De héér Dü Rieu. Dan kan ik mij daarmede yereenigen. De Voorzitter. Ik stel thans voor, de zaak te stellen in handen van den stads-advocaat. De heer Buys. Ik wenschte eene enkele inlichting te vragen. Wanneer nu de zaak wordt gesteld in handen van den stads-advocaat, blijft dan het half verwoeste huis inmiddels in onberedderdeu toestand verkeeren? De Voorzitter. Ja, dat zal het geval zijn. De heer Buys. Dit is dunkt mij nog al bedenkelijk, en daar nu de hee- ren Goudsmit en Coek zei ven laten doorschemeren, dat, al mocht het ook blijken dat wij rechtens niet tot schadevergoeding gehouden zijndie ver goeding toch op gronden van billijkheid zou moeten worden gegeven zoo zou ik vragenwaarom dan niet reeds onmiddellijk gedaan dat waartoe men later toch komen zal. Voor mij althans is het resultaat van een rechts geleerd onderzoek vrij onverschilligomdat ik herstel van de berokkende schade in elk geval plichtmatig acht. Was nu aan het inwinnen van advies geen bezwaar verbondenik zou er niet tegen hebben maar nu het blijkt dat ten gevolge daarvan de bewoner van het beschadigde huis het grootste ongerief zal ondervinden, kan ik er mij niet mede vereenigen en zou ik alsnog dadelijke afdoening van deze zaak willen voorstellen. De heer De Fremery. Ik zou aan mijne mede-commissarissen willen vragenof zijna den heer Buys te hebben gehoordook met mij kunnen besluiten om het voorstel door ons gedaan te handhaven. De Voorzitter. Wordt dat voorstel, om de zaak toch in behandeling te nemen, ondersteund? De heer Cock. Ik geloof, dat het voorstel van den heer Goudsmit, als van de verste strekking, de prioriteit heeft. De heer Goudsmit. Het is mij niet te doen om uit eigenliefde mijn voorstel aan de vergadering op te dringen. Maar als de zaak zoo urgent iszou men toch het werk kunnen laten maken op kosten de qui de droit. Als het dan nader blijkt dat wij daartoe verplicht waren, zal de zaak ten onzen laste blijven. Blijkt het daarentegen dat Van der Heyden de schade moest betalen, dan zal hij zich daarin moeten schikken. De heer De Fremery. Ik wil alleen dit opmerken dat Van der Heyden niet vermogend is, en hij met buitengewone kosten en hulp van anderen eigenaar is geworden van dit huis. De heer Goudsmit. Dat zijn van die hooge consideratiënwaarmede de Raad niets hoegenaamd te maken heeft. De Voorzitter. Ik bedoel mijn primitief voorstel om het rapport on middellijk te behandelen. De heer Goudsmit. Ik heb niet voorgesteld op het voorstel afwijzend te beschikken, maar alleen om betrekkelijk deze zaak het advies in te winnen van den stads-advocaat. De Voorzitter. Ik ben het met den heer Cock eens, dat het voorstel van den heer Goudsmit de prioriteit heeft. Het voorstel van den heer Goudsmit, hierop in hoofdelijke omvrage gebracht zijnde, wordt verworpen met 13 tegen 9 stemmen. Voor stemdende heeren DercksenDu RieuCockGoudsmit Veefkind, Eigeman Suringar, Juta en de Voorzitter. De Voorzitter. Ik zal thans in stemming brengen het voorstel van den heer Buysom de zaak heden af te doen. Dat voorstel wordt aangenomen met 14 tegen 8 stemmen. Tegen stemden: de heeren Dercksen, Cock, Goudsmit, Veefkind, Eige man SuringarJuta en de Voorzitter. De Voorzitter. Na dit besluit open ik de beraadslagingen over het voorstel van Commissarissen der gasfabriek en verzoek ik den secretaris voor lezing te doen van het rapport van den directeur der gasfabriek. Dat stuk is van den volgenden inhoud: «Leiden, 28 November 1874. Aan Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek te Leiden. Edel Achtbare Heeren! Ingevolge uw verzoek naar de oorzaak der ontploffing in het perceel bewoond door den heer A. Van der Heydengelegen op de Koepoortsgracht, hoek Molensteeg alhier, heb ik de eer u het volgende mede te deelen Bij een door mij nauwkeurig ingesteld onderzoek naar de ligging en gesteldheid der gasbuizen in dit gedeelte der staden den loop der ver schillende particuliere zoowel als stedelijke riolen, daarbij gelet op hunne onderlinge gemeenschap en de periodiek optredende gas- en beerstofstank waarneembaar in verschillende privatenzoowel in het perceel zelf als in de naastbijgelegen perceelenbleek mij zeer spoedig dat men in dit geval te doen had met een langzame opeenhooping van licht- en beergas ten gevolge van defecten toestand eener «streetmain" (straatbuis) aanwezig op een afstand van 16 meters juist boven de plaats waar het stadsriool der Koepoortsgracht westzijde zich vereenigt met dat der Molensteeg. Ik schreef «defecte toe stand", omdat bij de ontgraving van deze 52 mM. wijde «main" (straatpijp) wel een scheur was te constateeren, doch geen volledige breuk. Door infil tratie moet hier langzamerhand het ontsnappende gas zich bij geringe hoe veelheden hebben verspreid in den bodemen zich hebben medegedeeld aan de particuliere riolen, die hier en daar waarschijnlijk in gebrekkigen toe stand verkeeren. Het lichtgaszich daarin met beergas vermengendheeft zich door de geheele particuliere riolering dier buurt verspreiden zelfs zoo ver dat het nog na de ontploffing op privaten, gelegen op meer dan 50 meters afstand van het geschonden perceel, duidelijk waarneembaar was. Bovendien bevond zich kort voorbij de Vestestraat een geslagen ijzeren pijp in eenigszins verteerden toestand, m. i. voornamelijk veroorzaakt door den geheel met beerstof gedrenkten toestand des bodemswelke niet in gebreke is gebleven zijne schadelijke uitwerking te doen gelden en dus indirect de verspreiding van het gas heeft in de hand gewerkt. Ware nu aan deze langzamerhand aangroeijende hoeveelheid gasmengsel eene met den beer geschikte gelegenheid tot afvloeijing of uitstrooming geblevenzoo zou deze aanwezigheid geene gevaarlijke gevolgen gehad hebben; doch, doordat de aan het einde der gedempte gracht aanwezige beerput grooten- deels gevuld was, waren de mondingen der riolen verstopt, bovendien kon het gas door de particuliere spruiten niet in het hooldriool ontwijken van daar dus verplaatsing en opeenhooping op de meest aan de lucht blootgestelde gelegenheidin casuden regenbak onder de keuken van bovengenoemd perceel, üe «streetmain" (straat- of hoofdbuis) zoowel in de Molensteeg als de vertakkingen in de Kamper- en Ruime-Conscientiestegen werden on beschadigd bevondenevenzoo «de main" aan de westzijde der Koepoorts gracht en de diensthuizen (services), daarop verbonden, redenen waarom hier geen andere oorzaken mogen gelden. Derhalvetwee defekte plaatsen in de gasleiding, onvoldoende toestand der riolen, aanwezigheid van veel beerstof in den beerput, ziedaar in korte trekken de oorzaken, welke zulke droevige gevolgen na zich hebben gesleept. Thans nu de leidingen geheel zijn nagezien, de twee lekken hersteld, wordt geen gaslucht meer aangetroffen, ofschoon in sommige privaten de beerlucht nog sterk waarneembaar is. Mochten UEd. Achtb. hierbij nadere inlichtingen verlangen, zoo ben ik gaarne bereid deze zoo volledig mogelijk te geven. Met de meeste achting teeken ik mij Edel Achtbare Heeren, Uw Ed. Achtb. Dienstw. D. v. d. Horst, direkteur. De heer De Fremery. Ik herinner nog alleen dat de opneming der schade is geschied door twee taxateurs, en wel van de zijde van Van der Heyden door den heer J. G. Van Parijs, en namens den Burgemeester door den gemeente-architectden heer Schaap. De schade is opgenomen en vastgesteld tot een bedrag van f 2000. En nu strekt het voorstel van Commissarissen om die schadevoor zooveel noodigte vergoeden. De heer Krantz. Sluit dat nu alle verder onderzoek af? De heer Goudsmit. Ja, natuurlijk. Het voorstel van Commissarissen wordt vervolgens aangenomen met 14 tegen 8 stemmen. Tegen steraden: de heeren Dercksen,' Cock, Goudsmit, Veefkind, Eige man, Suringar, Juta en Krantz. De heer Van Heukelom komt ter vergadering. Aan de orde is: I. Benoeming van een leeraar in het rechtlijnig teekenen aan de hoogere burgerschool. (Zie Handd. 62, n«. 276.) De heeren Cock, Dercksen en Van Outeren worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De uitslag der stemming isdat met 20 stemmen benoemd wordt G. M. Kosters; zijnde 2 briefjes in blanco gelaten. II. Verzoek van Mr. F. H. De Veije, om ontslag als leeraar aan voor noemde school. (Zie Handd. 62, n°. 277.) Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om den adressant een eer vol ontslag te verleenenwordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. III. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1874 (aanvoer van duinwater). (Zie Handd. 61, n°. 275 en 63, n°. 286.) üe conclusie van het gunstig rapport van de Commissie van Financiën wordt, zonder beraadslaging, met algemeene stemmen aangenomen. IV. Voordracht tot ondersteuning van het verzoek van concessionarissen voor den spoorweg LeidenWoerden om subsidie van het Rijk. (Zie Handd. 64, n°. 289.) De voordracht wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. V. Rapport der raadscommissie in zake de superintendentie over het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. De heer Van Outeren. Ik heb dezer dagen bij eene herhaalde lezing van al de stukken betreffende het belangrijk onderwerp dat we gaan behan delen te vergeefs gezocht naar eene beantwoording der vraagdie ik mij stelde: «bestaat er ten deze urgentie"? Veel vroeger, meen ik, dan in 1871, werd de superintendentie over het H. G. of arme wees- en kinderhuis reeds ter sprake gebracht en sedert tot op den huidigen dag heeft niemand zich beroepen op het «nu of nooit." Inmiddels evenwel is door ons besluit van October 1872 bedoeld vraagstuk eenige schreden zijne oplossing ge naderd maar is het geenszins zoo verre gevorderd dat het thans reeds naar den wensch van den kerkeraadzou kunnen worden beslist; daartoe behoort m. i. meer dan zijn besluit van September 11. om, als voorloopige maatregel, bij voorkomende gevallen, in weezenzorg te voorzien, meer dan de toezegging der diaconie eener rente daarvoor van een kapitaal van /40000, meer dan eene verwachting van kerk- en avondmaal-giften en op particuliere bijdragen, eene verwachting die zoo ligt falen kan. Ware het dan, in de gegeven omstandigheden, niet beter, natuurlijk met onderling overleg van partijende beslissing dezer zaak nog voor onbepaalden tijd te verdagen? Wie ook thans zegevierend uit den strijd mocht tredenzal van de behaalde overwinning dit toch betreuren dat zeker ontevredenheid van- en misschien verdeeldheid tusschen de burgers van dezelfde stad de gevolgen kunnen zijn. Ik stel dus voor dat de Raad zal besluiten aan zijne reeds in deze zaak werkzame commissie op te dragen het doen eener poging om, met overleg van den kerkeraadde vraag der superintendentie over het weeshuis vooreerst en onbepaald onbeantwoord te laten. Ik doe dat niet omdat ikals het ware, verlegen ben met het uitbrengen van mijne stem ten deze. Wordt mijn voorstel verworpen, dan sta ik, zoo ooit, onwrikbaar vast in mijne

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 3