HMDUM TAB BIS 6E9EBHTBRAA9 TAI HIDES. 59. INGEKOMEN STUKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 263. Leiden, 4 November 1874. De Commissie van Financiën heeft de eer u te berichten dat zij zich vereenigt met de voordracht van Burgemeester en Wethouders, strek- kende tot afwijzing van het verzoek van J. Vermeij om in eigendom te mogen bekomen de Stadswaterpoort aan de Garenmarkt en u raadt over eenkomstig die voordracht te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 266. Leiden, 4 November 1874. De Commissie van Financiën heeft de eer u te berichten op het ver zoek van P. Van der Waals, metselaar alhier, dat zij zich vereenigt met het rapport van Burgemeester en Wethouders, weshalve zij raadt, dienovereenkomstig te besluiten tot afwijzing van het verzoek. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N#. 26!?. Leiden, 6 November 1874. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten fine van bericht en raad gestelde begrooling voor 1875, van het ge- subsidieerde Heilige Geest of Arme wees- en kinderhuis alhier. Zij heeft daarop geene bedenkingen; terwijl het daarbij voorgedragen subsidie in overeenstemming is met het raadsbesluit van 29 November 1868, doch ten gevolge van de door den Heer Martinus Wijnaendts van Maarsseveen aan die instelling besproken erfstelling, thans is terugge bracht op 5000. De Commissie raadt het door Bestuurders uitgetrokken subsidie ad f 5000 te bepalen bij een besluit waarvan het model bij dit rapport is gevoegd en voorts de begrooting goedtekeurende inkomsten, op 33570.—, de uitgaven, op ƒ33570.en alzoo sluitende quite, bij een besluit waarvan het model aan den voet der begrooting is gedrukt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 268. Leiden, 5 November 1874. In de zitting van 1 October jl. werd behandeld onze voordracht ten aanzien van den afstand in gebruik aan het Rijk van het zoogenaamd Schuttersveld en alstoen werd verworpen punt d. der concept-overeen komst, luidende: »De gemeente reserveert aan zich de beschikking over het grootste der genoemde perceelen voor de oefeningen der dienstdoende schutterij, tusschen 1 April en 1 October, op de vier eerste dagen van iedere week's namiddags na vijf uren en in buitengewone gevallen over beide genoemde perceelen voor het houden van openbare volksfeesten en volksvermakelijkheden," zoodat de oorspronkelijke redactieluidende: «Het Gemeentebestuur reserveert aan zich de beschikking over de genoemde Eerceelen voor de oefeningen der dienstdoende schutterij enz." werd be- ouden. In de vergadering van 22 October d. a. v. werd verder punt h, betrekking hebbende tot den duur der overeenkomst en de huursom, waaromtrent in de vorige zitting de stemmen hadden gestaakt, aangeno- men. Blijkens de discussien der zitting van 1 October bestond het voor naamste bezwaar tegen de door ons voorgestelde redactie in de eventueele totstandkoming van eene nieuwe schutterij wet, ten gevolge waarvan in den tijd en duur der exercitiën vermoedelijk wijziging zoude worden ge bracht. Deze omstandigheid heeft aanleiding gegeven dat de heer Kapitein Eerstaanwezend Ingenieur te 's Gravenhage, de volgende redactie van punt d. heeft voorgesteld: «De gemeente reserveert aan zich de beschikking over het grootste der genoemde perceelen voor de oefeningen der dienstdoende schutterij, tus schen 1 April en 1 October, op de vier eerste dagen van iedere week, 'snamiddags na vijf uren, met dien verstande dat bij eventueele invoe ring eener nieuwe wet op de oefeningen der schutterij deze tijdsbepalin gen zullen herzien en zoo noodig gewijzigd wordenen verder in buiten gewone gevallen over beide genoemde perceelen voor hel houden van openbare volksfeesten en volksvermakelijkheden."1 In de overtuiging dat met deze redactie aan de bij uwe vergadering bestaande bezwaren zal zijn tegemoetgekomen, stellen wij u voor de concept-overeenkomst dienovereenkomstg te wijzigen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. gunstige beschikking van uwe zijde mij zal kunnen behoeden voor finan- ciëele moeilijkheden, die mij zouden kunnen verhinderen te doen, wat mij tot herstel mijner gezondheid geraden wordt." Uwe commissie, lettende op die treurige mededeeling, aarzelt niet te verklaren dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders op haar een pijnlijken indruk heeft gemaakt en dat zij het, gelijk het daar ligt, vol strekt onaannemelijk acht. Zij begrijpt des noods, dat men, enkel vragende naar hetgeen de gemeente volgens de wet verplicht is te doen, van geen toelage weten wil, maar zij begrijpt niet wel, dat men eenmaal de billijkheid van eene toelage erkennendede eischen van die billijkheid met eene som van ƒ300 meent te kunnen bevredigen. Mejuffrouw Renssen, die hier als hoofdonderwijzeresse laatstelijk een inkomen genoot van f 2350, heeft gedurende haar ambtelijke loopbaan naar het oordeel van alle schoolautoriteiten, altijd blijken gegeven van de meest uitne mende plichtsbetrachting; de verbazende omvang van de laak haar opge dragen, bleek ten slotte te groot voor hare krachten, maar zij kwam eerst tot die treurige ervaring toen zij in den dienst van de gemeente hare gezondheid had opgeofferd. Dit offer te vergoeden licht buiten het vermogen van de gemeentemaar deze kan althans toonendat zij eenig besef heeft van hetgeen zulk een offer beteekent. Wil Leiden op den duur goed gediend zijnj stelt het vooral prijs op uitstekende docenten, dan moeten die docenten er op kunnen rekenen, dat wanneer zij in dienst van de gemeente ongelukkig worden, deze tegenover hen haar plicht zal weten te doen. Het zijn deze gronden welke uwe commissie leiden tot het voorstel om aan Mejuffrouw Renssen eene jaarlijksche toelage te verleenen van ƒ850, eene som. welke gevoegd bij haar pensioen, ad f325, haar juist de helft van haar vroeger inkomen zal verzekeren. Minder te verleenen acht zij voor de eer van de gemeente onbestaanbaar. Aan deze beschikking wenscht uwe Commissie intusschen de bepaling te verbinden, dat wanneer mejuffrouw Renssen later in de gelegenheid mocht zijn eene nieuwe betrekking te aanvaardende Gemeenteraad zijne toelage geheel of gedeeltelijk zal kunnen intrekken. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 270. Leiden, 7 November 1874. Ofschoon de Commissie van Financiën onder andere omstandigheden groot bezwaar zou hebben tegen het toekennen van een zoo aanzienlijk pensioen als wordt voorgesteld aan den heer Van der Togt als kassier der Bank van Leening toe te kennen, zoo meent zij echter, lettende op de overwegingen in den brief van Commissarissen voorkomende, zich bij het voorstel van deze heeren te moeten neerleggen. De Commissie zag intusschen liever van wachtgeld dan van pensioen gesproken, omdat de gemeente later misschien nog gelegenheid zou kunnen hebben van de diensten van den heer Van der Togt gebruik te maken. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 271. Leiden, 7 November 1874. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar om zich te vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangaande het ver zoek van Mr. Van Sandick en dus eene gunstige beschikking aan te bevelen. Aan den Gemeenterade. De Commissie van Financien, enz. N°. 269. Leiden, 7 November 1874. Bij hunnen brief van 5 November 11. hebben Burgemeester en Wet houders u voorgesteld aan mejuffrouw A. J. W. Renssen, te gelijk meteen eervol ontslag als hoofdonderwijzeres aan de meisjesschool lsle klasse eene jaarlijksche toelage te verleenen van ƒ300. Dit voostel is een uit vloeisel van hetgeen mejuffrouw Renssen in haren brief aan den Gemeen teraad schrijft: «Ontveinzen kan en mag ik evenwel niet, dat hel opgeven van mijne betrekking en de pogingen om mijne verloren gezondheid te herwinnen, van mij groote opofferingen eischen, terwijl het pensioen, waarop ik volgens de wet aanspraak heb, zoo gering is, dat alleen eene 1874 N". 272. Leiden 9 November 1874. Wij hebben de eer u te berichten dat wij op het adres van het bestuur der Leidsche Bouwvereeniginghoudende verzoek om voor de in aanbouw zijnde perceelen op het plein bij het voormalig Nosocomium aan de Oude Vest eene stoep te mogen doen leggen en daarbij palen te plaatsen, den voorzitter der Commissie van Fabricage hebben gehoord, die even als ons college daartegen geene bedenkingen heeft. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden het verzoek toe te staan, mits de stoep gelegd worde op aanwijzing en onder toezicht van rooi meesters. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Het Bestuur der Leidsche Bouwvereeniging geeft met verschuldigden eerbied te kennen, dat het voor de in aanbouw zijnde perceelen op het plein bij het voormalig Nosocomium aan de Oude Vest, wenscht te leg gen een stoep met palen. Het behoeft hiertoe de vergunning van UEd. Achtbaren en heeft derhalve de eer u te verzoeken, te willen toestaan dat tot het daarstellen daarvan worde overgegaan. Het Bestuur der Leidsche Bouwvereeniging, A. Heynsius, Voorzitter. Leiden, November 1874. W. Pleyte, Secretaris. N°. 273. Leiden, 9 November 1874. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een schrijven van Commissarissen der Bank van Leening verzoekende om over hoogstens ƒ3000 te mogen beschikken, ten einde onverwijld een aanvang te maken met de verbouwing der banklokalen. 67 l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1