personen, die zich daarmede uitsluitend belasten, lioe zal men zulks kunnen beletten? of meent men dat dit niet overal bestaat? Men doet het hier voorkomen alsof dit iets bijzonders is, doch ten onrechte. Het fooien-stelsel zal nimmer kunnen worden tegengegaan. Vroeger hadden de aandeelhouders het recht om over eene plaats te beschikken; dit was hoogst billijk, althans naar mijne meening. In 1866, zoo ik mij goed herinner, heeft men dezer zijds verlangd dat dit niet meer zou geschiedencommissarissen hebben aan dien eisch gevolg gegeven, en wat is er gebeurd? De toestand is, in plaats van verbeterd, erger geworden. Nu rijst weder de vraag: wat is er aan dat zoogenaamde misbruik, zoo het dien naam verdient, te doen? Commissaris sen zijn bereid de wenken dezerzijds gegeven in overweging te nemen. En nu nog een woord over het subsidie. Is de gemeente niet zedelijk verplicht dat toe te staan? De aandeelen zijn genomen nadat het subsidie van gemeentewege was verleend. Daardoor alléén is de zaak tot stand gebracht. De aandeelhouders hebben daarop gerekend; zonder subsidie was de zaak afgesprongen. En wanneer men nu de uiterst geringe interest nagaat die met het subsidie verkregen wordtwaardoor de actiën reeds zoozeer in waarde verminderd zijn, moet ik vragen: hoe zal het gaan zonder het subsidie? De heer Buvs. Ik wil in de eerste plaats constateeren, mijnheer de Voor zitter, dat de Commissie van Financiën, door u genoemd, bij deze zaak niet betrokken is; zij heeft zich over het- subsidie niet uitgelaten. Maar ik wensch,- in de tweede plaats, voor mij zeiven eene opmerking te maken en de aan dacht te vestigen op het verkeerde standpuntdat m. i. door commissarissen van den schouwburg wordt ingenomen. Zij verklaren zich namelijk bereid om bij toekenning van het subsidie de wenken op te volgen, welke de Kaad in het belang eener goede controle bij de uitgifte van plaatsbiljetten en tot wering van misbruiken zou willen geven. Dit gaat, dunkt mij, niet aan. Het ligt allerminst op den weg van den Kaad om zich met deze zaken in te laten. De nieuwe regeling, welke noodig is, moet van henniet van ons komen. Welk i3 ons standpunt? Wij hebben hier te doen met eene aanvrage om subsidie. De eerste voorwaarde nu, welke wij aan eene gunstige beschikking moeten verbinden, is natuurlijk deze: dat de geheele instellingdus ten deele met publieke gelden in 6tand gehoudenook voor het geheele publiek bruik baar zij. Wanneer nu commissarissen zeggen dat de practijken, waarover ge klaagd is, niet zijn uit den weg te ruimen, dan hebben wij dat feit op zich zelf niet te beoordeelen, maar dan zeggen wij eenvoudig: aangezien het blijkt, dat de instelling niet bezit het karakter dat zij moet bezitten, om aanspraak te kunnen maken op subsidie, zoo weigeren wij dat. Dit is, dunkt mij, de ware positie. Wij debatteeren hier niet over plaatskaartjes, maar zeggen alleen aan commissarissen: wilt gij subsidie, richt dan de zaken zoo in, dat wij dat geven kunnen. Ik wil nu niet dadelijk een voorstel doen om het subsidie te doen vervallen, te minder omdat commissarissen blijk hebben gegeven van hunne bereidwilligheid om de geopperde bezwaren uit den weg te ruimen. Mocht echter in den loop van het volgende jaar niet blijken dat commissarissen geslaagd zijn in hunne pogingen om de erkende misbruiken te werendan zou ik voor mij in de toekomst nimmer meer tot het geven van subsidie medewerken. De heer Cock. Ik heb een ander bezwaar. In mijne sectie is de vraag gerezen of subsidie wel geoorloofd is, wanneer commissarissen niet overleggen de begrooting en de rekening. Datzelfde geschiedt door de godshuizen en andere instellingen. Op die vraag antwoorden heeren commissarissenindien ik mij niet vergis, dat zij moeielijk de begrooting kunnen overleggen, maar dat zij bereid zijn de rekening te geven. Ofschoon het mij wel eeni- germate vreemd voorkomt, dat men wèl de rekening doch niet de begrooting kan gevenzoo zou ik voor mijmij desnoods kunnen tevreden stellen met de rekening. Maar dan wensch ik ook die overlegging als voorwaarde te stellen ten einde ons in staat te stellen te beoordeelen of het subsidie noodig is. Wordt de rekening overgelegd, dan wordt zij onderzocht door de Commissie van Financiën en dan heeft de Kaad een leiddraad bij de beslis sing over de toekenning van het subsidie. Wanneer toch het overleggen van rekening en begrooting door de wet gebiedend verplichtend wordt gesteld voor godshuizen en armen-adrainistratiëndie subsidie verlangen, waarom zoude dan het overleggen, minstens der rekening, niet verplichtend mogen gesteld worden voor eene pleizier-admiuistratie? Ik was steeds voor het subsidie omdat ook ik meen dat daartoe eene moreele verplichting bestaat, maar als commissarissen bezwaar blijven maken tegen het overleggen der rekening en die overlegging door ons niet als voorwaarde aan het subsidie verbonden wordt, ;al ik tot mijn leedwezen tegen den post moeten stemmen. Iritusschen heb ik de missive van commissarissen ongelukkig niet voor mij liggen. Wat ik er van mededeel citeer ik uit mijn geheugen. Het zoude mogelijk zijn dat ik mij vergiste. De Voorzitter. Ik zal de zinsnede voorlezen. Zij luidt als volgt: *Wat verder het indienen van eene begrooting en de overlegging van de rekening aangaat, vermeenen commissarissen dat het indienen eener begroo ting onmogelijk op eenige goede gronden kan steunen op grond dat zij volstrekt niet kunnen nagaanveel minder opgevenwelke voorstellingen bij het openen van het speelsaizoen zullen plaats hebben. Telken jare deden zij ongeveer in Augustus eene uitnoodiging aan de meest gunstig be kende tooneelgezelschappen om eene opgaaf der avonden welke zij in het speelsaizoen zouden kunnen beschikbaar stellenmaar steeds kregen zij ten antwoorddat vooraf geene opgaaf kon worden gedaanals zijnde zulks afhankelijk van verschillende omstandigheden, vooral ten aanzien van het orchest. Wat het inzenden der rekening aangaatmeenen commissa rissen dat alhoewel de statuten der schouwburgvereeniging alleen het doen van rekening aan de aandeelhouders voorschrijven, hiertegen echter geene afdoende bezwaren zouden bestaan." Wanneer ik nu naga dat commissarissen op dit oogenblik nog niet weten welk tooneelgezelschap over eene maand representatien zal geven hoe kan dan eene begrooting voor een jaar worden opgemaakt? De inkomsten han gen voornamelijk af van voorstellingen der F'ransche of Daitsche opera gezelschappen, en die verbinden zich niet vooraf. Wat de rekening betreft, ik geloof dat de commissarissen, hier tegenwoordig, wel bereid zullen zijn deswege inlichtingen te geven. De heer Cock. Ik heb met genoegen gehoord wat de Voorzitter heeft voorgelezen en het blijkt mij daaruit dat mijn geheugen mij geen parten heeft gespeeld. Ik begrijp dat de overlegging eener begrooting moeielijk kan zijn, doch ik sprak ook meer bepaald van de rekening. Alsdan kun nen wij eenigszins nagaan inhoever het subsidie noodig is. Overigens herhaal ik, dat ik het subsidie, nu het reeds jaren lang verleend is, niet zonder gewichtige redenen zoude willen intrekkendoch het spreekt van zelf, dat het blijken moet dat bet noodig is. De heer Krantz. De vergadering zal begrijpen dat het voor mij als lid van den Kaad en als commissaris van den schouwburg moeielijk is in deze een bepaald advies te geven. Ik wil echter niet nalaten mijn individueel gevoelen kenbaar te maken. Mijne meening is dat het subsidie is verleend op twee voorwaarden. Ten eerste dat het gebouw doelmatig zoude worden ingericht, en ten tweede dat er geene voorstellingen zouden gegeven worden die van moreele zijde niet wenschelijk worden geacht, waarom door den Kaad aan een gedelegeerde uit het Dagelij ksch Bestuur het toezicht is opgedra» gen. Wordt aan die voorwaarden voldaan, dan bestaat er, mijns inzienseene zedelijke verplichting om het subsidie te verleenen. Wat nu de exploitatie betreft, dat is geene gemakkelijke taak, doch bij de statuten wordt deze in den ruimsten zin aan commissarissen opgedragendie zich daarvan naar hun beste weten kwijten. Zij meenen dat eene inmenging van den Gemeenteraad tot ongunstige resultaten zou leiden. Het afgeven van plaatsen heeft bij druk bezochte voorstellingen dikwerf tot moeielijkheden aanleiding gegeven; thans wordt de wijze gevolgd die reeds vroeger bestonden ook overal elders, binnen en buiten 's lands, bestaat. De proeven door commissarissen genomen tot beperking van het te nemen aantal plaatsenzijn steeds mis lukt en hebben tot ongunstige resultaten geleid; niettemin heeft de commissie zich bereid verklaard om de wenken, die gegeven worden, in overweging te willen nemen. Ten opzichte van de verlangde begrooting en rekening moet ik opmerken, dat door den Kaad meerdere subsidiën worden verleend, waarvan geene rekening en verantwoording geschiedt; ik herinner mij niet immer eene rekening van de Kijschool of van Ars Aemula Na turae, waaraan ook subsidie verleend wordt, gezien te hebben. Ook in andere gemeenten heeft dit niet plaats. Op de begrooting van 's Gravenhage is onder de uitgaven een post van ongeveer 60 mille uitgetrokken voor den schouwburgdoch zonder een staat van ontvangstwaarbij rekening en verantwoording aan den Kaad wordt gedaan; even als hier zijn aldaar gedelegeerden met het toezicht belast. In de missive van commissarissen is vermeld, dat zij bereid zijn een afschrift der rekening over te leggen, doch tot eene eigenlijke verantwoording is men, naar ik geloof, niet verplicht. De heer Hartevelt. Welke is de aanleiding der gerezen klachten? Zij bestaat daarin, dat bij zeer groote drukte, welke zich slechts bij enkele gelegenheden voordoet, er geen plaatsen te krijgen zijn voor velen, die zich aan het bureau vertoonen. Vele ingezetenen hebben geen lust en geen tijd om uren lang te wachten en geven dan liever iets meer aan den veel besproken heer Lau, die het menigeen gemakkelijk maakt om een plaats te krijgendie de geduldigste wachter aan het bureau niet erlangen kan omdat er geen plaatsen meer zijn. Commissarissen hebben naar een middel gezocht om daarin verandering te brengen, om zoo mogelijk te geraoet te komen aan de niet altijd onbillijke klachtenmaar het is niet gelukt. Uit eigen ervaring moet ik zeggendatin vergelijking met hetgeen in andere landen geschiedt, de zaak vrij goed gaat. In Parijs b. v. betaalt men dik werf 20 fr. voor eene plaats die 8 fr. kost; men is de eerste persoon bij de opening van het bureau aan de groote opera en men verneemt dat alle plaatsen genomen zijn; wil men er nu toch heen, dan betaalt men aan de opkoopers wat zij voor eene plaats gelieven te vragen. Aan het hof-theater te VV'eenen was bij de opvoering van eene gevierde opera acht dagen te voren geen plaats meer te bekomen. In Dresden zijn soms de plaatsen voor twee volgende voorstellingen weg. Gaat bet in onze stad, bij onzen nederigen schouwburg, nu zóó slecht? Ik ben het met den heer Buys eens, dat de Kaad zich niet heeft in te laten met het geven van wenken betref fende de exploitatie, maar ik houd mij overtuigd, dat, wanneer particulieren in de mogelijkheid en bereid waren een middel aan te geven, om de zaak zéé te regelen dat het geheele publiek tevreden was, commissarissen alleszins bereid zouden zijn, dit middel aan te wenden. Laten wij echter niet meer over het stedelijke subsidie redetwisten, eene zaak reeds zoo 'dikwerf in deze vergadering besproken. Het is toch eene bekende zaak, dat de aandeelhouders 2, hoogstens 3 pCt. van hun geld trekken, een dividend dat juist uit de som van f 1500 wordt gevonden; vergeten wij niet, dat de som die noodig was om Leiden van eenen fatsoenlijken schouwburg te voorzien door eenige geachte ingezetenen is bijeengebracht, voornamelijk omdat onze academiestad daaraan behoefte had en omdat door die f 1500 subsidie eenige zekerheid voor eene kleine rente werd aangeboden. Is er niet een persoon uit den llaad, die gedelegeerd is omo.a.in overleg met commissarissen, toe te zien dat het repertoire goed zij Dit was eene conditiewaarop subsidie werd verleend. Het voorrecht aan actiehouders in den beginne verleend, om zekerheid te hebben van eene plaatsis prijs gegeven ter wille van het sub sidie; wat wil men nu nog meer? De heer Van Heukelom. Ik had geen plan mij in deze discussie te mengenmaar nu ik moet hooren dat de zaak van het plaatsgeven zoo goed gaat, dat de handelwijze daarbij gevolgd zoo admirabel is en geheel overeenkomstig hetgeen altijd heeft plaats gehad, nu kan ik moeielijk zwij gen. Het laatste althans moet ik bepaald tegensprekenik ben oud genoeg om over vroegere handelwijze te kunnen medepraten. Accaparatie van plaat sen was vroeger onbekendmen gaf nooit plaatskaartjes zander betaling aan opkoopers, zoonat degenen die met geld in de hand plaatsen wilden nemen niet achter het net vischten. Vroeger vond men den toegang tot hel loket niet door kinderen bezet, die de plaats voor de opkoopers bezetten; dat alles gebeurde vroeger niet, thans wel, en zelfs nog meer: er zijn toch voorbeel den in die geschiedenis, dat de concierge de opkoopers had binnengelaten door een zijdeur, terwijl het publiek buiten stond te wachten en bij toela ting alle plaatsen weggekaapt vond; dat alles noem ik nu niet goed. Nu heb ik hooren zeggendat de hh. bestuurderen slechts verlangendat men hun een middel aan de hand geve om dit te voorkomen en dat zij een wenk daartoe gaarne zouden ontvangen. Ik heb vroeger reeds zoodanigen wenk gegeven en bén bereid dit hier nog eens te doen. De zaak is toch

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 11