De heer Van Wensen. Zou het niet beter zijn dat wij de verdere be handeling dezer zaak uitstelden totdat een duidelijker kaart zal zijn over gelegd? Ik geloof dat wij dan beter in staat zullen zijn den toestand te beoordeelen, vooral wat de rooiing betreft. De heer Hartevelt. Ik meen dat er eene betere richting door Burge meester en Wethouders is aangegeven, maar tevens dat voor dezen afstand een betere prijs moest zijn bedongen. Waar de Commissie van Financiën zich vereenigt met den afstand van gronddoet zij dit niet met den voor gestelden prijs van f 1 per centiare. Moge dit niet in haar rapport zijn vermeldzij stelde zich voor den Baad hierop attent te maken. Het is om die reden dat ik het voorstel tot aanhouding ondersteun. De verdere behandeling dezer zaak wordt daarop aangehouden. X. Voordracht betrekkelijk verkoop van Inschrijving op het Grootboek ten behoeve van de stedelijke gasfabriek. (Zie Handd. 40 en 41, nos. 186 en 188.) Wordt zonder discussie aangenomen. XI. Verzoek van C. Van der Waals, om ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. 1 voor onvermogenden. (Zie Handd. 41, n°. 190.) Wordt zonder discussie toegestaan. XII. Voordracht betrekkelijk de tolheffing aan den Bijnsburgervliet. (Zie Handd. 41 en 42, nos. 191 en 193.) De heer Cock. Ik wijs op de omstandigheid dat wij omtrent deze zaak geen rapport hebben van de Commissie van Financiën. Ik geloof nu wel, althans ik meen dit gehoord te hebbendat die Commissieofschoon haar verslag niet is gedrukt en evenmin ter lezing heeft gelegen, toch bereid is nog staande deze vergadering rapport uit te brengen. Maar ik voeg er dadelijk bij dat, al zou ik het op dit oogenblik hooren voorlezen, ik mij toch niet genoeg op de hoogte zou achten de zaak te beoordeelen. In ieder geval en zooals de voordracht daar ligt meen ik haar te moeten noemen eene vreemde voordracht, die ik niet goed begrijp. Ik zou daarom wel in overweging willen geven deze zaak aan te houden, om in de gelegenheid te zijn haar nog eens d tête reposée na te kunnen gaan. De Voorzitter. Ik geloof dat de bevreemding van den vorigen spreker zal wijken, wanneer ik hem herinner dat wij eene aanschrijving van de Gedep. Staten hebben ontvangen, zooals uit de overgelegde stukken blijkt, waarin zij hunne zienswijze over de onmiddellijke invoering van het tarief mededeelen. Toen de koninklijke goedkeuring op het nieuwe tarief was verkregen, ont stond de quaestie wanneer het zou worden ingevoerd en wij hebben toen aan den pachter gevraagd of hij vrijwillig afstand zou willen doen van de nog loopende pacht tegen eene toe te kennen vergoeding. Deze heeft daarte gen bezwaar gemaakt, waarna op mijn voorstel besloten werd het nieuwe tarief met 1° Januarij 1875 in werking te doen treden en tegen dien tijd de verpachting uit te schrijven. Ik hoopte dat dit geen tegenstand zou uit lokken dan vele belanghebbenden wendden zich inmiddels tot de regeering met klachten over de niet-invoering van het verlaagd tarief. Wij ontvin gen van de Gedep. Staten een brief, een ernstige uitnoodiging om onmiddellijk tot de invoering van het nieuwe tarief over te gaan. Van daar nieuwe onderhandelingen met den pachter, welke geleid hebben tot het voorstel van Burgemeester en Wethoudersom zoodoende tot dadelijke invoering van het tarief te kunnen overgaan. Dat alles is met spoed behandeld moeten worden en van daar dat de Commissie van Financiën nog niet in de gelegenheid was hare zienswijze mede te deelen. Intusschenheden morgen heb ik het advies der Commissie van Financiën ontvangenhetwelk aldus luidt »Ten aanzien van de voordracht van Burgemeester en Wethouders aan gaande de ontbinding van het pachtcontract betrekkelijk de tolheffing aan den Bijnsburgervliet, heeft de Commissie van Financiën de eer te doen kennen: dat, nu in het nieuwe tarief niet bepaald is dat het eerst met 1 Januari 1875 in werking zal treden en door Gedeputeerde Staten eene heffing vol gens het tarief van 1855 onwettig wordt geacht, aan de eisohen van den pachter zal moeten worden toegegeven ten einde het gewijzigd tarief met 1 Augustus a. s. in werking te doen treden. Zij meent alsnn in overweging te moeten geven overeenkomstig de voordracht van Burgemeester en Wet- houwers te besluiten." Ik ben echter zeer geneigd om, zoo noodig, morgen of overmorgen ver gadering te beleggen. De heer Cock. Ik beken dat ik nog niet op de hoogte der zaak ben evenmin als, geloof ik, de meeste mijner medeleden. En daarom juist wensch ik de zaak aangehouden te zien. Ofschoon wanneer de vergadering morgen wordt belegd, ik verhinderd zal zijn tegenwoordig te zijn, omdat ik alsdan uit de stad benmaar Zaterdag ben ik wederom hier. De Voorzitter. Het spijt mij dat de vorige spr. morgen verhinderd is. Ik stel voor de verdere behandeling der zaak aan te houden. De heer Van Heükelom. Die zaak schemert mij wel een weinig. Als ik het wel heb, hadden wij te doen met een tarief dat hoog is en daarom ook niet betaald werd. Nu is er sprake van het nieuwe tarief, dat met 1° Januari 1875 zou worden ingevoerd en lager is. Maar wanneer wij nu volgens het hooge tarief toch geen geld krijgen wat helpt dan de verdere toepassing? Het zal tot niets anders leiden, dan tot vechtpartijen aan het Blauwe hek. Daarom zie ik niet in waarom men niet zou kunnen toegeven aan het verlangen van Gedep. Staten, en het nieuwe verlaagde tarief met 1° Augustus invoeren. De Voorzitter. Ik breng nu in omvraag om de zaak heden niet te behandelen. Hierover staken de stemmen7 voor en 7 tegenhebbende inmiddels de heer De Fremery de vergadering verlaten. Voor het voorstel stemden de heerenSuringar, EigemanLe Poole, Tromp, Verster, Cock en de Voorzitter. Tegen stemden: de heeren Stoffels, Van Wensen, Du BieuSeelig, Juta, Ilartevelt en Van Heukelom. De Voorzitter. Ik stel nu voor eene zitting te houden op morgen en wel te 3 uren. I De heer Hartevelt. Maar als wij nu morgen niet voltallig zijn, dat zeer licht mogelijk is? En toch dringen Gedep. Staten aan op de dadelijke inwerkingtreding van het nieuwe tarief. Ik moet overigens opmerken dat de Commissie van Financiën eerst Dinsdag middag de stukken in handen heeft gekregen. Zij heeft zich den korten tijd ten nutte gemaaktom de stukken te lezenen kwam tot de overtuiging dat Gedep. Staten volkomen in hun recht zijn, wanneer zij vorderen dat het nieuwe tarief onmiddellijk moet worden toegepast, omdat de koninklijke goedkeuring is verleend. Nu zegt de pachter: ik heb nog pacht tot 1 Januari; wilt gij er van af, het is mij wel, als ik maar schadevergoeding krijg. Wij moeten dus wel toe geven. Er is ontegenzeggelijk eene fout begaan. Wij hadden in het nieuwe tarief moeten bepalen dat het met 1 Januari 1875 zou in werking treden. Nu dat niet geschied is, moeten wij wel treden in de eischen van den pachter. De heer Cock. Ik ben het in één opzicht geheel eens met den vorigen spreker. Ik geloof ook dat er eene groote fout is begaan die, als ik mij niet bedrieg, aan de stad wel ƒ1000 kan kosten. Maar ik herhaal, ik kan hier niets stelligs zeggendewijl ik de gegevens mis om een oordeel te vellen. En juist omdat ik daarom niet kan en niet wil treden in het fond der zaak en mij daarvan dus wensch te onthouden, heb ik voorgesteld de zaak aan te houden. Dat heb ik nu zijdelings verkregenwant door het staken der stemmen heeft de vergadering feitelijk tot uitstel besloten. De Voorzitter. Ik begrijp die berekening der schade niet. De pacht bedraagt jaarlijks f 1100 en de schadeloosstelling loopt slechts over 3 maandenvan Augustus tot November. De heer Cock. Ik meen toch dat de eisch is de geheele pacht plus f 150 schadevergoeding. Maar ik kan dat nu niet bepaald bevestigen. Ik heb reeds gezegd dat ik nu niet in de zaak a, fond kan treden. De Voorzitter. Ik geloof dat het beter zal zijn niet langer in bereke ningen te treden. De uitkomst zal leeren wat het nieuwe tarief opbrengt en dan kan men beter oordeelen. Er is ook besloten de zaak heden niet af te doen. XIII. Voordracht tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek. (Zie Handd. 41 en 42, nos. 192 en 194.) Wordt zonder beraadslaging aangenomen. De vergadering wordt daarop verdaagd tot Vrijdag te 3 uren. Zitting van Vrijdag 31 Juli 1811, 's namiddags te 3 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. In de vergadering was te half 4 het vereischte getal leden niet aan wezig. De Voorzitter. Daar het vereischte getal leden niet tegenwoordig is, verzoek ik den Secretaris de namen der aanwezigen op te geven. Volgens de presentielijst waren tegenwoordig de heerenVerster, Le Poole, Van Hettinga Tromp, Suringar, Juta, Hartevelt, Stoffels, Dercksen, Van Wensen en Van den Brandeler. De Voorzitter. Ik zal, naar aanleiding van art. 49 der gemeentewet, de leden tegen morgen op hetzelfde uur oproepen, waarvoor de briefjes zullen rondgaan. Daarna is deze bijeenkomst gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 4