De heer De Fremery. Ik geloof, dat de zaak niet bepaald als spoed
vereischend te beschouwen isomdat het voorstel reeds maanden geleden is
ingediendalthans in druk verschenen. Bij dat voorstel is ook in overwe
ging gegeven om voor pensioens-bijdragen dit artikel op de begrooting voor
memorie uit te trekkenmaar de Baad heeft dit niet in overweging genomen.
De Voorzitter. Daarom wensebte ik Juist niet langer met de zaak te
wachtenmaar het te stellen in handen van de Commissie van Financiën.
Dan kon de zaak in eene volgende vergadering worden behandeld.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
VII. Voordracht betrekkelijk eene uitbreiding van de toepassing van het
Lii rnurstelsel.
(Zie Handd. 43, n°. 195, 52, nos. 236 en 238, 62, n°. 279, en 64,
n°. 293.)
De heer Stoffels. Ik heb betrekkelijk de gedane voorstellen ter zake
van het Liernurstelsel niets te voegen bij hetgeen èn door de Commissie
van Financiën èn vroeger en thans door de Commissie van Fabricage is
voorgesteld. Mijn voorstel zou zijn dat door de heeren Liernur en Comp.
een avant projet wierd opgemaakt betrekkelijk eene algemeene toepassing
van het Liernurstelsel in de geheele stadmaar meer bepaaldelijk voor zoo
veel betreft de Marendorps-Achtergrachten daarvan de kosten te ramen
opdat de Raad alsdan besluite daar, waar de meeste behoefte aan die toe
passing in de stad bestaat, hulp te verleenen en onmiddellijk tot die toepas
sing over te gaan.
De heer Van Iterson. Ik wensch het voorstel van de Commissie van
Fabricagezooals het nu laatstelijk door Burgemeester en Wethouders is
overgenomente ondersteunen. Vooraf een enkel woord over de rioleering
van Leiden in het algemeen. Daarbij meen ik als algemeen bekend en
erkend te mogen aannemendat de bodem dezer stad in een hoogst ongun-
stigen toestand verkeert, zoodat bruikbaar drinkwater aan dien bodem ont
leend steeds zeldzamer wordt, terwijl aan den anderen kant de sterfte-sta-
tistiek onzer bevolking zeer ongunstig is en met name de frequentie van
den abdominaal-typhus welke zeer nauw met de gesteldheid van den
bodem zamenbangt op zich zelve en in verhouding tot andere steden
van ons vaderland zeer groot is. Dat in het algemeen belang verbetering
in dien treurigen toestand dringend noodig is, zal een ieder moeten erken
nen. Meer en meer wint de overtuiging veld, dat de zorg voor de open
bare gezondheid een eerste plicht is voor den staat en voor de gemeenten.
Een afdoende verbetering van den bodem zou naar mijne overtuiging ver
kregen worden door de algemeene invoering van Liernur's stadsreinigings
stelsel, een groote verbetering reeds door toepassing van zijn pneumatisch
rioolstelsel. Indien men nu, uit hetgeen ik zeide, meent te kunnen beslui
ten dat ik thans reeds de algemeene invoering van dit rioolstelsel voor
Leiden wil aanraden, dan vergist men zich. Integendeel, ik reken dat
men ook bij de meest wenschelijke zaken met zijn financieele krachten moet
te rade gaan, daarom geloof ik dat vooreerst nog geen besluit tot algemeene
toepassing kan genomen worden. Een geheel andere zaak is het echter,
indien in eenig deel der stad een onhoudbare toestand ontstaan isdie voor
aller getuigenis niet langer kan of mag blijven, en die, hoe dan ook,
belangrijke uitgaven vordert tot zijn herstel. Dan krijgt het Liernurstelsel
dubbele waarde 1°. omdat het dien onhoudbaren toestand afdoende verbetert
en 2°. omdat zijne invoering in dat deel der stad niets praejudiceert omtrent
latere rioleeringsplannen. In dat opzicht staat dus mijne meening lijnrecht
tegenover die van de Commissie van Financiën welke meent dat men niet
verder moet gaan met gedeeltelijke invoering alvorens omtrent het geheel
beslist te hebben en verder, dat door een gedeeltelijke invoering, indien
het daarbij blijft, zoo goed als niets voor de openbare gezondheid zal ver
kregen zijn. Dit laatste is volkomen waar, indien daarmede bedoeld wordt
dat na de verandering aan de Koepoort en de geprojecteerde rioleering der
Marendorpsche Achtergracht, de rest zou blijven zooals zij is. Maar wie
denkt daaraan Men zal toch vroeger of laterop eenmaal of successievelijk, tot
afdoende verbeteringen moeten komenen wat dan door het Liernurstelsel
reeds verkregen is, zij het ook in slechts enkele buurten, zal behouden
blijven en aan het geheel ten bate komen. Het dilemma waarvoor men
ons stellen wilpneumatische rioleering voor de geheele stad of nergens
komt mij daarom voor onjuist te zijn, en ik kan dus ook niet medewerken
tot het uitgeven der belangrijke som, die noodig zal zijn om de gegevens
voor de keuze in dat dilemma te verkrijgen. Daartoe toch wil de Com
missie van Financiën een plan met begrooting der kosten voor de geheele
stad doen vervaardigen. Een zoodanig plan kost veel gelden de begroo
ting daaruit opgemaakt heeft slechts oogenblikkelijke waarde wegens de
veranderlijke prijzen der grondstoffen en kan eindelijk met benaderende
nauwkeurigheid ook zonder uitgewerkt plan verkregen worden, b. v. door,
met de reeds verkregen ondervinding als maatstaftot basis van berekening
te nemen het aantal personen of privaten die bij de nieuwe rioleering be
trokken zullen worden. Men neme de vraag eenvoudig zooals zij zich aan
ons voordoet. Wat moet er gedaan worden tot verbetering van den onhoud
baren toestand in de buurt der Marendorpsche Achtergracht? en het ant
woord kan, dunkt mij, niet anders zijn dan hetgeen gegeven is door de
Commissie van FabricageInvoering aldaar van het pneumatische rioolstel
sel. Noch van het standpunt der hygiène noch van dat der financiën is
iets beters genoemd en ik geloof ook niet dat het bestaat. Ter loops wil
ik nog opmerken dat het algemeen plan, door de Commissie van Fabricage
bedoeldiets geheel anders is dan hetwelk de Commissie van Financiën
verlangt. Het eerste beoogt, indien ik mij niet vergis, alleen Je aanwijzing
van het aantal en de plaatsing der ccntraal-toestellen terwijl het laatste tot
grondslag eener raming van onkosten moet dienen en dus veel uitvoeriger
en duurder zal zijn. De meeste bedenkingen tegen de toepassing van
Liernur's rioleering op de buurt der Marendorpsche Achteigracht kwamen
tot dusverre van de Commissie van Financiën. Ik geloof dat tot opheffing
dier bezwaren ook nog dienen kan de mededeeling in het laatste rapport
van Burgemeester en Wethouders, dat nl. uit een ingesteld onderzoek ge
bleken is dat de exploitatie der bestaande en der geprojecteerde rioleering
tegelijkertijd en met dezelfde middelen kan plaats hebben. Zoo zou toch
het denkbeeld, door de Commissie van Financiën vroeger aangegeven, om
de financieele resultaten van het stelsel bij verdere uitbreiding te onderzoe
ken tegelijkertijd worden bereikt. Indien men aanneemt dat een vaste
machine in elk geval moet worden aangeschaftdan heeft men den raad
der Commissie van Fabricage volgende, voor de som van /"60.U00 niet
alleen de zoo noodzakelijke verbetering aan de Marendorpsche Achtergracht
verkregen, maar ook de gelegenheid tot beoordeeling der zoogenaamde
financieele bestaanbaarheid van het pneumatische stelsel. Ik weet er niet
beter op en zal voor dit plan stemmen.
De heer Van Heükelom. Ik heb het woord alleen gevraagd om te
kennen te geven, dat ik in de hoofdzaak volkomen mijne adhaesie geef
aan het gesprokene door den heer Van Iterson. Ik ben het met dien
spreker geheel eens dat de tegenwoordige toestand der Marendorpsche Ach
tergracht moet verbeterd worden, maar daarom kan ik toch niet besluiten
het voorstel van de Commissie van Fabricage goed te keuren en daaraan
mijne stem te geven. Ik houd mij overtuigd, ja ik weet zeker, dat het
noch in de bedoelingen ligt van de Oommissie van Fabricage, noch in die
van Burgemeester en Wethouders, die het plan der Commissie aanprijzen,
om het stelsel Liernur te discrediteeren. Maar naar mijn oordeel is er toch
geen geschikter middel om dat te doen dan het ten uitvoer leggen van dit
plan. Men zal den tegenstanders van het Liernurstelsel de meest gewerischte
wapenen in de hand geven om er de onhoudbaarheid van te betoogen.
Indien ik toch het plan wel begrijp, dan wil men aan de Marendorpsche
Achtergracht eene stoommachine plaatsendie dat gedeelte der stad zal bc-
pompenen wil men van daar uit een buis leggen naar de Koepoort om
langs dien weg die machine in verband te brengen met het pijpsysteem dat
thans in dat kwartier reeds bestaat en aldaar zulke goede diensten doet; en
dus met diezelfde machine twee zeer verwijderde kwartieren tegelijk bewerken.
Indien dat zoo is, dan sla ik mijne handen in elkander over die stoutmoe
digheid en twijfel ik zeer of men zich wel behoorlijk rekenschap gegeven
heeft van de zwarigheden, die te overwinnen zijn om een luchtledig te ver
krijgen en te bewaren in een pijpennet van zulke uitgestrektheid. Men
verbeelde zich toch niet dat men de zaak gelijk mag stellen met hetgeen
er gebeurt met pijpen voor gasleidingen, waarin bijna geen druk plaats vindt,
of met pijpen voor waterleidingen waarin ja grooter druk wordt uitgeoefend
maar van binnen naar buiten. Het geldt hier het verkrijgen en behouden
van een luchtledig, en wie daarmede ooit te doen had, weet wat dit zegt
over zulk eene uitgestrektheid. Ik voor mij voorzie dat het tenuitvoer-
leggen van dit plan op groote teleurstellingen zou uitloopen en meen daar
tegen te moeten waarschuwen. De Marendorpsche Achtergracht moet
geholpen wordendat staat bij mij vastmaar niet in combinatie met de
Koepoortsgracbt. Het toepassen van het Liernurstelsel prijs ik zeer aan
maar bij partieele uitvoering; aan de Marendorpsche Achtergracht en aan
de Koepoortsgracht elk afzonderlijk. En dan vraag ik waarom aan het raads
besluit, waarbij bepaald is dat aan de inrichting bij laatstgenoemde plaats de
uitbreiding zou gegeven worden waarvoor die vatbaar isgeen gevolg gegeven
wordt. Daar hebben wij een begin gemaakt dat volmaakt goed gelukt is,
en nu laat men het er bij zitten in plaats van daar gebruik te maken van
de bestaande inrichtingen om daarvan het uitgebreidste effect te verkrijgen
en alzoo de zaak daar wellicht productief te makenterwijl men ons nu
een plan voorlegt, waarvan ik, voor mij, niets dan misrekeningen en teleur
stellingen voorzieen waar ik mij dus tegen verklaren moet.