tot nieuwe omstandigheden eene uitbreiding zullen vorderen. Als ook voor
de meisjesschool 1ste klasse zal gezorgd zijn, is er nog slechts één punt
dat voorziening vereischt, namelijk 'de bezoldiging der hoofdonderwijzers.
Ik heb de eer u in ernstige overweging te gevendaaromtrent aan den ge<
meenteraad een voorstel te doen.
Dat bij de herziening der verordeningen de regeling van de bezoldiging
der hoofdonderwijzers tot nog toe behouden bleef juist zooals zij in 1861
was vastgesteld, is niet omdat die regeling onberispelijk is, doch omdat
andere wijzigingen minder uitstel gedoogden. Immers is het verschil tus-
schen de inkomsten der verschillende hoofdonderwijzers, dat reeds in de
bepaling der vaste jaarwedde bestonddoor de toenemende opbrengst van
de 5 pG't. der schoolgeldengrooter geworden dan naar verhouding van de
verschillende diensten aan de gemeente billijk schijnt, terwijl de vaste jaar
wedden reeds in 1861 niet hoog, nu beneden het gemiddelde zijn, dat ste
delijke hoofdonderwijzers ontvangen, daar met het oog op den rijzenden
prijs der eerste levensbehoeften in verscheidene plaatsen deze wedden in den
laatsten tijd verhoogd zijn.
Op deze gronden stel ik voor de tractementen der vier hoofdonderwijzers
van de scholen voor on- en minvermogenden, alsmede van de twee hoofd
onderwijzers en de hoofdonderwijzeres der scholen 2de klasse elk met/200
te verhoogen. Door den hoofdonderwijzer en de hoofdonderwijzeres der
scholen voor voortgezet onderwijs der 2de klasse in deze verhooging te doen
deelen, geeft men hun eene billijke vergoeding voor het verlies aan veran
derlijk inkomen, dat zij door de opening der voorbereidende school hebben
geleden, terwijl men tevens het groote verschil in inkomsten tusschen
hen en de hoofdonderwijzers der scholen 1ste klasse voldoende matigt.
Ofschoon ik voor mij met het stelsel van veranderlijk inkomen door toe
kenning van 5 pCt. der schoolgelden niet ingenomen bendaar men toch
aan die hoofdonderwijzers die niets ontvangen dezelfde eischen stelt als aan
de andere, wenseh ik toch hieromtrent geen voorstel te doen. Mocht men
echter gezind zijn deze te laten vervallen, en met het gemiddeld bedrag
de wedden te verhoogendan zou de regeling aldus worden
De 2 hoofdonderwijzers der scholen voor onvermogenden elk f 1400
De 2 hoofdonderwijzers der scholen voor minvermogenden elk 1450(1400 -f- 50)
De hoofdonderwijzer der school 2de klasse voorber. onderw. 1550(1400 150)
De hoofdonderwijzeres der school 2de klasse voortgezet onderw. 1650 (1500 150)
De hoofdonderwijzer der school 2de klasse voortgezet onderw. 1850 (1700 150)
De hoofdonderwijzeres der lagere meisjesschool 1ste klasse 1600(1300 300)
De hoofdonderwijzeres der hoogere meisjesschool 1ste klasse 1750 (1500 250)
De hoofdonderwijzer der jongenschool 1ste klasse2200(1700 500)
Deze veranderingdie zonder eenigen twijfel aan de betrokken personen
aangenaam zou zijn, daar zij op de pensioens-berekening van invloed is,
kan zonder nadeel voor de gemeentekas geschieden en vereenvoudigt de ad
ministratie. De vermeerdering van uitgaven die gevraagd wordt is slechts
ƒ1400 en ik twijfel niet of de gemeenteraad zal deze uitgave bewilligen. Aan
den ijver en de bekwaamheid der hoofdonderwijzers is het vooral te danken dat
het onderwijs in deze gemeente zoo goed iszij hebben ijverig medegewerkt om
het schoone gebouw op te trekken en er in berust, dat aan hunne eigene
belangen het laatst zou gedacht worden. Thans is hun beurt gekomennu
al het overige geregeld is. Moge men zich nu ook tegenover hen niet on
betuigd laten, maar toonen dat men hunne werkzaamheid op hoogen prijs
stelt.
De Schoolopziener in het 3de district
Aan HH. Burgemeester en Wet- van Zuid-Holland,
houders van Leiden. M. J. De GoejB.
N°. 325. Leiden, 11 September 1874.
Naar aanleiding van het rapport der Commissie van Financiën aangaande
ons voorstel tot splitsing van de meisjesschool der 1ste klasse in twee scho
len, heeft de districtsschoolopziener een schrijven aan ons college gericht,
hetwelk wij onverwijld ter kennis van uwe vergadering meenen te moeten brengen.
In de eerste plaats worden daarbij met de meeste volledigheid de inlich
tingen verstrektwelke door uwe Commissie van Financiën in het slot van
haar bovenbedoeld rapport worden verlangd. Vervolgens wordt het voorstel
tot splitsing nader toegelicht en gemotiveerd.
Wij zullen niet behoeven te verklaren, dat wij m«t ingenomenheid van
des schoolopzieners mededeelingen en beschouwingen hebben kennis geno
men terwijl daardoor onze taak in deze in alle opzichten wordt vergemak
kelijkt.
Wat het eerste punt betreft de vraag of eene splitsing der school uit
breiding van personeel of verbouwing der lokalen ten gevolge zal moeten
hebben komt het ons voor dat door de toelichting van den schoolop
ziener volkomen is voldaan aan het verlangen der Commissie van Financiën
en vermeenen wij ons daaraan te kunnen refereerem
Ten aanzien van de hoofdzaak de verdeeling der tegenwoordige inrich
ting in twee scholen kunner. wij ons mede met het door den schoolop
ziener aangevoerde in allen deele vereenigen. Toen wij aan uwe vergade
ring het voorstel indienden om het toezicht over het onderwijs op de zes
laagste klassen op te dragen aan eene daarvoor aan te stellen onderwijzeres,
werd ter aanbeveling van het voorstel wel de aandacht gevestigd op de ver
moedelijke opheffing van de school van mejuffrouw Hoitsema, doch de ver
meerdering van leerlingen ten gevolge daarvan op de meisjesschool 1ste
klasse was in geenen deele het hoofdmotief, op grond waarvan eene splitsing
noodig werd geacht. Integendeel waren wij ook destijds met de school-
autoriteiten van oordeel dat, afgescheiden van eene eventuëele uitbreiding der
schoolbevolkingde aard en omvang van bet op deze school te geven on
derwijs eene verandering van den bestaanden toestand noodzakelijk maakten.
De meerbesproken opheffing van de bijzondere school kan dan ook niet
wel anders worden beschouwd dan als eene aanleiding om de indiening van
een voorstel tot splitsing, reeds vroeger wenschelijk geacht, te bespoedigen.
Men verlieze bovendien bij de beoordeeling van de vraag of de leiding
van het onderwijs op deze school al of niet aan ééne hoofdonderwijzeres
bij voortduring kan worden opgedragen niet uit het oog dat het hier geldt
eene inrichting, welke niet kan worden gelijk gesteld met de overige in deze
gemeente bestaande scholen, een gelijk aantal of meerdere leerlingen tellende.
Zooals de schoolopziener dan ook o. i. terecht opmerktkan onzemeisj es-
school lste klasse geacht worden in vele opzichten te voorzien in de behoefte
aan middelbaar onderwijs voor meisjes, waardoor de oprichting van eene
middelbare school, gelijk in vele andere gemeenten aanwezig is, voor onze
gemeente Wordt voorkomen.
Op grond van een en ander vermeenen wij bij ons aan uwe vergadering
ingediend voorstel te moeten volharden.
Ten slotte verklaren wij ons volkomen bereid het door de Commissie van
Financiën aanbevolen denkbeeld om aan de tegenwoordige hoofdonderwijzeres
bij eventueel ontslag wegens ziekte eene tegemoetkoming uit de gemeentekas
te verleenenin gezette overweging te nemen. Gaarne zullen wijin het
onverhoopt geval dat mejuffrouw Benssen na afloop van het haar verleend
verlof niet in staat mocht wezen hare taak wederom te aanvaardente dien
aanzien de noodige voorstellen aan het oordeel van uwe vergadering onder
werpen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 226. Leiden10 September 1874.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht dè in hare handen ge
stelde rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie over 1873 en daarop
geene bedenkingen hebbende, heeft zij de eer u te raden die goed te keuren
in ontvangst ad ƒ170.86 en in uitgaaf op 170.85 sluitende alzoo quite.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N". 2291. Leiden, 14 September 1874.
Wij hebben de eer uwe vergadering mede te deelen dat wij, in overleg
met de commissie voor het Museum in de Lakenhal, voorloopig hebben
besloten het Museum in plaats van op Zaturdag den 3den October kosteloos
ter bezichtiging open te stellen op Maandag den 5den dier maand.
Wij achten zoodanige verandering met het oog op de aanstaande feest
viering raadzaamzoowel in het belang van het publiekhetwelk in den
regel bij kostelooze openstelling het Museum bezoekt, als van de vele
vreemdelingen die vermoedelijk op den 3den October in deze gemeente zullen
vertoeven en vertrouwen dan ook dat de voorgestelde maatregel de goed
keuring van uwe vergadering zal kunnen wegdragen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.