INGEKOMEN STUKKEN ter inzage van de leden ncdergclegd. V. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1874 (sub sidie aan de Commissie voor de volksvoorlezingen). (Zie Handd. 47n°. 214.) De conclusie van het gunstig rapport der Commissie van Financiën wordt, zonder beraadslaging, met algemeene stemmen aangenomen. VI. Voordracht betrekkelijk de aanvrage van de militaire autoriteitom kostelooze verstrekking van duinwater ten behoeve van het garnizoen. (Zie Handd. 47 n#. 215.) De conclusie van het ongunstig rapport van Burgemeester en Wethouders, waarmede de Oommissie van Financiën zich heeft vereenigdwordt op gelijke wijze aangenomen. VIII. Verdeeling van den Raad in sectiën. I)e samenstelling daarvan is als volgt: lste sectie: de heeren Stoffels (als Wethouder en lid der Commissie van Fabricage), Hartevelt (als lid der Commissie van Financiën), Krantz Wttevvaall (t. w. diens plaatsvervanger), Van OuterenVan Heukelom Goudsmit en Du Rieu. 2de sectie: de heeren Lezwijn (Weth), Van Wensen (lid der Comm. van Fabr.), Eigemau (lid der Comm. van Fin.), Driessen, Dercksen Verster. Cock en Van Hettinga Tromp. 3de sectie: de heeren De Fremery (Weth.), Seelig (lid der Comm. van Fabr.), Buys (lid der Comm. van Fin.), Suringar, Le Poole, Veelkind Bijleveld en Juta. Niets meer aan de orde van den dag zijnde voor de openbare vergade ring wordt deze gesloten en worden de werkzaamheden voortgezet in eene zitting met gesloten deuren. N°. 218. Leiden, 3 September 1874. In uwe vergadering van 19 Maart jl. werd op voorstel van Burgemeester en Wethouders in overleg met de schoolautoriteiten besloten dat aan de meisjesschool der lste klasse zoude worden aangesteld eene onderwijzeres, belast met het toezicht over Let onderwijs op de zes langste klassen, terwijl in de zitting van 28 Mei de uitvoering van dit besluit werd verdaagd op grond van de voortdurende ongesteldheid van de hoofdonderwijzeres, wier medewerking in deze onmisbaar werd geacht. Thans is aan uwe vergadering een nader voorstel door het Dagelijksch Bestuur ingediend, in overeenstemming met het gevoelen der schoolautori teiten, niet om nu uitvoering te geven aan het raadsbesluit van 19 Maart, tnaaromdat te wijzigen, en wel door splitsing van bedoelde school in twee scholen, de eene bestemd voor de vier hoogste klassen onder opzicht van <te tegenwoordige hoofdonderwijzeres} de andere zullende bevatten de zes laagste klassen, waarvoor aan te stellen eene hooldonderwijzeres op eene jaarwedde van f 1300.met eene toelage van 300.wegens gemis van vrije woning. Aanleiding tot de indiening van dit voorstel heeft gegeven de omstandig- held dat in den gezondheidstoestand van mej. Renssen tot dus verre geene verbetering is ontstaanen het zich laat aanzien dat bij eventueele verbe tering het haar te zwaar zal vallen om in het vervolg hare taak wederom geheel op zich te nemen. Ten gevolge van dezen blijvenden toestand is, blijkens mededeeling Van den Voorzitter in een der laatste zittingenhet aan haar verleend verlof met drie maanden en alzoo tot 1 November a. s. moeten worden verlengd. Uit de stukken blijkt dat eene splitsing der school reeds vroeger wenschelijk en noodig werd geacht, maar dat daaraan op grond van financieele bezwaren (die thans grootendeels schijnen te zijn opgeheven?), geen verdere uitvoering is gegeven en men zich destijds ver genoegd heeft met het verzoek tot aanstelling van eene onderwijzeres, be last met het toezicht op de laagste klassen. Van de thans aanhangige, ten fine van advies in onze handen gestelde voor dracht hebben wij met de meeste belangstelling kennis genomen en haar rijpelijk en ernstig overwogen. Met de schoolautoriteiten en bet Dagelijksch Bestuur zijn wij ten volle overtuigddat het tijd wordt dat de bestaande toestand niet langer voortdure, en dat eene voorziening ten dringendste wordt vereischt. Het ligt trouwens niet op den weg van de Financieele Commissie om in eene beoor deeling te treden in hoeverre eene splitsing van de hier bedoelde school in derdaad noodzakelijk isin tegenstelling van zoovele andere scholen gelijke of aanmerkelijk talrijker bevolking tellende. Wij willen gaarne op gezag van de desbevoegden aannemen, dat de belangen van het onderwijs door zoodanige splitsing belangrijk zullen worden gebaat, maar wij, alleen de financieele zijde beschouwende, achten het daarom noodzakelijk uwe verga dering de beweegreden te doeh kennendie onder meer ook ons heeft aan leiding gegeven om te steunen het in de zitting van 19 Maart behandeld voorstel. Vooral had daarop niet geringen invloed het destijds bij mejuffrouw Hoit- sema bestaande voornemen om hare bijzondere school op te heffen, hetgeen ten gevolge zou hebben gehad eene aanmerkelijke vermeerdering van het aantal leerlingen op de meisjesschool lste klasse, waardoor ruimschoots zoude kunnen worden voorzien in de uitgave voor eene tweede onderwijze res belast met het toezicht op de aagste klassenverlangd door de voort durende ongesteldheid van de hoofdlonderwijzeres. Intusschen is de school van mejuffrouw Hoitsema niet opgeheven, maar daaraan integendeel eenige uitbreiding gegevenwaardoor niet alleen de verwachte aanwas van de bevolking der meisjesschool niet heeft plaats gehad, maar zelfs in den eersten tijd in plaats van vermeerdering, eene vermindering is te verwachten. In het rapport van Burgemeester en Wethouders, dd. 21 Mei, waarbij de verdaging van de uitvoering van het Raadsbesluit van 19 Maart werd voorgesteld, wordt dan ook op dit feit de aandacht gevestigd en dit aange merkt als een grond om de bezwaren, die tegen eene verdaging zouden kunnen norden aangevoerd, op te heffen. Is alzoo hierdoor een voorname beweegreden om tot eene splitsing der school hetzij door de aanstelling van eene onderwijzeres belast met het toezicht op de laagste klassen, hetzij van eene tweede hoofdonderwijzeres, over te gaan, verval len zoo kunnen wijmet het oog op de voortdurende ongesteldheid van de tegen woordige hoofdonderwijzeres en de onwaarschijnlijkheid dat hare gezondheids toestand in zoodanige mate zal verbeteren dat zij in staat zal zijn in het ver volg hare zware taak bij voortduring behoorlijk te vervullen, bezwaarlijk ter men vinden om het thans aanhangig voorstel te ondersteunen en zouden eer der in overweging wenschen te geven het besluit van 19 Maart op grond van den veranderden toestand in te trekken. Uit een financieel oogpunt toch zal zoowel door bovenbedoeld besluit als bij aanneming van het onder- werpelijk voorstel, een blijvende last aan de gemeente worden opgelegd, waartoe niet dan in de uiterste noodzakelijkheid mag worden overgegaan, terwijl het bovendien nog onzeker is of de splitsing in twee scholen geene vermeerdering van hulppersoneel of vergrooting van bet schoollokaal zal noodig maken, waarvoor de gelden, wanneer de splitsing heeft plaats ge had bij eventuëele aanvrage niet wel zullen kunnen worden geweigerd. Voorshands komt het ons voor dat de bestaande moeielijkheden op de voor de gemeente uit een financieel oogpunt minst bezwarende voorwaarden zouden kunnen worden opgehevenwanneer eerstens een eervol ontslag wegens ziekte aan de tegenwoordige hoofdonderwijzeres kon worden verleend en haar ter tegemoetkoming eenigzins van het verlies der jaarwedde en verdere inkomsten eene jaarlijksche gratificatie van gemeentewege kon worden toe gekend en wanneer daarna in hare plaats eene hoofdonderwijzeres werd aangesteld belast met de geheele directie der school. Vooralsnog niet wenschende van deze onze zienswijze een voorstel te maken, meenen wij nu uwe vergadering te moeten vragen om op de door ons aangevoerde gronden te besluiten 1°. Het raadsbesluit van 19 Maart in te trekken; 2°. Niet over te gaan tot de splitsing van gemelde school en de aan stelling van eene tweede hoofdonderwijzeres, maar af te wachten het eindigen van den verloftijd, op nieuw verleend aan Mej. Renssen, als wanneer dan blijken zal, of zij in staat zal zijn, om als vroeger de betrekking van hoofdonderwijzeres in haar geheel te kunnen waarnemen. Mocht uwe vergadering evenwel onze zienswijze in deze niet deelen en tot de splitsing der school besluitendan zoude wij alvorens daartoe over te gaan, de zekerheid wenschen te hebben, dat daarmede geene meerdere uitgaven dan de in de rapporten genoemde, ook in het vervolg, verbonden zijn, noch wat vermeerdering van hulppersoneel betreft, noch wat aangaat eene eventuëele uitbreiding of verandering der tegenwoordige lokalen. De rapporten van den schoolopziener en van Burgemeester en Wethouders geven, o. i., daaromtrent geen voldoende opheldering en zijn in dit opzicht niet geheel gelijkluidend. Terwijl de schoolopziener het volgende bericht: «daar verder de twee schoollokalen in hetzelfde gebouw zullen gevestigd zijnis er weinig tegen dat een deel van het hulppersoneel aan beide werk zaam blijft," treffen wij in het rapport van Burgemeester en Wethouders de navolgende zinsnede aan«Verder zullen de beide scholen in het bestaand schoollokaal kunnen worden gehouden en het tegenwoordig hulppersoneel voor beide inrichtingen kunnen worden verdeeld." Wenschelijk ware het zoo omtrent dit punt nadere inlichtingen konden worden verstrekt, waarbij wij uit den aard der zaak alleen het oog hebben op zoodanige uitgaven die onmiddellijk het gevolg zijn van de splitsing in twee scholen en niet op diegene welke noodig zijn voor uitbreiding van h§t hulppersoneel of verbouwing van lokalen op grond van eene vermeerdering van het aantal leerlingen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 219. Leiden, 3 September 1874. Burgemeester en Wethouders hebben de eer u te berichten dat zij zich vereenigen met het advies van den hoofdonderwijzer der openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse, voor jongens, op het verzoek van Jacob Dondorpom ontslag tegen 1 October e. k.als hulp onderwijzer aan die school. Zij nemen mitsdien de vrijheid u te raden den adressant het gevraagd ontslag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 31 Augustus 1874. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekendehulponderwijzer aan de openbare school voor uitge breid lager onderwijs der 2de klasse voor jongens, neemt de vrijheid zijn ontslag aan te vragen tegen den eersten October a. s.daar hij als zoodanig benoemd is te Hellevoetsluis. Met verschuldigden eerbied J. Dondorp. Leiden, 1 September 1874. Ter voldoening uwer apoetille van den 31 en Augustus heb ik de eer u te berichten, dat er van mijnen kant geen bezwaar bestaat tot het verleenen van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer J. Dondorptegen den len October aanstaande. Den Edel-Achtbaren heer Bur- J. D. Van Wijk gemeester van Leiden. hoofdonderwijzer. N°. 220. Leiden, 3 September 1874. Wij hebben de eer u bij deze aan te bieden eene voordracht ter benoe ming eener onderwijzeres der 2de klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der lste klasse, voor meisjes, op eene jaarwedde van f 700.door ons in overleg met de waarnemende hoofdonderwijzeres en den schoolopziener opgemaakt, als: 1°. Louise Jozina Van der Hoeven, reeds sedert Augustus 1873 tijdelijk aan genoemde school werkzaam, krach tens raadsbesluit van den 2den dier maand2°. Anna Maria Will te Middel burg; en 3°. Maria Ankersmid te Schiedam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2