op het gebruik van eene stoombaggermachine, als een waarschijnlijk radi caal middel daartoe. Geroepen om ook daarover ons gevoelen te kennen te geven, nemen wij de vrijheid, met verwijzing beknoptheidslialve naar het hierbij aangeboden rapport dd. 16 Juni jl. van den gemeente-architect, te verklaren, dat wij in de toepassing van een stóombaggermolen geen genoegzaam voordeel zien om legeri de daaraan verbonden bezwarenwaaronder de aanzienlijke kosten op te wegen. Indien de grachten onzer stad regelmatig en goedop de thans gebruikelijke wijze worden uitgebaggerd, zal in de behoefte voldoende voorzien zijn, en achten wij het illusoir, zoolang alle privaten, fabrieks afval enz. in die grachten uitvloeiendoor meer volkomen uitbaggerings middelen tot verbetering van het drinkwater te geraken. Resumeerende hebben wij de eer aan te raden 1°. op het request van den pachter P. Van Beek afwijzend te beschikken en 2°. het baggeren in de gemeentewateren op nieuw in het openhaar te verpachten, voor den tijd van vier jaren ingaande 1® September 1874 en eindigende ultimo Augustus 1878. De Commissie van Fabricage, enz. Aan HH. Burgemeester en Wethouders. Leiden, 16 Juni 1874; Naar aanleiding van het onlangs in den Gemeenteraad geopperde denk beeld, om door gebruik van eene stoom baggermachine, den toestand der stadsgrachten te verbeterenheeft de gemeente-architect de eer, te doen dienen Wat stoom-baggermachines in het algemeen betreft, lijdt het geen twij fel, dat daarin een uitnemend werktuig is verkregen, in de eerste plaats, om tijd, arbeid en kosten, bij den aanleg van nieuwe kanalen te sparen, maar ookom bestaande vaarten en grachten op eene gevorderde diepte te brengen of te houdenterwijl het werktuig uit den aard der zaak tevens kan dienen, om op de kortste wijs, groote hoeveelheden vuil, modder enz. van den bodera te verwijderen. Dit laatste hier bedoeling zijnde, komen de vragen voor, in hoeverre zoodanige toestellen voor deze stad benuttigd kunnen wordenwelk resultaat daarvan is te verwachten en de daarmede gepaard gaande kosten. Als antwoord op de eerste vraag in hoeverre stoom-baggermachines alhier aanwendbaar zijn, stuit men onverwijld op de hoogte van minstens twee meters, die een dusdanig werktuig van de kleinste capaciteit, boven den waterspiegel als minimum vereischt. Dientengevolge zal het gebruik tot de hoofdgrachten, die beweegbare bruggen hebben, beperkt moeten blijven, zooals in hoofdzaak, de Oude en Nieuwe Rijn, de Oude Vest en bij lagen waterstand met wijziging van den toestel, misschien, het Rapenburg, de Langegracht en het Levendaal, zonder te kunnen dienen voor de talrijke ondergeschikte wateringen der stad, met hunne vaste lage bruggen, bij name: de Middelste en Uiterste gracht, de Oranjegracht en de Waard- gracht, de CellebroersgrachtKijfgracht, Minnebroersgracht, de Koolgracht, de Zijd- en Geeregracht, al de Binnenvestgrachten enz. voor welke grachten die wegens geringe breedte en diepte, met de talrijkste riooluitmondingen de meeste behoefte aan reiniging hebben, de stoom-baggermachine niet benut tigd zal kunnen worden en derhalve zal een zeer aanmerkelijk deel der stads- wateringen buiten hare toepassing blijven. Nogtans moet het voordeel daarvan, voor de eerstgenoemde hoofdgrachten te verkrijgen, toegestemd wordenniet zoo zeer, tot verwijdering van slik en modder op den bodem hetwelk bij peiling meermalen gebleken is, tamelijk gering te wezen, maar om eene gelijkmatige en meerdere diepte aan den bodem te geven, ten einde de doorvaart te vergemakkelijken en de schipperij van moeite eo kos ten, uit vletten voortvloeiende, te ontlasten. In het voorgaande is van zelve, een antwoord op de tweede vraag, vervat: welk resultaat daaruit is te verwachten, namelijk, dat de stoombag germachine geenszins voor een radikaal middel is te houden, tot zuivering van het grachtwater dezer stad en weinig zal kunnen medewerken tot ver betering van het drinkwater, dat uit de gewone putten getrokken- wordt. Bovendign zij de opmerking veroorloofd, dat het ondenkbaar mag heeten, dat deze wijze van uitbaggeren zou kunnen voorzien in datgene, wat we missen sedert de droogmaking van het Haarlemmermeer, aangezien het effect dier waterplas, weieens het reservoir van Leidens waterverversching genoemd, gelegen was in het aanzienlijke verval, soms 30 en meer centi meters in één etmaal door dien boezem veroorzaakt, waardoor in de stads grachten een krachtige stroom ontstond, die sedert de drooglegging van het meer, noodwendig moest achterblijven. Wat het derde punt de kosten aangaatkan meêgedeeld worden dat in den Haag twee jaren, gedurende de maanden Mei tot November van een stoom-baggermachine, voor het Zieken, de Bierhaven en een paar bebouwde buitensingels gebruik is gemaakt, tegen een huurprijs van 1250 in elk jaar, waarbij machinist en brandstoffen voor rekening van den ver huurder (Gebrs. Figee te Haarlem) waren dat het vervoer van de bagger met de vele benoodigde schuiten en arbeidsloon zeer kostbaar was en vol strekt niet geëvenredigd aan de opbrengst van de bagger, zoodat men aldaar tot het op de diepte houden der grachtenop de gewone oude wijze bij aanbesteding is teruggekeerd. In Amsterdam is voor drie jaren bet uitdiepen der grachten door de toen malige landbouw- en mestcompagnie met stoom-baggermolens ondernomen maar het contract wegens de groote kosten in verhouding tot de geringe opbrengst verbroken. Thans zal Amsterdam de zaak voor eigen rekening hervattenen heeft te dien einde bij de bovengenoemde firma, twee stoom-baggermachines doen vervaardigen, elk voor een bedrag van 8150. Deze machines tot het opnemen van 250 a 300 kub. meters bagger, per 10 uren werkens, berekend, zullen eerstdaags speciaal met het oogmerk om de Weespervaart, den Amstel en het Oosterdók voor de scheepvaart geschikt te houdenin dienst worden gesteld- Vervolgens bij de hh. Figee, als uitsluitende vervaardigers en bezitters van stoom-baggermachines onderzoek doende naar den huurprijs enz. werd ten stelligste bericht, in geen geval tot verhuring te zullen besluiten, maar zich zeer aanbevelende, om bestelling te verkrijgen, tot het leveren eener zoodanige machine, volgens de hierbij overgelegde prijscourant. Naar deze prijscourant en andere inlichtingen omtrent kolengebruikar beidsloon enz. zou dus eene som beschikbaar moeten zijn: voor aankoop van een bagger-stoomwerktuig, klein model 5040.— aannemende een werktijd van drie maanden of 75 dagen, 3 hectoliters steenkolen per dag ad 1.90 427. voor den machinist ƒ2.50 per dag187.50 p drie helpers ƒ4.50 337.50 p onderhoud en kleine kosten208. Maakt voor drie maanden f 6200. Of den aankoop der machine buiten rekening latende met 10 pCt. voor verminderde waarde zouden de kosten voor 3 maanden zijn 1664. waarbij komt, de kosten van vletschuiten, arbeidsloon voor vletten en ver voer, verminderd met de waarde der baggerstoftenwelk een en ander door ondervinding bekend moet worden en met geen mogelijkheid vooraf is te ramen. Als slotsom van het voorgaande, zou alleen in geval een stoom-bagger machine tegen billijken prijs in huur verkrijgbaar ware, de zaak voor de hoofdgrachten eenige aanbeveling kunnen verdienen. Thans evenwel nu de vele kleine grachten zijn buiten gesloten en boven dit alles het verkrijgen van waterververschingzooals het geacht raadslid ten stelligste meende, hierdoor in werkelijkheid niet verkregen kan worden kan dit voorstel niet worden ondersteund. Tot nadere toelichting dezer zaakkan een kort overzicht van de bagger- werken die thans geregeld plaats hebbenniet overbodig wezen. In den regel zijn een getal van 10 baggerschuitengedurende ongeveer 40 weken per jaar of 240 dagen in werking, elke dag levert gewoonlijk één vracht, makende 2400 vrachten, en elke vracht heeft gemiddeld een inhoud van 10 kub. meters, zoodat de gewone baggerwerken eene hoeveelheid van p.m. 24000 kub. meters per jaar uit de wateringen wegnemen. Buiten dit, had den er in de laatste jaren speciale reinigingen plaats, van de Zijdgracht, de Uiterstegracht en de Waardgrachtterwijl hetzelfde thans met de Mid- dclstegracht geschied. De Gemeente-architect, Aan den Heer Wethouder Voorzitter J. W. Schaap. der Commissie van Fabricage. N#. 181. Leiden, 17 Juli 1874. Ter vervulling der betrekking van onderwijzer der 1ste klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse voor jongens, op eene jaarwedde van 800, hebben wij eene oproeping van sol licitanten gedaan en leggen hiernevens de stukken over van hen die zieh daartoe hebben aangemeld. Tengevolge van het heden gehouden vergelijkend examen hebben wij de eer, in overleg met den betrokken hoofdonderwijzer en den districts-scbool- opziener, het navolgende drietal voor te drageuten einde door u tot de benoeming zou kunnen worden overgegaan, als: 1°. Pieter van den Ent, te Amersfoort; 2°. Hendrikus Johannes van Meegeren, te Zwolle; 3°. Pieter Abraham Koramers, te Goes. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 188. Leiden, 18 Juli 1874. Burgemeester en Wethouders hebben op het adres van Jacobus Boelen wonende alhier, daarbij vergunning verzoekende tot het doen plaatsen van een schuitenhuis in den Singel achter den molen De Stier, de eer u te berichten dat zij daarop de Commissie van Fabricage hebben gehoorddie geene bedenkingen tegen de inwilliging van het verzoek heeft. Zich daarmede kunnende vereenigen, nemen zij de vrijheid u te raden de gevraagde toestemming te verleenenmits het schuitenhuis eene breedte van drie en eene lengte van elf meters verkrijge en zich aansluite aan het aldaar geplaatste schuitenhuis van den heer Hoos, alles onder toezicht van den gemeente-architect en verder onder voorwaarde dat het behoorlijk on derhouden worde en tegen betaling van het recht van 2 50 'sjaars, be paald bij art. 3 n°. 6 van het tarief van 5 Maart 1857, voor de eerste maal te voldoen op 31 December 1874. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad der stad Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Jacobus Boelen, wonende alhier, dat hij een schuitenhuis wenschte te plaatsen tot berging zijner schuit, in den Singel achter de molen «De Stier" waarvan hij tevens aanvrage heeft gedaan aan het hopgheemraadschap «Rijnland" en de toestemming schriftelijk heeft ontvangen. Reden waarom ondergeteekende verzoekt de toestemming van den Gemeente raad daarvoor te mogen ontvangen. Leiden, 20 Juni 1874. 't Welk doende enz. J. Boelen. N°. 183. Leiden, 21 Juli 1874. Wij hebben de eer u hierbij over te leggen het verzoek van den heer G. Van der Waals, om een eervol ontslag tegen 20 Augustus e. k., als hulponderwijzer aan de openbare school n°. I voor minvermogenden. Het daarop door ons ingewonnen bericht van den hoofdonderwijzer der betrokken school wordt mede hierbij overgelegd. Onder referte aan dat advies, nemen wij de vrijheid u te raden, genoem den hulponderwijzer het gevraagd ontslag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aau den Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende, hulponderwijzer aan de openbare school n°. 1 voor minvermogenden, neemt de vrijheid u eervol ontslag te verzoeken tegen 20 Augustus e. k. Hij heeft de eer te zijn Uw dienstv. dienaar, Leiden, den 16 Juli 1874. G. Van der Waals: Leiden, 20 Juli 1874. In antwoord op uw apostille van den 16den dezer heb ik de eer u te melden, dat bij mij geene bedenkingen bestaan tegen het verleenen van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer G. Van der Waals uit zijne tegenwoordige betrekking. De hoofdonderwijzer der openbare school Den heer Burgemeester der n°. 1 voor minvermogenden, gemeente Leiden. A. Van der Harst. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABRE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2