Aan Edel-Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennenJohannes Zwet sloot, bouwman te Leiderdorp;. dat hij bij proces-verbaal van 17 December 1869 huurder is geworden van een stukje landtoebehoorende aan de gemeente Leidengelegen in den Stadspolder onder de gemeente Leiderdorp, voor 42.00 'sjaars; dat den 31 December e. k. die huur is geëindigd, wenschte hij dit land weder voor dezelfde som en voorwaarden ondershands van UEd. te huren. 'tWelk doende, enz. Leiden, 4 November 1874. J. Zwetsloot. Leiden, 18 November 1874. Bij de in hare handen gestelde requesten van J. Kriest en J. Zwetsloot wordt verzocht de onderhandsche verhuring van twee stukjes teelland gele gen aan het raamland, onder de gemeente Leiderdorp, wederom voor den tijd van vijf jaren, ingaande 1°. Januari aanstaande het eerste voor f 16 en het tweede voor f42 'sjaars. Die beide stukjes teelland waren vóór 1870 jaren achtereen onderhands verhuurd; bij raadsbesluit van 2 December 1869 werd zulks aan J. Kriest op nieuw voor den tijd van vijf jaren vergund, maar het tweede in het openbaar voor f42 'sjaars, nadat de onderhandsche huur niet meer dan ƒ13 had beJragen. De Commissie van Fabricage vindt geene vrijheid op beide requesten gunstig te adviseerenmaar wel om eene openbare verhuring aan te raden 1°. omdat er geene bijzondere of buitengewone redenen bestaan om af te wijken van den regel en het belang der openbare verhuringen; 2°. omdat de ervaring heeft geleerd, dat bij openbare verhuringen de mededinging wordt bevorderd en geëerbiedigd; 3°. omdat de huurprijzen van dergelijke teelgronden voortdurend 9tijgen; 4°. omdat de zeer lange duur waarop aan J. Kriest de huur voor dezelfde som onderhands werd toegekend geen grond heeft of geeft, om daarmede langer voort te gaan. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 285. Leiden, 23 November 1874. De heer Zaalberg te Heemskerkeigenaar van een der huizen op het Gerecht, heeft zich, onderstellende dat tot de rooiing van alle aldaar ge plaatste boomen zoude zijn besloten, tot uwe vergadering gewend met ver zoek dat thans op eenen verderen afstand dier huizen kastanjeboomen mogen worden geplant, terwijl adressant, vernomen hebbende dat alleen de boomen vóór het huis van den heer Van Sandick gerooid zullen worden zijn ver zoek intrekt, voor het geval de Baad niet op zijn besluit mocht terugkomen. Met de Commissie van Fabricagewier bericht hierbij wordt overgelegd zijn wij van oordeel, dat er thans geene termen zijn om verandering te brengen in den bestaanden toestand en geven u alzoo in overweging de stukken voor kennisgeving aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Herma- nus Zaalbergburgemeester en secretaris der gemeente Heemskerkdat hij gelezen hebbende dat de Baad besloten heelt tot het uitroeien der boomen vóór de woonhuizen op het Gerecht; dat wel is waar die boomen, zoo dicht als ze nu voor de huizen geplant warennadeel toebrachtenreden waarom hij geene bezwaren tegen het verzoek van Mr. Van Sandick heeft ingebracht; dat het niet te ontkennen valt dat, na de uitroeiing, een misstand inde kromme richting van het Gerecht zal ontstaan en het zonlicht zijne kracht zal doen gevoelen dat hij daarom eerbiediglijk verzoekt, dat het UEA. behagen moge om op eenen verderen afstand van de woonhuizen (en wel tot aan den uitersten steenen stoeppaal het meest nabij de Schoolsteeg, van het hui9 hem thans in eigendom toebehoorende) verwijderd, kastanjeboomen te doen planten en de trottoir der klinkers te doen verbreeden, waardoor èn de misstand zal worden voorkomen èn het sterke zonlicht in den zomer zal worden getemperd. 't Welk doende, etc. etc. Heemskerk, 16 November 1874. H. Zaalberg, Burgemeester. Memorie van Toelichting op het adres van Hermanns Zaalberg te HeemsTcerJc aan den Raad der gemeente Leiden dato November 1874. Aan UEA. heeft de ondergeteekende de eer mede te deelenin verband met zijn adres aan den Baad der gemeente Leiden, dat hij later door den heer Mr. Van Sandick vernam, dat alleen de boomen vóór zijne woning zullen worden gerooid, waartoe door uwe vergadering goedgunstig is besloten, doch dat de andere boomen zullen blijven staan. Door deze be slissing is het grootste gedeelte van het bezwaar van den ondergeteekende in zijn adres uitgedrukt, vervallen, alhoewel het niet te ontkennen valt, dat er een misstand zal komen. Mocht daarom de Baad kunnen besluiten om eene doorgaande rij kastanje boomen op verderen afstand van de woningen te planten en de klinker trottoir te verbreeden, dan zal zeker de misstand wordén weggenomen. Voor het geval de Baad op zijn besluit niet terug komt, dan neemt de ondergeteekende de vrijheid zijn gedaan verzoek in te trekken omdat het hoofdbezwaar de verwijdering van den boom vóór zijn huis geplant is opgeheven. Heemskerk, 18 November 1874. H. Zaalberg. Aan den Heer Voorzitter van den Gemeenteraad te Leiden. Leiden, 18 November 1874. Bij raadsbesluit van den llden dezer maand bepaald zijnde dat slechts enkele der boomen op het Gerecht zullen worden gerooidzoodat voorals nog geene verandering komt in den aldaar bestaanden toestand, is er vooreerst geene aanleiding om de klinkerstraat te verbreeden en vooral niet om op verderen afstand van de rij woonhuizen aldaar nieuwe boomen te planten. De Commissie van Fabricage kan alleen de verzekering gevendat in hel vervolg, bij verandering van omstandigheden zal worden gelet op het verzoek, dat door den eigenaar van een aldaar gelegen woonhuis, H. Zaal berg te Heemskerkbij het in hare handen gestelde request wordt gedaan maar voor dit oogenblik zal daarop niet dan afwijzend kunnen worden beschikt. Aan HH. Burgemeester en Wethouders. De Commissie van Fabricage, enz. N°. 286. Leiden, 25 November 1874. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders, strekkende tot verhooging van den post der begrooting van het loopende jaar Hoofdstuk II, Art. 11 Volgn. 85 «aanvoer van duinwater" met ƒ1900, af te schrijven van den post voor onvoorziene uitgaven en geeft alzoo in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 287. Leiden, 27 November 1874. Ter vervulling der vacature, met 1°. Januari e. k. ontstaande door de periodieke aftreding van den heer Dr. J. E. Van Iterson JAz. als lid der commissie voor de bewaarscholen alhier, hebben wij de eer u bij deze het navolgende dubbeltal voor te dragen, met uitnoodiging daaruit de benoeming te willen doenals 1°. Dr. J. E. Van Iterson JAz. 2°. Dr. C. A. Pekelharing. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2