MUSES Til DES 6E9EÜTEMAD TAS LEIDEI.
57.
INGEKOMEN STUKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 251. Leiden, 29 October 1874.
Ten gevolge van het verleend eervol ontslag aan den hulponderwijzer
J. Dondorp, hebben wij de eer ter vervulling der betrekking van hulp
onderwijzer aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs
der 2e klasse, voor jongens, op eene jaarwedde van f500, u bij deze
de navolgende voordracht aan te bieden, door ons in overleg met den
hoofdonderwijzer dier school en den districtsschoolopziener opgemaaktmet
verzoek tot de benoeming over te gaan, als: 1°. J. W. Segaar, 2°. J. J.
Werst, beiden te Leidenterwijl ter voldoening aan de bepaling der wet
als derde op deze voordracht wordt geplaatst J. Brouwer, mede alhier
werkzaam.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 252. Leiden. 30 October 1874.
Bij het hierbij gevoegd adres verzoekt J. Vermey in eigendom te mogen
bekomen de Stadswaterpoort aan de Garenmarkt.
Blijkens het mede hierbij gaande rapport der Commissie van Fabricage
waarmede wij ons vereenigen,' bestaan er termen tot behoud van den
toegang van de Garenmarkt naar de Singelgrachtwaarom wij de vrijheid
nemen u te adviseeren tot afwijzing van het onderwerpelijk verzoek.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met eerbied te kennen Joh». Vermey, timmerman wonende in de
Hooglandsche Kerkchoorsteeg alhier:
dat hij eigenaar zijnde van een pakhuis en erf, gelegen in de Hoefstraat
in de Stadswaterpoort over de Garenmarkt, wijk II nieuwn. 59, bij het
kadaster bekend onder sectie E. n°. 1202
dat hij blijkens bijgaand kadastraal extract in de grondbelasting voor
zijn erf reeds is aangeslagen,
dat hij voornemens is van dit pakhuis een woonhuis te maken en
alzoo voor het vrij gebruik daarvan;deze poort in eigendom wenscht te
bekomen
redenen waarom hij den gemeenteraad is verzoekende om deze poort aan
hem te willen afstaan onder zoodanige voorwaarden als uwen Raad nuttig
zal oordeelen.
'twelk doende enz.,
Leiden, 29 Augustus 1874. j. Vermei.
Leiden, 21 October 1874.
In onze handen is ten fine van bericht en raad gesteld een request
van J. Vermey, eigenaar van een pakhuis in de Hoefstraat tegenover de
Garenmarkt, bekend bij het kadaster onder Sectie E, n°. 1202, met
verzoek den eigendom te bekomen van het erf, zijnde de Stadswater
poort waarvan een gedeelte door dat pakhuis is overbebouwd.
Bij beschikking van den 29 Augustus 1004 is aan den vroegeren
eigenaar toegestaan die poort of steeg te overbouwen, mits de doorgang
acht voet hoog blijve, ten einde voor de lossing van turf gelegenheid
blijve, ten behoeve der bewoners van de Garenmarkt en tevens in geval
van brand een doorgang tot het leggen der brandspuitslangen.
Bij uwe beschikking van den 29 Augustus 1872, is aan de eigenaars
van de lijnbaan op den Vestwal tot wederopzeggens toe in gebruik gege
ven die poort, als doorgang tot hun lijnbaan, mits tegenover den door
gang m het rasterwerk van de lijnbaan de noodige openingen ten dienste
van de brandblussching worden gemaakt.
In het belang van de brandblussching is het noodig dat de toegang
van de Garenmarkt naar de Singelgracht behouden en onverhinderd
blijve, zoodat reeds daarin voldoende reden te vinden is om den afstand
Yan die poort te ontraden.-
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N®. 258. Leiden, 30 October 1874.
Biykens het hierbij overgelegd adres verzoekt P. Van der Waalsmet
selaar alhier, den eigendom van een gedeelte gronds van den Vestwal
tusschen den Vliet en de Cellebroersgracht, ten einde daarop twee arbei
derswoningen te bouwen.
Wij hebben daarop het rapport der Commissie van Fabricage ingewon
nen, hetwelk hierbij wordt overgelegd, en waarmede.wij ons vereenigen,
zoodat wij in overweging geven des adressants verzoek te wijzen van de
hand.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen P. Van der Waals, metse
laar wonende te Leiden aan den Nieuwen Rijn, wijk VlII.n°. 107, kiezende
aldaar domicilie,
dat hij gaarne op de Vest bij den Vliet eene hoeveelheid van 100 M.
gemeentegrond in eigendom wilde bekomenton einde daarop twee arbei
derswoningen te plaatsen, volgens nevensgaande schels,
Redenen waarom hij zich tot UEdel-Achtbaren is wendende met ver
zoek hem de hoeveelheid grond af te staan.
'twelk doende,
Leiden, 6 September 1874. P. Van der Waals.
Leiden, 21 October 1874.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van P. Van
der Waals te berichten, dat daarbij wordt verzocht de eigendom van
honderd vierkante meters grond van den Vestwaltusschen den Vliet en
de Cellebroersgrachtten einde daarop twee arbeiderswoningen te bouwen
dat dit gedeelte van den Vestwal reeds eenigen tijd geleden geschikt
werd geacht tot het plaatsen van een openbare tusschenschool en daartoe
behoorde te worden gereed gemaakt door het rooien van de boomen,
het ontgraven en gelijkmaken van den grond en het dempen van de
daarachter liggende sloot of Binnenvestgracht en dat, wanneer aan het
Elan tot het dempen der Cellebroersgracht gevolg werd gegeven een
ouwterrein zou worden verkregendat meer geschikt kon worden geacht
tot een meer aaneengeschakeld en volledig bouwplan voor burger- en
arbeiderswoonhuizenwaartoe door een gegadigde bereids een plan vroe
ger werd ontworpen en wellicht bij den gemeenteraad aanvrage zal worden
gedaandan nu door de gedeeltelijke bebouwing met twee arbeiders
woningen zou geschieden.
De Commissie vindt uit dien hoofde bezwaar om het nemen van eene
gunstige beschikking op het in hare handen gesteld request van P. van
der Waals aan te raden.
Aan HH. Burgemeester
en Wethouders.
De Commissie van Fabricage, enz.
N°. 254. Leiden, 30 October 1874.
Op het adres van D. M. Speyer, vleeschhouwer alhier, daarbij verzoe
kende om een duiker te mogen doen leggen uit zijn huis aan de Mare
n°. 43 naar het water, hebben wij, even als de Commissie van Fabricage,
wier rapport hiernevens wordt overgelegd, geene bedenkingen; zoodat wij
de vrijheid nemen u te raden des adressants verzoek tot wederopzeggens
en onder toezicht van den gemeente-architect toe te staan, en tegen be
taling van de daarvoor vastgestelde recognitie.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Edel-Achtbare Raad dezer gemeente te Leiden.
Geeft met den meesten eerbied te kennen D. M. Speyervleeschhouwer
en koopman wonende aan de Mare wijk VI. n°. 43 alhier.
Daar de adressant aan UEdele verzoekt om vergunning te mogen heb
ben tot het leggen van een riool uit zijnjslachthuis onder den grond naar
het water voor het aldaar wegloopen van bloed en water niettegenstaande
het bloed wordt opgevangen.
'twelk doende,
Leiden, 17 September 1874. D. M. Spier.
Leiden, 21 October 1874.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van D. M.
Speyer te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat om aan hem
krachtens art. 113 der Algemeene Politie-verordening te vergunnen, het
leggen van een duiker door de straat naar de Mare, tot afvoer van 'bloed
uit zijn slachthuis op de Mare, wijk VI. n°. 1213, straatn. 43, mits tot
wederopzeggens toe en onder toezicht van den gemeente-architect, alsmede
tegen betaling der rechten bepaald bij art. 3 nos. 11, 16 en 17 van het
tarief vastgesteld den 5den Maart 1857.
Aan H11. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N®. 255. Leiden, 2 November 1874.
Naar aanleiding van het door u genomen besluit om het hulppersoneel
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse,
voor meisjes, te vermeerderen met eene onderwijzeres der 2e klasse,
aan welke betrekking eene jaarwedde van f600 verbonden is, hebben
wijin overleg met de hoofdonderwijzeres der betrokken school en den
districtsschoolopziener de navolgende voordracht opgemaakt, die wij ons
de eer geven u hierbij ter benoeming aan te bieden, als: 1°. Johanna
Jacoba Van der Weyde; 2°. Catharina Maria Justina Schröter; 3°. Ste-
venetla Hendrika Wilhelrnina Van Goor den Oosterlingh; allen binnen
deze gemeente werkzaam.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 256. Leiden, 2 November 1874.
Ter vervulling der vacature, ontstaan door het verleend eervol ontslag
aan mejuffrouw II. P. Werst, onderwijzeres der 2e klasse aan de open
bare school voor voorbereidend lager onderwijs der 2e klasse, op eene
jaarwedde van f600, hebben wij de eer u hiernevens eene voordracht
aan te bieden, door ons in overleg met den betrokken hoofdonderwijzer
en den dislricts-schoolopziener opgemaaktten einde daaruit door u de
benoeming zou kunnen geschieden, als: 1°. Catharina Maria Justina
Schröter; 2°. Stevenetta Hendrika Wilhelrnina Van Goor den Oosterlingh;
3°. Maaike Koopal; allen binnen deze gemeente werkzaam.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
- 1874