het aangeboden ontwerp uwe goedkeuring wegdraagt, het op den voorge
dragen voet en wijze vast te stellen.
Tot dekking der onbetaald gebleven som van 1340 (kosten voor het
inrichten der lokalen van de Baaihal tot schoollokaal n°. 2, voor minver
mogenden) leggen zij hierbij tevens over eene suppletoire begrooting, ten
einde dat bedrag te vinden uit het vermoedelijk beschikbaar overschot van
den dienst van 1873 en te brengen op het artikel Onvoorziene Uitgaven
der begrooting dienst 1874 en tevens den vereischten staat van af- en over
schrijving om van dat artikel het op het artikel benoodigde te kunnen
overbrengen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 11 Augustus 1874.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ten
fine van bericht en raad gestelde verantwoording van Burgemeester en Wet
houders van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente over 1873, benevens
de daarbij overgelegde rekening van den gemeente-ontvanger.
Daar deze rekening gedrukt is en sedert den 24 Juli jl. ter inzage van
de leden op de leeskamer heeft gelegenacht de commissie het onnoodig
u op deze of gene punten opmerkzaam te maken en neemt zij mitsdien de
vrijheid u te rader om, onder goedkeuring der rekening van de trekvaar
ten en jaagpaden welke deze gemeente in gemeenschap met andere bezit,
deze rekening voorloopig vasttestellen bij een besluit waarvan het ontwerp
overeenkomstig art. 220 der wet van 29 Juni 1851 (Stbl. n°. 85), u te
gelijk met de rekening door Burgemeester en Wethouders is aangeboden
terwijl zij nog ten slotte de vrijheid neemt u te raden den daarbij overge-
legdeii suppletoiren staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
tevens vasttestellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 30?. Leiden, 13 Augustus 1874.
Bij missive van 31 Juli jl. heeft de districtschoolopziener eene wijziging
in overweging gegeven van het raadsbesluit van 19 Maart jl. betrekkelijk
de benoeming van eene onderwijzeres aan de meisjesschool der 1ste klasse,
waarvan de uitvoering op grond van de ongesteldheid van de hoofdonder
wijzeres bij raadsbesluit van 28 Mei jl. werd verdaagd.
Blijkens bovenbedoeld schrijven wordt thans voorgesteld eene splitsing in
twee scholeneen plan hetwelk zooals uit de vroeger ter zake gewisselde
stukken kan worden opgemaakt, naar het oordeel der schoolautoriteiten ge
acht moest worden de voorkeur te verdienen boven de aanstelling van eene
onderwijzeres belast met het toezicht op de laagste klassendoch op de uit
voering waarvan niet verder is aangedrongen met het oog op de niet on
aanzienlijke kosten dienaar men destijds meendedaarmede gepaard zouden
moeten gaan.
Inmiddels is het bij nadere overweging gebleken dat de finantieële be
zwaren niet van zoodanig belang kunnen worden geacht en dat de splitsing
der school geene belangrijke vermeerdering van uitgaven zal ten gevolge
hebben. Immers wanneer aan het door den schoolopziener in zijn hierne
vens overgelegd schrijven ontwikkeld plan wordt gevolg gegeven, dan zal
de jaarwedde van de aan te stellen hoofdonderwijzeres met inbegrip van de
vergoeding voor gemis van vrije woning, worden vastgesteld op ƒ1600,
terwijl de benoeming van eene onderwijzeres tevens belast met het toezicht
op de zes laagste klassen overeenkomstig raadsbesluit van 19 Maart, eene
uitgave zoude vorderen van f 1500. Verder zullen de beide scholen in het
bestaand schoollokaal kunnen worden gehouden en het tegenwoordig hulp
personeel voor beide inrichtingen kunnen worden verdeeld.
De plaatselijke schoolcommissie door ons omtrent het plan gehoord heeft
zichzooals uit hare hiernevens gevoegde missive van 8 Augustus blijkt
daarmede kunnen vereenigen en ook ons college komt het voor de beste
oplossing te zijn van de bestaande bezwaren. Wij vinden dan ook geen
bezwaar het voorstel te ondersteunenwaaraan o. m. dit voordeel is ver
bonden dat alsdan de aan het bootd van beide inrichtingen geplaatste per
sonen geheel zelfstandig werkzaam zullen zijn, hetgeen niet het geval zoude
wezen indien het oppertoezicht over de laagste klassen bleef opgedragen aan
de hoofdonderwijzereswaardoor allicht een nadeelige invloed op den
geregelden gang van zaken zoude kunnen worden uitgeoefend. Wel zullen
overigens bij aanneming van het voorstel de inkomsten van de tegenwoor
dige hoofdonderwijzeres niet onbelangrijk verminderenten gevolge van het
verlies der 5 pCt. van het schoolgeld der zes laagste klassenbij een ge
middeld aantal leerlingen van 60 op de eerste en 140 op de tweede af-
deeling, doch tegenover dit verlies aan inkomsten moet in rekening worden
gebracht de aanzienlijke vermindering van werkzaamhedenwelke de split
sing ten gevolge zal hebben en bovendien heeft de hoofdonderwijzeres reeds
vroeger hare ingenomenheid met de inrichting van twee afzonderlijke scho
len te kennen gegevenop grond dat hare tadk bij de thans bestaande
regeling op den duur te bezwarend zou wezen.
Wij stellen Uwe Vergadering alsnu voor te bepalen1°. dat de meisjes
school der 1ste klasse in twee scholen zal worden gesplitst, de eene bestemd
voor de tegenwoordige vier hoogste klassende tweede voor de tegenwoor
dige zes laagste klassen 2°. dat aan het hoofd van laatstbedoelde school
zal worden geplaatst eene hoofdonderwijzeres op eene jaarwedde van ƒ1300
en eene toelage van 300 voor gemis van vrije woning.
Wanneer dit voorstel door Uwe Vegadering mocht worden aangenomen
dan zal na overleg met den schoolopziener de vereischte wijziging van de
betrekkelijke verordeningen worden voorgedragen.
Aan dén Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden31 Juli 1874.
Toen ik u in mijne missive van 15 Mei, n°. 911, voorstelde de benoe
ming eener onderwijzeres 1ste kl. belast met het toezicht op de zes laagstë
klassen der meisjesschool 1ste kl. uit te stellen, had ik de hoop, dat wij
na de groote vacantie de hoofdonderwijzeres der school hersteld zouden
terugzien. Nu het zeker is, dat dit niet zal geschieden, is het raadzaam,
zoo spoedig het kan, in de behoeften aan hulp en directie te voorzien. Ik
wensch u echter in ernstige overweging te geven, dit op andere wijze te
doen, dan in 't begin dezes jaars, naar aanleiding van mijne missive van
9 Febr.n°. 898, besloten was. Ik schreef toen dat zoowel de hoofdonder
wijzeres als ik zelf eene splitsing der meisjesschool in twee scholen voor de
beste oplossing der moeielijkheid hielden, doch dat wij daarom eene andere
voorsloegenwijl ons de eerste zeer kostbaar toescheen. Sedert ben ik tot
inzicht gekomen, dat dit financieele bezwaar niet van die beteekenis was,
als zij toen voorkwam. Indien toch bij eene splitsing de hoofdonderwijzeres
der laagste afdeeling haar aandeel ontvangt in de 5 pCt. der schoolgelden
behoeft de vaste wedde niet ƒ1500 te zijn, zooals die van mej. Benssen
doch kan op 1300 bepaald worden, wat vermeerderd met ƒ300 voor huis
huur, niet veel hooger is dan de gezamenlijke wedde en toelage voor de
onderwijzeres 1ste kl. Daar verder de twee scholen in hetzelfde gebouw
zullen gevestigd zijn, is er weinig tegen, dat een deel van het hulppersoneel
aan beide scholen werkzaam blijft.
Ik heb derhalve de eer u uit te noodigenden Gemeenteraad eene wijzi
ging van het besluit betreffende de meisjesschool 1ste kl. in dezen zin voor
te stellen, en zoodra het mogelijk zal zijn, eene oproeping te doen. Er
zal dan voor de laagste afdeeling op afdoende wijze gezorgd zijnterwijl de
hoogste afdeeling onder de directie der onderwijzeres 1ste kl. kan blijven,
zoolang het verlof van mej. Benssen zal duren.
De Districts-Schoolopziener
Aan Heeren Burgemeester en A. J. De Goeje.
Wethouders van Leiden.
Leiden, 8 Augustus 1874.
De Plaatselijke Schoolcommissie heeft de eer U te berichtendat zij zich
vereenigt met het voorstel door den heer Districts-Schoolopziener gedaan in
zijne missive dd. 31 Juli 1874.
Namens de Plaatselijke Schoolcommissie,
Aan HH. Burgemeester
en Wethouders.
F. Was, Secretaris.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DltABBE.