HANDELINGEN TlH DIN KEKEENTEBiAD TAN LEIDEN.
49.
INGER05IEN sturren
ter inzage van de leden nedergelegd,
N°. 881. Leiden, 7 September 1874.
Bij de beslissing aangaande de inrichting van de Tusschenschool in uwe
vergadering van 28 Mei jl.werd ingevolge onze voordracht, opgenomen
onder n°. 87 der gedrukte stukken, aan ons college opgedragen om, na
overleg met den Schoolopziener en de Plaatselijke Schoolcommissie een nader
voorstel te doen tot vermeerdering, zooveel noodig, van het hulppersoneel
aan de scholen bedoeld onder litt. C van art. 2 der Verordening van 25
April 1872, bepalende het getal der openbare lagere scholen.
In bedoelde voordracht werd medegedeeld dat vermoedelijk nog benoodigd
zouden wezen hoogstens 3 onderwijzers of onderwijzeressen en 6 hulponder
wijzers of hulponderwijzeressen. Uit het met den schoolopziener nader
gehouden overleg is evenwel gebleken dat men voorloopig althanszal kunnen
volstaan met de aanstelling van drie onderwijzers of onderwijzeressen der
tweede klasse als: op de jongensschool der 2e klasse van een onderwijzer;
op de meisjesschool 2e klasse van eene onderwijzeres en op de school voor
voorbereidend onderwijs of tusschenschool van een onderwijzer, met welk
plan de Plaatselijke Schoolcommissie, wier betrekkelijk schrijven hierbij
wordt overgelegdzich heeft kunnen vereenigen.
Wij nemen mitsdien de vrijheid u in overweging te geven in dien zin
te besluiten, terwijl wij u nog kunnen mededeelen dat de Commissie van
Financiën geene bedenkingen heeft tegen het voorstel.
Eindelijk stellen wij u, mede in overleg met den schoolopziener en de
betrokken hoofdonderwijzers, voor om, wanneer tot de uitbreiding van het
hulppersoneel wordt beslotenden onderwijzer 2e klasse D; H. Poelman
van de school n". 1 voor onvermogenden te verplaatsen naar de school
voor voorbereidend onderwijs der tweede klasse en zulks op de thans door
hem genoten wordende jaarwedde van ƒ700.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 4 September 1874.
In antwoord op uwe missive dd. 26 Augustus 11. heb ik de eer u te
berichten, dat de Plaatselijke Schoolcommissie alhier zich vereenigt met het
voorstel van den heer Schoolopziener tot vermeerdering van het hulpperso
neel aan de scholen der tweede klasse.
Aan heeren Burgemeester Namens de Plaatselijke Schoolcommissie,
en Wethouders van Leiden. F. Was, Secretaris.
N*. 888. Leiden, 10 September 1874.
Met het oog op de dringende behoefte aan regeling voor de meisjesschool
lste klasse, neem ik de vrijheid u, om zoo mogelijk uitstel der beslissing
te voorkomenomtrent de vragen in het rapport der Commissie van Finan
ciënvan 3 September, n°. 218 gesteld, het volgende te berichten. Na
een vernieuwd ernstig onderzoek van de beschikbare leerkrachten en localen,
durf ik nadrukkelijk verklaren, dat de splitsing der school in twee scholen
op zich zelvenoch uitbreiding van personeelnoch verbouwing van loca
len zal vereischen. Indien het tegenwoordige hulppersoneel over de twee
inrichtingen verdeeld wordt, zullen beide scholen voldoende voorzien zijn,
indien namelijk enkele vakken, zooals Fransch, Engelsch en misschien
cijferkunde, door onderwijzeressen of leeraar van de hoogere school, aan
de lagere school onderwezen wordenevenals dit thans geschiedt. Met deze
nadere omschrijving is het verschil tusschen de rapporten van Burgemeester
en Wethouders en den Schoolopziener, door de Commissie van Financiën
aangewezen, opgehelderd. De hoofdonderwijzeres der hoogere school toch,
niet langer bezwaard met het toezicht op twee klassenkan zelve het onder
richt in een of meer vakken op zich nementerwijl voor de lagere school
op de hulp van kweekelingen, aan deze school nooit ontbrekendeonder de
leiding der hoofdonderwijzeres mag gerekend worden. Het eenige verschil
dat de splitsing te weeg moet brengen is dat eene onderwijzeres 2de klasse
tot den rang van onderwijzeres lste klasse zal moeten opklimmen om bij
ontstentenis der hoofdonderwijzeres deze te knunen vervangen. Dit eischt
eene verhooging van ƒ100 die echter eerst in 1876 zal plaats hebben. Wat
de localen betreft, zij zijn niet ruim en behoeven eenige inwendige verbe
teringen, doch de splitsing der school heeft daarmede niets te maken. Voor
de zes laagste klassen zullen behalve één der groote zijlocalen twee der drie
middenlocalen moeten bestemd worden, terwijl de hoogste klassen in het
tweede zijlocaal zullen plaats vinden en het derde daaraangrenzend midden-
locaal voor 't onderwijs in de natuurkennis zal bestemd zijn. Deze verdee
ling verschilt slechts in enkele toevallige schikkingen van de tegenwoordige.
Dc leerlingen zitten thans niet ruim doch de splitsing zal daarop zonder
eenigen invloed zijn. Alleen is het wenschelijk, dat een klein vertrekje,
thans voor bergplaats bestemdvoor spreekkamer van een der twee hoofd
onderwijzeressen ingericht worde.
Dit wat de vragen der Commissie van Financiën betreft. Veroorlooft
mij daar nog enkele opmerkingen omtrent de hoofdzaak bij te voegen. Toen
door mij in mijne missive van 15 Mei n°. 911 aangedrongen werd op ver
deeling der directie, was dit niet met het oog op eene buitengewone ver
meerdering van leerlingen die toen aanstaande scheenmaar omdat door
de uitbreiding die het onderwijs langzamerhand verkregen heeft de taak
voor één hoofdonderwijzeres werkelijk te zwaar was geworden. Ik ontken
niet dat zoowel de gezondheidstoestand van mej. Kenssen als de toen waar
schijnlijke opheffing der school Hoitsema het dringende der behoefte meer
'.874.
deden uitkomen. Doch de taak was ook zonder deze omstandigheden te
moeilijk geworden, daar toch deze ééne school alles tracht te geven, wat
in andere plaatsen tusschen lagere en middelbare meisjesschool verdeeld is.
Niet het aantal leerlingen, maar het aantal klassen en de omvang van het
onderwijs, moeten hier maatstaf zijn. Bij splitsing der school zal de lagere
school thans 130 leerlingen tellen in 6 klassen welker bestuur eene bekwame
hoofdonderwijzeres voor zich eischtterwijl de hoogere school 67 leerlingen
zal bevatten in vier klassen, waaraan waarschijnlijk later-een vijfde zal
moeten toegevoegd wordenen ook deze vraagt de leiding eener bekwame
vrouw voor zich alleen. In verscheidene plaatsen heeft daarom ook eene
verdeeling als de voorgestelde plaats gehad.
Er is geen tijdstip merkbaarwaarop deze splitsing zoo gemakkelijk ten
uitvoer kan gebracht worden als het tegenwoordige. Mej. Kenssen zag
daarvan de wenschelijkheid zoo zeer in en stelde de belangen der school
zoo ver boven hare eigenedat zij mij reeds vóór hare tegenwoordige
ziekte verzekerd heeft, daarvoor gaarne het aanzienlijke offer van het school-
geldperceni voor het 2/3 der leerlingen veil te hebben. Het is zeer twijfel
achtig of indien het voorstel tot splitsing thans niet wordt aangenomen en
mej. Renssen zich genoopt mocht zien haar ontslag te vragenhare
opvolgster eveneens bereid zal zijn zich dit verlies van inkomen te getroos
ten, wanneer men na eenigen tijd tot inzicht komt, dat eene verdeeling
van den arbeid noodzakelijk is.
Trouwens ik heb goeden moed, dat de gemeenteraad, die in dit voorjaar
de verdeeling van directie in beginsel reeds noodig heeft gekeurd om een
gering financieel verschil niet op dit besluit zal terugkomen. Bij eene
vroegere gelegenheid heb ik eene becijfering gegeven van de uitgaven ten
behoeve der scholen lste klasse en de daartegenover staande inkomsten
waaruit bleek dat dé eerste de laatste zeer weinig overschrijden, indien men
den bouw der schoollocalen buiten rekening laat. Daarvoor is men in 't
bezit van voortreffelijke scholen, zooals bijzondere krachten die niet kunnen
inrichten. Eene kleine vermeerdering van uitgaven ten behoeve dezer scho
lendie eene groote verbetering mogelijk maakt, kan zelfs door den voor-
zichtigsten financier bezwaarlijk afgekeurd worden.
Terwijl ik dus hoopdat het voorstel vaa de Commissie van Financiën
ten opzichte van de splitsing der school niet zal aangenomen wordenwenssch
ik niets liever dan dat het advies mej. Kenssen betreffende, de instemming
van den gemeenteraad moge verwerven. Het komt mij voor, dat men van
een dergelijk besluit als antecedent niets te vreezen heeft, daar veeleer alle
ingezetenen het zullen toejuichen telkens als tegenover een verdienstelijk
ambtenaar onder dergelijke omstandigheden hetzelfde wordt toegepast.
De Schoolopziener in het 3de district
Aan HH. Burgemeester en van Zuid-Holland,
Wethouders van Leiden. M. J. De Goeje.
N°. 888. Leiden, 9 September 1874.
Ter vervulling der betrekking van onderwijzer der 2de klasse aan de
openbare school n°. 1 voor minvermogenden, op eene jaarwedde van ƒ600,
opengevallen door het verleend eervol ontslag van P. Veen Jz.is door ons
eene oproeping van sollicitanten gedaanwier stukken wij hierbij overleggen.
Een vergelijkend examen heeft daarna plaats gehad en het is op grond van
den uitslag van dat onderzoek, dat wij de eer hebben u het navolgend
drietal aan te biedendoor ons in overleg met den hoofdonderwijzer dier
school en den schoolopziener opgemaaktmet verzoek om tot de benoeming
te willen overgaan, als: 1°. Johannes Gerardus Jacobus Mallée te 's Gra-
venhage; 2°. Johannes Blackstone te Gouda; 3°. Pieter Martinus Heymaus
te Leiden.
Wanneer onze voordracht tot uitbreiding van het hulppersoneel en tot
overplaatsing van den onderwijzer Poelman van de school n°. 1 voor onver
mogenden naar de tusschenschool, uwe goedkeuring mocht wegdragen, dan
nemen wij de vrijheid u hierbij tevens twee drietallen aan te biedenmede
in overleg met de betrokken schoolautoriteiten opgemaakt, met verzoek om
daaruit eene keuze te doenals
Voor een onderwijzer der 2e klasse aan de jongensschool der 2e klasse
(jaarwedde ƒ600) 1°. Johannes Blackstone te Gouda; 2°. Pieter Martinus
Heymans te Leiden3°. Pieter Kat Kornz. te Oudkarspel
en voor een onderwijzer der 2e klasse aan de school n°. 1 voor onver
mogenden in de plaats van Poelman (jaarwedde ƒ600) 1°. Pieter Martinus
Heymans te Leiden; 2°. Johannes Blackstone te Gouda; 3°. Pieter Kat
Kornz. te Oudkarspel.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 884. Leiden, 12 September 1874.
Met recht mag Leiden trots dragen op de regeling van zijn lager onder
wijs, zooals die door bedachtzame ontwikkeling en aanvulling in de laatste
jaren tot stand gekomen is. De schoollocalen zijn grootcndeels uitmuntend
en de meeste bevatten ruimte genoeg om nog een toewas van leerlingen te
kunnen dragen, zonder dat vergrooting noodzakelijk wordt. Het personeel
is bekwaamen hoewel deze gemeente soms mede moet lijden onder den
hcerschenden hulponderwijzersnoodis door den gemeenteraad veel gedaan
om dit te verzachten en is er tevredenheid onder het hulppersoneel. De
onderwijzers-kweekschool biedt uitmuntende gelegenheid tot vorming van jonge
onderwijzers en tot voortzetting van het geleerde voor oudere. De belang
stelling in het onderwijs op de gemeentescholen van den kant der ingezete
nen blijft steeds toenemen. In één woord, het gebouw is zoo goed als
voltooid en zal voortaan slechts onderhoud en kleine verbeteringen vragen,
64