Aan den gedelegeerde werd steeds, vóór dat eenige voorstelling werd
aangekondigdkennis gegeven welk stuk de directie wenschte te doen op
voeren, en mocht door ZEAchtb. eene enkele maal het opvoeren van eenig
tooneelstuk minder wensohelijk worden geacht, dan werd hieraan onmiddel
lijk gevolg gegeven.
Wat het bespreken van plaatsen aangaat eene zooals gebleken is niet
gemakkelijke zaak aanvankelijk hadden Commissarissen gemeenddat
billijkheid tegenover de aandeelhouders in den schouwburg medebrachtdat
aan hen eenige praeferentie werd toegelatendoor te bepalen dat ieder
aandeel recht gaf om den dag vóór dat het publiek tot het nemen van
plaatsen werd toegelaten, ééne plaats te bespreken. Deze wijze werd ge
volgd tot in 1867: In de raadsvergadering van 23 November 1867
(Handelingen 1867 n°. 30) waarbij de aanvraag van Commissarissen voor
den Schouwburg werd behandeld, werd de toelage ad 1500 verleend, nadat
met 15 tegen 6 stemmen was aangenomen een voorstel luidende "dat de
toelage van f 1500 wordt verleend, onder voorwaarde, dat er voortaan
geen privilegie meer aan de aandeelhouders zal worden toegestaan."
Commissarissen hebben onmiddellijk aan die voorwaarde voldaanen het
aan de aandeelhouders verleend privilegie ingetrokken.
Naar aanleiding van de aanmerkingen in het sectieverslag voor de begroo
ting 1875, aan Commissarissen medegedeeld, hebben Commissarissen ver
klaard, grooten prijs te stellen op het behoud van het subsidie ad ƒ1500,
en bereid te zijn zich geheel naar de wenschen van het gemeentebestuur
te schikkenterwijl zij niets liever verlangen dan te mogen vernemen
op welke wijze men het bespreken van plaatsen wenscht geregeld te
zien. Na het intrekken van het privilegie aan de aandeelhouders, hadden
Commissarissen gemeend het bespreken van plaatsen geheel onbeperkt en
vrij te moeten latenevenals zulk overal elders geschiedt. Het gevolg
hiervan was dat onderscheiden families aan enkele personen opdroegen,
voor hen plaatsen te besprekenen was die lastgeving dan soms wat
grootdan gebeurde het vaakdat personen die na hen kwamenontwaar
den, dat reeds een groot deel der plaatsen was besproken en zij zich met
de overblijvende plaatsen moesten vergenoegen of ook wel enkele malen
geene plaatsen konden bekomen.
Men wenschte een privilegie te zien afgeschaftmaar het gevolg was nu
ookdat zij die het eerst aan het bureau kwamende plaatsen die zij ver
langden konden bespreken. De ontevredenheid hierover deed zich niet elke
maal hoorenmaar enkel bij voorstellingen van het Pransche of Hoog-
duitsche gezelschapen de reden hiervan ligt voor de hand. Het schouw-
burglocaal is in den regel voor deze gemeente groot genoegmaar bij de
zoo even genoemde voorstellingendoen zich meer schouwburgbezoekers
voor, dan plaatsen beschikbaar zijn, en zij die dan geene plaatsen, of door
hen minder geschikt geoordeelde plaatsen kunnen bekomen, gaan aan het
klagen over slechte regeling, terwijl alleen de oorzaak is dat meer aanvra
gers zich opdoendan plaatsen beschikbaar zijn.
Wat verder het indienen van eene begrooting en de overlegging van de
rekening aangaat, vermeenen Commissarissen dat het indienen eener begroo
ting onmogelijk op eenige goede gronden kan 9teunenop grond dat zij
volstrekt niet kunnen nagaanveel minder opgevenwelke voorstellingen
bij het openen van het speelsai9oen zullen plaats hebben. Telken jare
deden zij ongeveer in Augustus eene uitnoodiging aan de meest gunstig be
kende tooneelgezelschappan om eene opgaaf der avonden welke zij in het
speelsaisoen zouden kunnen beschikbaar stellenmaar steeds kregen zij
ten antwoorddat vooraf geene opgaaf kon worden gedaanals zijnde
zulks afhankelijk van verschillende omstandighedenvooral ten aanzien van
het orchest. Wat het inzenden der rekening aangaat, meenen Commissa
rissen dat alhoewel de statuten der schouwburgvereeniging alleen het doen
van rekening aan de aandeelhouders voorschrijvenhiertegen echter geene
afdoende bezwaren zouden bestaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.