liier toch ook vooraf wel eens nagaan of in dit geval een onderzoek zoo als hier is voorgesteld wel zoo noodig is, en tevens of een antwoord op de te stellen vraag wel met eenige nauwkeurigheid kan gegeven worden. Bij eenig nadenken kan het antwoord op deze beide punten niet anders dan ontkennend zijn. Vooreerst toch geldt het hier in het minst niet een werk waarvan de vruchten eerst na de geheele voltooiing kunnen verwacht worden. Integendeel I zelfs de grootste voorstanders van het Liernurstelsel verlangen niets meer dan dat de invoering daarvan langzamerhand geschiede, in ver band met de meest dringende behoefte aan verbetering der thans bestaande riolen, zoowel als met den toestand der gemeentefinanciën. Het behoort ook tot dc voordeelen die het Liernurstelsel o. a. boven de zoogenaamde spoelstelsels aanbiedt, dat het zeer goed, zelfs bij voorkeur, trapsgewijs kan ten uitvoer worden gebracht. De vraag of bet ooit over de geheele stad zal worden uitgebreid kan voorshands naar wij meenen gerust in liet raidden gelaten wordenbare beantwoording moet later van de omstandigheden afbangen en doet voor het oogenblik zeer weinig ter zake: alléén blijft het wenschelijk bij de toepassing van bet stelsel in eenige buurt een algemeen plan in het oog te houdenopdat niet soms hier of daar iets tot stand worde gebracht dat later blijken zou niet goed in bet geheel te passen. Maar ten andere achten wij het onmogelijk om met eenige nauwkeurigheid reeds nu op te geven welke uitgaven voor eene toepassing van het stelsel door de geheele stad zouden gevorderd worden. Wij bebben hierbij vooral liet oog op de zoo vetanderlijke prijzen van het ijzer, die natuurlijk op het bedrag der te ramen onkosten van den meest overwegenden invloed zouden moeten zijneene ramingopgemaakt naar de tegenwoordige prijzenzou geene de minste waarborg meer opleveren togen den tijd waarop een groot deel van het werk (met welks uitvoering een aantal jaren zouden verloopen) opgeleverd zou moeien worden. Men zou dus allicht, geheel noodeloos, terug deinzen voor het bedrag eener som die weinig beter dan uit de lucht gegrepen zou mogen lieeten en die in geen geval anders dan verdeeld over eene lange reeks van jaren zou bcnoodigd zijn. Men beeft ook op de behoefte aan goed drinkwater gewezenals een gewichtig punt dat te Leiden vroeger of later voorziening zou behoeven endaar het dan zeker groote financiëele offers vergen zou ons thans van het doen van eenigszins belangrijke uitgaven zou moeten terughouden. Wij zijn er ver van af om het groote belang, b. v. eener duinwaterleiding, voor onze stad te willen ontkennen, maar moeten er toch ook op wijzen dat zelfs niet de meest ruime aanvoer van goed drinkwater ons van den schadelijken invloed, voortspruitende uit den erbarmelijken toestand van liet rioolstelsel, geheel of zelfs grootendeels zou kunnen vrijwaren. Wat de beide andere bovengemelde voorstellen betreft, deze verschillen onderling niet zoo essentiëel, beiden toch hebben eene uitbreiding van het Liernurstelsel op bet oog; volgens het eene echter zou die uitbreiding moe ten uitgaan van liet punt waar het stelsel reeds sedert eenigen tijd is toege past, het andere beveelt de toepassing aan op den omtrek der Gedempte Marendorpsche Achtergrachtals de buurt waar het rioolstelsel het gebrek kigst is en reeds nu voortdurend niet onbelangrijke uitgaven vordertuitga ven die toch nauwlijks verhinderen kunnen dat die geheele streek al meer en meer, als een broeinest van epidemieën, tot gevaar strekt voor de geheele stad. Bovendien wordt in het bedoelde voorstel aangedrongen op liet werken naar een algemeen plan. Zoowel liet eerste als het tweede punt maakt naar onze meenitig de keus tussclien beide voorstellen niet moeilijk. Dat, ook bij de toepassing van liet stelsel in een deel van de stadtoch liefst van een algemeen plan moet worden uitgegaan ligt immers voor de handen daarover zal dan ook een ieder Int wel eens zijn. Evenmin valt er te twijfelen of op de vraag: vnaar te beginnen P" een ander antwoord moet gegeven worden, dan«daar waar de behoefte aan verbetering het grootste is." Wij eindigen dus met de aanneming van dit voorstel, waarop ook onlangs door een groot getal ingezetenen per adres werd aangedrongen zoo dringend mogelijk aan uwe vergadering aan te bevelen. Namens de vereeniging tot verbetering van volksgezondheid te Leiden J. A. Boogaard, Voorzitter. Leiden, November 1871. C. A. Pekelharing waaru11. Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DllABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 3