De heer Cock. De vorige spreker heeft mij niet goed verstaan, of ik moet mij verkeerd hebben uitgedrukt. Ik heb niet gesproken over het traetement van den heer Yan der Mey, veel minder heb ik het bovenmatig genoemdmaar ik heb gezegd dat ikgetrouw willende blijven aan mijn principe, dat de kosten van het onderwijs te Leiden in het algemeen m. i. bovenmatig hoog waren moest stemmen ook tegen deze verhooging. De heer Goudsmit heeft dus iets bestreden wat ik niet heb gezegd en zeer zeker niet heb bedoeld. Maar ik herhaal, de kosten van het onderwijs be dragen ƒ150.670; de opbrengst is 53220; zoodat er, gelijk ik in den aanvang van het debat reeds zeide, een nadeelig saldo is van ƒ97450; dat is nu wat ik bovenmatig noem. De heer Bijleveld. Naar aanleiding van hetgeen door den heer Goud smit is opgemerkt een enkel woord. Ik herinner mij niet, toen ik straks mijne bezwaren aanvoerde, gelijk door den heer Goudsmit is beweerd, het woord 'bovenmatig" of eenig daarmede overeenkomend woord te hebben gebezigd of iets te hebben gézegd, dat met die qualificatie zou overeenko men. Te zeer ben ik overtuigd dat, zoo de betrokken titularis naar de mate zijner verdiensten moest worden gehonoreerd, een vrij wat belangrijker post ten zijnen behoeve op de begrooting zou moeten worden gebracht. De heer Verstee. Zonder iets te kort te doen aan de vele en groote verdiensten van den heer Van der Mey, moet ik evenwel, tot mijn leed wezen, tegen deze verhooging stemmen. De Voobzitteh. Ik moet verklarendat ik in langen tijd geen voor- draoht met meer genoegen gedaan heb dan deze. Ik moet daarbij herinne ren dat Curatoren van het gymnasium het aanblijven van den heer Van der Mey, wiens verdiensten ook boven mijn lof verheven zijn, zoozeer op prijs stelden, dat zij eene verhooging van 500 voordroegenmaar dat de heer Van der Mey, enjik wil dit hier zeggen, opdat men het ook buiten deze vergade- ring wete, mij verzocht heeft de toelage liever op ƒ200 te bepalen. Inder daad bij zoodanig bewijs van onbaatzuchtigheid kan men niet spreken van bovenmatige opdrijving. En wanneer nu de heer Coek wijst op de belan gen der burgerij die hem bovenal ter harte gaan, dan verklaar ik, dat die bij mij even zwaar wegenen juist daarom wil ik medewerken om aan die inrichting zulk een uitstekend man te behouden. In stemming gebracht wordt dé verhooging van 200 aangenomen met 19 tegen 4 stemmen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Cock, Verster en Bijleveld. De Voorzitter. Nu stel ik voor de verhooging van het traetement van den héér Waalewijn met f 100. De heer Bijleveld. Tegen deze verhooging zal ik mij niet verzetten, omdat het traetementin verhouding tot de andere, mij te laag voorkomt. De heer Vebsteu. Het door den heer Waalewijn genoten traetement staat niet in verhouding tot het aantal der door hem te geven lesuren. Dit acht ik eene onbillijkheid, die m. i. niet moet blijven voortduren. In dit bijzonder geval zal ik, op grond der aangevoerde reden, voor de verhoo ging stemmen. De toelage wordt goedgekeurd met 22 stemmen tegen 1die van den den heer Cock. De Voorzitter. Ik merk op dat litt. c voor vuur en licht in de scho len verminderd moet worden met ƒ50. Aldus wordt besloten en n". 115 aangenomen. N°. 116: Kosten voor de middelbare scholen, a. Jaarwedden der onder wijzers ƒ18310. De Voorzitter. Thans breng ik in behandeling de vérhooging voor den heer Brongersmater verleening eener personeele toelage, van ƒ400 ten einde te voorkomen, dat deze verdienstelijke leeraar onze gemeente zoude verlaten. De Commissie van Financiën kon zich met dit ons voorstelge grond op het advies der Commissie van toezicht, niet vereenigen omdat hetgeen men verwachtte niet is geschied en daardoor het gevaar, hetwelk de hoogere burgerschool bedreigdevoor dit oogenblik althans geweken is. De heer Goüdsmit, Ik wensch enkele inlichtingen te geven in verband met dit argument der Commissie van Financiën. Het is waar, dat de heer Brongersma niet is benoemd door den Baadmaar hem door den inspecteur van het middelbaar onderwijs officieus is aangeboden, vooreerst: eene be trekking als directeur te Veendamen eene andere als leeraar aan de bur gerschool te Botterdam op een traetement van ƒ2500, zoodat wanneer wij hem geen verhooging toestaan wij alle reden hebbén te vreezen dat wij hem kwijt zullen raken. Ik zou daarom in bedenking gevenof het wel zaak is den heer Brongersma ter zijde te stellen en ons aan eene nieuwe proef bloot te stellen. De heer Buys. De verhooging van traetement voor dr. Brongersma werd door de Commissie voor het middelbaar onderwijs aanbevolenop grond dat er uitzicht bestond, dat deze docent naar elders zou worden geroepen, waar men hem voordeeliger voorwaarden aanbood dan hier. Daar men nu het behoud van dezen heer, als eene soort van afkoop voor de mogelijkheid van zijn vertrek, even wensebelijk keurde als het behoud van den heer Van der Mey, wilde men ten behoeve van beiden een zelfden maatregel genomen hebben. De Commissie van Financiën verklaarde zich volkomen bereid tot dien maatregel mede te werkenmaar merkte opdat aangezien de benoeming van dr. Brongersma elders nog maar eene onderstelling was men diende te wachten tot die onderstelling zich zoude hebben verwezenlijkt. En inderdaad men deed wel te wachtenwant er kwam ten slotte niets van de gevreesde benoeming. Natuurlijk dat de Commissie nu het voorstel niet kon aanbevelen immers het steunde uitsluitend op een motiefdat ten laatste bleek een verkeerd motief geweest te zijn. De heer Goudsmit. Ik geloof dat de vorige spreker zich de menschen wat al te genereus voorstelt. Het is waar, wij hebben het voorbeeld van den heer Van der Meydie zich een offer getroostte om toch hier ter stede te blijven maar het isdunkt mijniet aan te nemen dat elk ander daartoe evenzeer bereid zal zijn. En wanneer dit het geval niet is, dan zullen wij hem later of een veel hooger traetement moeten aanbieden of hem laten varen. Wanneer toch de inspecteur van het middelbaar onderwijs den beer Brongersma erkent als een der meest uitstekende docenten en hem het uit zicht opent op eene plaatsing elders, dan is niet anders te verwachten dan dat hij zich genoopt zal gevoelen heen te gaan. Ik voor mij geef dén Baad in bedenking of hij die proef wel zou willen wagen. De Voorzitter. Ik geloof ook dat wij moeten gebruik maken van dé om standigheid dat de heer Brongersma nog niet elders is benoemd. Het is toch te voorziendat de inspecteur van het middelbaar onderwijs hem nieuwe voorstellen zal doen en dat wij dan van zijne talenten zullen verstoken worden. De heer Buys. Ik moet met allen eerbied betuigendat ik de conse quentie van hetgeen door u, mijnheer de Voorzitter, en den heer Goudsmit werd vooropgezet niet vat. Ik stel evenzeer prijs op het behoud van den heer Brongersma als wie ook; moeten wij ons om dat behoud te verzekeren geldelijke opofferingen getroostenik ben volkomen bereid er in toe te stemmen; maar natuurlijk -eerst dan als er termen toe bestaanj dat wil zeggenals dr. Brongersma naar elders geroepen wordt. Maar nu het trae tement te verhoogenenkel op grond dat hij eldërs zou kunnen worden benoemdgaat niet aan. Men moest dan om consequent te zijn nu de tractementen verhoogen van alle docenten die men gaarne behouden wil. De Voorzitter. Ik wenseh nog alleen op te merken, dat het motief van ons voorstel is de vrees dat wij den heer Brongersma zullen verliezen. De heer Buys. Welnu, als die vrees later blijkt werkelijk gegrond te zijndan zal de verhooging ook volgen. De heer Goodsmjt. Maar dan kan het reeds te laat zijn. Dan kan de heer Brongersma reeds tot aanneming der andere betrekking besloten hebben. Men kan in deze zaken geen algemeenen regel stellen. Wanneer men zich verzekeren kan van het behoud van een bekwaam mandan moet men zich daarvoor een oSer getroostengelijk men dit in Duitschland doet ten aanzien van eminente professoren en docenten. De heer Buys. Inderdaad in Duischland komt het telkens voor, dat de gouvernementen zich groote geldelijke offers getroosten om geliefkoosde do centen te behouden, maar de Duitschers hebben genoeg gezond verstand om die offers eerst dan te brengen wanneer zij werkelijk gevorderd worden. De heer Seelig. Ik moet alleen opmerken, dat het reeds werkelijk van den wil van den heer Brongersma heeft afgehangen om elders benoemd te worden. Alléén zijne gehechtheid aan de instelling, waaraan hij zoo nuttig werkzaam is en voor wier belang hij moeielijk zoude te missen zijn, heeft hem daarvan teruggehouden. Wij verkéeren dus geheel in hetzelfde géval als met den heer Van der Mey, en wij moeten derhalve evenzeer ijveren voor het behoud van den heer Brongersma voor de hoogere burgerschool als van den beer Van der Mey voor het gymnasium. De toelage van ƒ400, alsnu in omvraag gebracht zijnde, wordt aangenomen met 13 tegen 10 stemmen. Tegenstemden: de heeren Le FooleEigeman, Buys, Hartevelt, Lezwijn, Van OuterenDercksen, Cock, Verster en Bijleveld. De Voorzitter. Alsnu komt in aanmerking de verhooging van 200 voor den heer Waalewijn, als leeraar bij de hoogere burgerschool. Ik twijfel niet of na het vroegere besluit zal ook deze post worden aangenomen. De post wordt goedgekeurd met 22 stemmen tegen 1, die van den heer Cock. De Voorzitter. Ik merk op dat de post c voor vuur en licht in de scholen moet worden verminderd met 200. Aldus wordt besloten en no. 116 aangenomen. No. 117. Jaarwedden der hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeressen, mitsgaders toelagen voor kweekelingen 74675. De Voorzitter. Onder dit noramer moeten nu nog uitgetrokken wor den de 60 verhooging voor M. Koopal en drie anderente zamen f 200 voor het verkrijgen van eene hoofdonderwijzersacte. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Thans zijn aan 'de orde de verhoogingen der jaarwed den van de hoofdonderwijzers aan de scholen voor on- en minvermogenden. De heer Le Poole. Behoorde ik onder die leden dezer vergadering die onvoorwaardelijk alle uitgaven voor het openbaar lager onderwijs met ruime handen toestaan, ik zou de eerste zijn die mijne goedkeuring zou schenken aan de algemeene verhooging der bezoldiging van de hoofdonderwijzer. Be halve om hunne verdienstenwelke ik gaarne op gezag van anderen aan neem heb ik dit jaar hunne belangstelling in de schooljeugd persoonlijk leeren kennen. Het is voor mij dus een offer, als ik voor die verhooging niet kan medestemmen. Hetgeen mij daarvan terughoudt is de toestand der bijzondere scholen in deze gemeente, welke, niettegenstaande de offers daarvoor door particuliere krachten gebrachtover het algemeen kwijnende zijn, wegens gemis aan geschikte lokalen en gebrek aan voldoend hulpperso neel. Er zijn gelukkig wel uitzonderingen, als b. v. de school, opgericht door de Vereeniging voor Christelijk onderwijs aan on- en minvermogenden, eene school welke in alle opzichten met de openbare school kan concurree- ren en lang niet aan alle aanvragen tot plaatsing kan voldoen. Aan zulk eene school en ook aan andere, welke in het laatste verslag van de plaatse lijke schoolcommissie opgenoemd wordenkan men zien wat particuliere krachten vermogenen wat aan de gemeentekas en dus aan de belasting schuldigen zou gespaard wordenindien de krachten hunne vrije werking hadden. Op grond nu van die belemmering kan ik tot mijn spijt niet medewerken aan de verhooging van de bezoldiging der genoemde hoofd onderwijzers en zie ik mij verplicht tegen dit hoofdstuk en straks tegen de geheele begrooting te stemmen. De Voorzitter. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekt, dit wensch ik hier op te merken, om aan mejufvr. Jesse en den heer Van Wijk ieder 200 toe te kennen, als compensatie voor het gemis der percentsgewijze belooning door de oprichting der tusschenschool. In stemming gebracht wordt het voorstel aangenomen met 20 tegen 3 stemmen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Cock en Verster. De Voorzitter. Alsnu komt aan de orde bet voorstel der Commissie van Financiën, tot verhooging van ƒ1000, voor de hoofdonderwijzers bij de scholen voor on- en minvermogenden en die aan de tusschenschool, ieder met ƒ200.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 8