hare toekomst. Ën nu zou, naar het inzien onzer Commissie, die toekomst worden prijs gegeven als wij het kapitaal der gemeentedat wij toch niet zeiven bespaard maar van onze voorouders gekregen hebbenop zoodanige wijze gingen vernietigen. Wij hebben ons daar zooeven verheugd in de rijk dommen van Leiden; de post van de gasfabriek werd nog met ƒ10000 verhoogd. Is er toen ééne stem opgegaan ten betooge dat men die onver wachte winst met de toekomst deelendat wij althans een deel van dat geld beleggen moeten? Allerminst. Wij hebben al dit geld voor ons gehouden en besloten het tot dekking van onze gewone uitgaven aan te wenden. Welnu, als wij dus alle lusten voor ons zeiven nemen, laten wij dan ook den moed hebben om zeiven onze eigen lasten te dragen. De heer Cock. Bij de algeraeene beschouwingen heb ik beloofd bij dezen post een enkel woord te zeggen. Na hetgeen de heer Buys nu in het midden heeft gebrachtblijft mij echter niets meer over. Eene enkele vraag slechts.' meent men inderdaad dat eene gemeente, die ruim een 140-tal bruggen te onderhouden heeft, eene buitengewone uitgave doet als zij er jaarlijks drie laat repareeren? Over bruggen, die vijftig jaren dienst doen, valt niet te klagen, althans indien zij van hout zijn. De gemeente heeft er ongeveer 150; 3 komen dus jaarlijks voor onderhoud aan de beurt. Maar de vorige spreker heeft zoo duidelijk de zaak uiteen gezet dat ik er niets meer zal bijvoegen. Gaat men dien weg opdan leeft men van het kapitaal en teert het op. Wat zou men zeggen van een particulier, die acht of meer kamers in zijn huis hebbende, en er niet op rekenende dat elk dier kamers toch om de acht of meer jaren eens moet opgeknapt en gerepareerd wordentelkenswanneer hij tot de restauratie van een zijner kamers overgingdaarvoor zijn kapitaal aansprak Men zou zeggendat hij zijn boeltje opmaakte. Dat mag en moet Leiden niet doen. Laten wij ons kapitaal gebruiken voor nieuwe stichtingenvoor spoorwegen des noods maar niet om te voorzien in de behoeften van het herbouwen van eene brug, eene behoefte die telken jare zal terugkomen in eene gemeente die er 140 heeft. De Voorzitter. Alles hangt natuurlijk af van de appreciatie van het werk. De heer Cock spreekt van eene reparatie van eene brug. Dezerzijds wordt dit juist ontkend. Burgemeester en Wethouders meenen dat er iets nieuws wordt gecreëerd. Bovendien de cijfers van den heer Cock zijn niet juist. Behalve dat de brug verwijd wordt, zal er ook een betere toestand in het leven worden geroepen. De heer Buys heeft het doen voorkomen alsof wij niet voor het nageslacht willen zorgen; ik kom daar ten sterkste tegen op en zou daarvoor kunnen aanvoerendat de werken, die in de laat ste jaren in deze gemeente zijn opgericht, meer dan genoeg getuigen hoe het levende geslacht heeft willen zorgen en heeft gezorgd voor het nage slacht. Ten vorigen jare is de burgerij zeer teleurgesteld geweest over de verhooging der belastingen. Wat kwaad, dat zij zich ook nu eens ver- heuge in een minder bedrag van den hoofdelijken omslag. De heer Cock. Nog een enkel woord. Ik zou het betoog kunnen toe geven dat het bier eene nieuwe stichting gold, als er geen brug was. Zelfs dan nog zou ik mij de vraag veroorlooven, of Leiden daarvoor eene leening zou behooren aan te gaan. Maar hier is slechts sprake van het herstellen van eene brug. Vijftig jaren geleden waren er geheel andere bruggen dan nu, en eene stad die er 150 heeft moet weten, dat de reparatie van vijftig jaren later duurder zal zijn dan de vroegere, niet zoozeer wegens de duurdere materialen zelve, maar wegens de veranderde eischen van den nieuwen tijd. De Voorzitter. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om den post op 29600 uit te trekken, zal ik nu in rondvraag brengen. Het voorstel wordt met 16 tegen 5 stemmen verworpen. Voor stemden: de heeren Seelig, Lezwijn, Van Wensen, Stoffels en de Voorzitter. De Voorzitter. Ik stel nu voor zonder stemming te besluiten om den post te verminderen met het bedrag van 22500. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten. Nos. 4749 worden aldus goedgekeurd: Benten wegens op prolongatie uitgegeven gelden 100Teruggave van voorschotten uit dè gemeentekas /600Ö; Ontvangsten voortvloeiende uit het beheer van de voormalige admi nistratie der vereenigde gast- en leprooshuizen 3180.80. Hoofdstuk V wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Ik stel nu voor de onvoorziene uitgaven vast te Btellen op f 5,989.99, terwijl de plaatselijke directe belasting dan/" 105.900 bedraagt. De heer Harte velt. Mijne berekening is, dat de plaatselijke directe belasting 106.000 beloopt en de onvoorziene uitgaven dus met ƒ95 ver meerderd moeten worden. Ware het niet beter de cijfers zoo vast te stellen ook om een rond cijfer te hebben voor den hoofdelijken omslag? De heer De Eremery. Op de concept-begrooting was reeds een ronde som van ƒ99100 uitgetrokken voor de plaatselijke directe belasting. Er is dus niets vreemds in om nu, na de verschillende wijzigingen, het cijfer op 105.900 voor te dragen en de onvoorziene uitgaven f 5 lager te stellen. De heer Hartevelt. Het is volstrekt niet om aanmerking te maken maar alleen omdat ik het beter acht een rond cijfer van 106.000 voor de plaatselijke directe belasting uit te trekken en de onvoorziene uitgaven te brengen op ƒ6089.99. Het was mij onbekend, dat er reeds iets meer voor de plaatselijke directe belasting in rekening was gebracht om in geene onder- deelen te komen; de zaak is echter van te weinig gewicht, om er langer bij stil te staan. De heer De Fremery. Het is mij onverschillig. Wanneer de Baad toestaat, dat het eindcijfer van de begrooting nog met 95 wordt verhoogd, kan de directe belasting op ƒ106.000 worden vastgesteld en de onvoorziene uitgaven op 6089.99 gebracht; dan sluit de begrooting in ontvangst en uitgaaf met ƒ497.421.96. De Voorzitter. Indien niemand daartegen bezwaar heeft, dan wordt het cijfer van de plaatselijke directe belasting op 106,000 bepaald en dat van de onvoorziene uitgaven op ƒ6089.99 Het totaal der uitgaven wordt alsdan ƒ497,421.96. Dit eindcijfer der uitgaven zal ik alsnu in stemming brengen. Het wordt aangenomen met 19 tegen 2 stemmen. Tegen stemden de hecren Cock en Verster. De Voorzitter. Alsnu breng ik in rondvraag de plaatselijke directe belasting ad 106,000. Deze post wordt aangenomen met 18 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Le PooleCock en Verster. De Voorzitter. Nu zal ik de begrooting der inkomsten in haar ge heel, ad ƒ497,421.96, in stemming brengen. Deze wordt met 18 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Cock en Verster. De Voorzitter. Eindelijk breng ik nu in stemming de geheele begroo ting voor 1875 in ontvangst en uitgaaf. Zij wordt met 18 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Cock en Verster. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 15