INGEKOMEN STUKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. Het verheugt ons daarom te mogen verzekeren dat zij in toenemenden bloei verkeerthoewel de bloei eener school hoe vreemd het klinkehet is niet anders aan hare bestuurders geene geringe zorgen baart. amendement aangenomenofschoon het er niet veel toe doet. Als de Raad heden in dezen zin beslist, kan hij morgen in genen beslissen of, met andere woordenop het genomen besluit terugkomen. Alleen wil ik niet geacht worden te kennen te geven dat ik in November voor eene splitsing zal stemmen. De heer Goddsmit. Dat is juist wat ik wensch. De Raad heeft altijd het recht terug te komen op een vroeger besluit. De heer Cock. Nu de Raad weet wat ik met mijn stem wil te kennen gevenkan ik gerust vóór stemmen. De heer Eigeman. Ik zie niet de noodzakelijkheid in voor de bijvoeging van het woord «vooralsnog", daar, zooals nu de zin is, het van zelve te verwachten is, dat, wanneer de verloftijd verstreken zal zijn, het dagelijksch bestuur met een voorstel zal komen bij den Raaddie dan over de al of niet splitsing zal te beslissen hebben. De "Voorzitter. Ik geloof niet dat er van nu tot November verandering zal komen in het gevoelen van Burgemeester en Wethouders. Burgemees ter en Wethouders, geloof ik, zullen den moed niet hebben met November een voorstel tot splitsing te doenna het besluit thans genomen. De heer Goodsmit. Dat zie ik niet in. Menig lid immers verkeert onder den indruk dat het voorstel niet zou zijn gedaan als mej. Renssen niet ongesteld ware geweest, 't Is dan mogelijk dat, niettegenstaande de Raad nu niet kan besluiten tot splitsing, hij later, vollediger ingelicht want de Leidsche Raad is geen koppige maar een verstandige Raad daar toe zal overgaan. De heer Dercksbn. Na gehoord te hebben welke tendenz men aan het amendement hecht, zal ik er tegen stemmen» Eerst achtte ik het een on schuldig bijvoegsel} nu het de quaestie prejudicieert, zal ik mij er tegen moeten verklaren. De Voorzitter. Wordt het amendement ondersteund, om te lezen «Vooralsnog niet over te gaan" enz.? Het amendement wordt voldoende ondersteund. In stemming gebracht wordt het met 10 tegen 9 stemmen aangenomen. Tegen stemdende heeren Dercksen Le PooleSuringarHartevelt Krantz, Van OuterenCock, Veefkind en Eigeman. De heer Cock. Niettegenstaande de aanneming van het amendement zal ik toch voor het voorstel stemmenal was het maar omdat ik nu in elk geval uitstel van executie verkrijg. Het geamendeerde punt 2 wordt daarop met algemeene stemmen aange nomen. VII. Verzoek van J. Dondorp, om ontslag als hulponderwijzer aan de jongensschool 2de klasse. (Zie Handd. 48 n°. 219.) Wordt zonder discussie toegestaan. VIII. Voordracht betrekkelijk de openstelling van het museum in de Lakenhal op Maandag 5 October a. s. (Zie Handd. 49 n°. 227.) Wordt zonder discussie aangenomen. IX. Rekening van de plaatselijke schoolcommissie, over het jaar 1873. (Zie Handd. 49n®. 226.) De heeren Goudsmit en Juta verlaten de vergadering. Wordt zonder discussie met algemeene stemmen goedgekeurd. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. N®. 338. Leiden, 16 September 1874. Op onze oproeping van sollicitanten naar de betrekking van hoofdonder wijzer aan de openbare school n°. 1 voor onvermogenden hebben zich 55 aspiranten aangemeld. Dezen hebben wij allen tegen den 14den dezer maand uitgenoodigd tot het deelnemen aan een vergelijkend examen, waartoe even wel slechts 38 zijn opgekomen. Van deze sollicitanten hebben wij een ne gental, die bij het schriftelijk onderzoek de meeste punten hadden behaald, opgeroepen tot een nader vergelijkend examenhetwelk den daaropvolgenden dag, practisch en mondeling, heeft gehad. Beide examens zijn, ten over staan van ons college en van afgevaardigden der plaatselijke schoolcommissie, door den districts-schoolopziener of onder zijn opzicht afgenomen. Op grond van den uitslag van dat onderzoekhebben wij in overleg met den schoolopziener, eene voordracht van drie personen opgemaakt, die wij ons. de eer geven u hierbij aan te bieden en waaruit wij u verzoeken wel eene keuze te willen doen, als: 1°. Jacob Wuyster, hoofdonderwijzer te Hendrik-Ido-Ambacht; 2°. Gerard Noël, hulponderwijzer te Arasterdam; 3°. Simon De Gast, hulponderwijzer te 's Gravenhage. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz; N°. 339. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Als bestuurders van het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen hebben wij de eer ons tot u te wenden in het belang der bewaarschool van het departement. Met groote ingenomenheid zien wij dat door u veel voor het onderwijs der jeugd wordt gedaanniet het minst wat betreft het zoogenaamd voor bereidend onderwijsdat in de openbare bewaarscholen gegeven wordt. Immers het wordt door alle deskundigen toegegeven dat het welslagen van het lager onderwijs van de eerste leiding grootendeels afhangt. Ook ons departement heeft gedurende bijna het vierde eener eeuw het voorbereidend onderwijs tot een voorwerp van warme belangstelling gemaakt. Zijne bewaarschool was steeds eene zijner meest geliefde instellingen en het is voorzeker geene ijdele grootspraak, wanneer wij beweren dat zij gedurende dien tijd eenen weldadigen invloed uitgeoefenden aan de lagere scholen eenen gewichtigen dienst bewezen heeft. Overschrijdt het aantal leerlingen zekere grens (in de laatste jaren was het gemiddeld cijfer tusschcn de 150 en 160; in 1874 klom het tot 190) dan is uitbreiding van personeel en lokalen noodig; welke eischen daaren boven in onzen tijd aan lokalen gesteld worden, waar een groot aantal kin deren eenige uren van den dag moeten doorbrengen, en hoe moeijelijk het valt een tamelijk ontwikkeld en geoefend personeel te verkrijgen is ook u meermalen gebleken. De bedoelde omstandigheden hebben den financiëelen toestand onzer be waarschool sterk gewijzigd. Gedurende 23 jaren konden uit de schoolgelden alle uitgaven bestreden worden, thans kan de bewaarschool uit eigen midde len niet meer in hare behoeften voorzien en rust op ons de verplichting om te zorgendat zij niet in een toestand van kwijning of verval gaat verkeeren. Allereerst hebben wij gedaan vvat wij zeiven doen konden en aan de de partementsvergadering het voorstel gedaan haar een subsidie van 200,00 'sjaars toe te kennen, welk voorstel met algemeene stemmen is aangenomen. Dat dit cijfer aanzienlijk genoemd en onmogelijk hooger gesteld kan wor den zal zeker ieder, die met de financieële krachten van het departement bekend is, toestemmen. In de tweede plaats hebben wij hulp gevraagd aan het hoofdbestuur onzer maatschappijwaar onze aanvrage een zeer gunstig onthaal gevonden heeft. Het hoofdbestuur heeft beloofd ons door een belangrijk subsidie in eens in staat te willen stellen om de voorgenomen uitbreiding en doelmatige inrich ting tot stand te brengen. Zeker zou eene vaste jaarlijksche bijdrage ons meer welkom geweest zijn, maar de gestelde regelen, die het verleenen van vaste bijdragen zeer categorisch verbieden, maakten dit onmogelijk. Nu stonden ons twee wegen open om het ontbrekendedat wij op 500,00 'sjaars geraamd hebben, aan te vullen: öf de schoolgelden te verhoogen óf aan uwe vergadering eene jaarlijksche bijdrage tot bovengenoemd bedrag te verzoeken. Dat wij den eersten niet kozenzal zeker bij u geene verwon dering wekken, wij mochten het niet doen om dezelfde redenen, die u voor eenige jaren van het verhoogen der schoolgelden op de openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs terughielden. Met ernst hebben wij de vraag overwogen of wij ten behoeve van eene bijzondere inrichting een subsidie uit de gemeentekas mochten aanvragen, en na zeer zorgvuldige en nauwgezette overweging doen wij ons beroep op uwe milde beginselen met vrijmoedigheid, wij vertrouwen namelijk, dat het gemeentebestuur onze zaak zou overnemenwanneer onze krachten mochten te kort schieten om haar voort te zetten. Dit ons vertrouwen rust naar wij meenen, op goede gronden. De scho len voor uitgebreid lager onderwijs worden door onze bewaarschool evenzeer gebaat, als de scholen voor on- en minvermogenden door de openbare bewaar scholen. Door de opheffing van onze inrichting zou in de keten een schakel gaan ontbrekendie onmogelijk gemist kan worden. En dit is ons tweede argument gemeentezorg op dit gebied is volstrekt geene nieuwe zaak. Integendeel! Reeds voor geruimen tijd heeft de gemeente Leiden eene bewaarschool, ongeveer gelijk aan de onze, opgericht en onderhouden. Zij was gevestigd in het lokaal in de Pieterskerkstraat, dat thans tot openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der tweede klasse ingericht is. Later toen de onze zich ontwikkelde, en deze zorg voor de eerste vorming der jeugd aan particuliere krachten kon overgelaten wordenheeft de ge meente hare bewaarschool voor betalenden bij besluit van den 26sten Maart 1857 opgeheven. Zouden wij mogen aannemen dat het gemeentebestuur in dezen tijd van opgewekte belangstelling in onderwijs en opvoeding overbodig zou achten, wat het vroeger als nuttig en noodig erkende; dat het voor den burgerstand zou nalaten, wat het onbekrompen voor de on- en minvermogenden doet? Zonder eenige beperking verklaren wij dit niet te kunnen; Juist daarom meenen wij ons verzoek te moeten indienen, terwijl onze bewaarschool zich in toenemenden bloei en krachtig leven verheugen mag. Nu kan met eene betrekkelijk kleine som een nuttige instelling in stand gehouden worden, eene som, die bijna niet in aanmerking komt bij het- geene de gemeente zou moeten uitgeven, indien zij zelve eene dergelijke bewaarschool moest stichten en onderhouden. De geschiedenis van de bewaarschool in de Groenesteeg moge tot staving onzer bewering dienen. Wanneer deze inrichting intijds met eenig subsidie geholpen warezou zij hoogstwaarschijnlijk nog eene bijzondere wezen, en de gemeente weinig kosten. Toen hare financiën uitgeput warenmoest zij óf opgehevenóf door de gemeente overgenomen worden. Het laatste gebeurde en sedert kost zij jaarlijks eenige duizenden. Nog zij het ons vergund aan te voerendat onze bewaarschool toegan kelijk is voor kinderen van alle gezindten en mitsdien voldoet aan de voor waarden die de onderwijswet van 1857 in art. 23 alinea 4 aan eene bijzon dere school steltten einde voor een subsidie in aanmerking te kunnen komen. Indien als bezwaar mocht geldendat de bewaarschool alleen toegankelijk is voor de kinderen van de leden van het departementdan twijfelen wij niet of het departement zal bereid wezen bepalingen te makenomtrent het toelaten van kinderen van niet-leden. Ten slotte zij opgemerkt, dat dc controle op het goed besteden der pen ningen van wege de gemeente op zeer eenvoudige wijze kan plaats hebben, wanneer onze bewaarschool gesteld wordt onder het toezicht der Commissie die door u benoemd is om het toezicht op de openbare bewaarscholen uit te oefenen. Op grond van het aangevoerde richten wij eerbiedig tot u het verzoek om aan het departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen ten behoeve der bewaarschool van het departement een jaarlijksch subsidie van f 500,00 toe te staan. Bestuurders van het Departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen J. Seelig, Voorzitter, A. M. L. Rümke, Secretaris, 11. W. F. Bakker, M. d'Aumerie, 1). F. Van Heïst, P. Van Geer. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 4