I
Vervolgens is het ons het meest geraden voorgekomen, ten einde het
Kijk de vrije beschikking kunne verkrijgen over meergemeld terrein,
dit op dezelfde wijze aan het Rijk in gebruik te geven als geschied is met 1
de militaire gebouwen der gemeente bij de overeenkomst van 29 December
1860 en bij raadsbesluiten van 2 October 1873 en 22 Januari jl. ten aan
zien van een gedeelte der Stadstimmerwerf en een gedeelte der Stadskwee-
kerijbij welken afstand dan zoude moeten worden bepaald dat bet exer
citieveld ook strekke ten gebruike van de dienstdoende schutterij en in
buitengewone gevallen ter beschikking van het gemeentebestuur kunne
worden gesteld tot het houden van openbare volksfeesten en volksvermake
lijkheden.
Vermits nu de gemeente de jaarlijksche voordeelen der beweiding ver
liest, heeft zij uit den aard der zaak aanspraak op eene billijke schade
vergoeding, die, onzes inziens, behoort te worden vastgesteld op 600
per jaar, in verhouding staande tot het verlies der jaarlijksche pacht van
ƒ665, waaruit betaald worden de grondbelasting, de polder- en ltijnlands-
bundergeldenbenevens de kosten van het onderhoud van de brug en van
het exercitieveld en waarbij in rekening moet worden gebracht dat de
gemeente de beschikking behoudt over het terrein voor zooveel de exer
citiën der schutterij en volksfeesten enz. betreft. Aangezien de grondlasten
tengevolge van de veranderde bestemming van het terrein komen te ver
vallen, zullen alsdan alleen de polder- en bundergelden ten laste komen
van de gemeente.
Wat de kosten betreft van het maken van eene nieuwe brug geschikt
voor de passage van kavallerie en artillerie, welke geraamd kunnen worden
op ƒ1800, hebben wij aan de militaire autoriteiten te kennen gegeven dat
wij genegen waren aan den Gemeenteraad voor te stellen om de gemeente
daarin te doen dragen voor een bedrag van/330, de som die oorspron
kelijk op de begrooting voor 1874 was voorgedragenmaar daarvan bij de
vaststelling dier begrooting is geroieerd, onder bepaling dat de jaarlijksche
onderhoudskosten van de brug tot een bedrag van ƒ5.0 ten laste van de ge
meente zullen komen, met dien verstande dat het meerdere hetwelk mocht
worden vereischt, door het Rijk zal worden voldaan en de brug steeds in
onderhoud zal verblijven bij het Rijk.
Blijkens het bierbij overgelegd schrijven van den Kapitein eerstaanwezend
ingenieur te 's Hage heeft de Minister van Oorlog zijne goedkeuring gehecht
aan de vocurloopig overeengekomen voorwaarden waarop de afstand zoude
plaats hebbennader omschreven in de mede hierbij overgelegde concept
overeenkomst.
Wij zijn van oordeel dat daarbij zoowel de belangen van de gemeente
als die van het Kijk zijn in het oog gehouden en geven uwe vergadering
dientengevolge in overweging om te besluiten dat voorschreven perceelen
aan het Rijk in gebruik zullen worden afgestaan onder bovenvermelde be
palingen en ons college te machtigen met den tegenwoordigen pachter eene
overeenkomst aan te gaan tot ontbinding van het pachtcontract, met be
paling dat de pachter gedurende de nog overblijvende pachtjaren eene schade
vergoeding ,zal ontvangen van 200 per jaar en het genot zal hebben van
het grasgewas, hetwelk gedurende dien tijd het land nog mocht opleveren.
Vermits overigens in de overeenkomst met het Rijk moet worden opge
nomen dat de kosten van overdracht komen ten laste van de gemeente, zal
de jaarlijksche uitkeering aan de gemeente vermeld onder litt. h der concept-
acte moeten worden verhoogd met ƒ2.50, zijnde een vierde van het bedrag
der kosten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
's Hage, 26 Juni 1874.
Ik heb de eer ter kennis van uw collegie te brengendat de Minister
van Oorlog bij aanschrijving van 19 dezer, N°. 63 G, zijne goedkeuring
heeft gehecht aan de grondslagenwaarop volgens uwe en mijne meening
het Schuttersveld ter beschikking van het Rijk zou kunnen worden gesteld,
en waarop is gegrond nevensgaande concept overeenkomst. Ik neem thans
de vrijheid u uit te noodigen die overeenkomst aan te gaan.
Met het oog op punt i zou, zoo noodig, de gedurende 4 jaren jaarlijks
door het Rijk verschuldigde bijdrage (ingevolge punt li) kunnen verhoogd
worden met 1/4 van het bedrag der kosten aan deze acte verbonden.
Als toelichting diene dat de berekening dier jaarlijksche bijdrage, wegens
redenen van comptabelen aard, is geschied als volgt:
door het Rijk aan de gemeente te betalen wegens pachtderving f 600.00 j
wegens winstderving van den pachter200.00
f 800.00
door de gemeente aan het Rijk te betalen
330 in 4 jaren als bijdrage in den bouw der nieuwe brug,
zegge 's jaarsf 82.50
bijdrage in het onderhoud van idem50.00
132.50
blijft verschuldigd door het Rijkf 667.50
De Kapitein
Eerstaanwezend Ingenieur, j
J. ScHIMMELPENNINCK V. D. OyE.
Ontwerp.
De ondergeteekende handelende namens de
gemeente Leiden en daartoe gemachtigd bij raadsbesluit der gemeente Leiden
van eu de medeondergeteekende
daartoe gemachtigd bij aanschrijving van Zijne Excellentie den Minister van j
Oorlog van zijn, behoudens nadere goedkeu
ring van genoemden Minister, het navolgende overeengekomen
De gemeente stelt de perceelenkadastraal bekend
welke perceelen sedert meer dan honderd jaren het eigendom der gemeente
zijn enz. (of andere eigendomsbewijzen te vermelden) ten allen tijde ter be
schikking van het llijk tot het houden van de oefeningen der infanterie,
kavallerie en artillerie.
De gemeente behoudt de bevoegdheid tot verpachting van de bewei
ding of begrazing der genoemde perceelenonder voorwaarde dat deze ver
pachting geen beletsel oplevere voor de militaire oefeningen.
0. De gemeente vrijwaart het Rijk tegen alle aanspraak op schadever
goeding van de zijde der pachters van de beweiding of begrazing.
d. In overleg met de militaire autoriteiten blijven genoemde perceelen
ook ter beschikking van het gemeentebestuur voor de oefeningen der dienst
doende schutterijen in buitengewone gevallen voor het houdeu van open
bare volksfeesten en volksvermakelijkheden.
e. De gemeente vergunt aan het Rijk het perceel kadastraal bekend
binnen den Marendijkschen polder te brengen,
door het graven van slooten langs de grenzen van het perceel, behoudens
zooveel noodig de goedkeuring van het Hoogheemraadschap van Rijnland,
en verder de afwatering op genoemde perceelen te verbeteren door het aan
vullen van lage gedeelten en het gelijkmaken van het terrein.
f. Het Rijk verbindt zich de bestaande houten brug aan den Singelweg
door een nieuwe te vervangengeschikt voor den overtocht van kavallerie
en artillerieen deze brug te onderhouden zoolang de genoemde perceelen
voor de oefeningen van het garnizoen worden gebezigd.
ff. De gemeente neemt de polder- en bunderlasten op de genoemde
perceelen vallende voor hare rekening.
h. Het Hijk verbindt zich zoolang de genoemde perceelen voor de oefe
ningen van het garnizoen worden gebezigdtot ultimo December achttien
honderd zeven en zeventig, zijnde het einde van een loopend pachtcontract,
aan de gemeente jaarlijks te betalen de som van zes honderd zeven en
zestig gulden vijftig cent, als schadevergoeding wegens vermoedelijke min
dere opbrengst der verpachting van de beweiding of begrazing der genoemde
perceelen, en schadeloosstelling aan den tegenwoordigen pachter wegens
winstderving.
Na het verstrijken van genoemden termijn zal de door het Rijk aan de
gemeente verschuldigde jaarlijksche schadevergoedingdie in geen geval de
som van 550 mag te boven gaan, door beide partijen nader geregeld
worden.
1. De gemeente neemt voor hare rekening de kosten verbonden aan het
opmaken van deze acte.
Aldus gedaan te Leiden den Van
het jaar
N°. 176. Leiden, 6 Juli 1874.
Op het verzoek van G. H. De Bock, onderwijzer der 1ste klasse, aan
de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse
voor jongensom tegen 1°. Augustus e. k. een eervol ontslag uit die be
trekking te bekomenhebben wij het advies van den hoofdonderwijzer der
betrokken school ingewonnenhetwelk hierbij wordt overgelegd en waar
mede wij ons vereenigen. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden den
adressant bet gevraagd ontslag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 1 Juli 1874.
Edelachtbare Heeren!
De ondergeteekendebenoemd tot hoofdonderwijzer aan de nieuwe school
voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs te Aarlanderveenverzoekt
tegen primo Augustus zijn ontslag als onderwijzer der 1ste klasse aan de
school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse voor jongens
in deze gemeente.
Uw onderdanige dienaar,
G. H. De Bock.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Leiden, 6 Juli 1874.
Ter voldoening aan UEds. apostille N#. 1443, van den 2den Juli 1874,
heb ik de eer UEd. Achtbaren te antwoorden dat de onderwijzer G. H.
De Bock zich steeds door nauwgezette plichtsbetrachting gunstig beeft
onderscheideu en er alzoo alleszins reden bestaat om hem het gevraagd
ontslag tegen 1 Augustus eerstkomende eervol te verleenen.
De hoofdonderwijzer,
Den Edel Achtbaren Heeren Burgemeester J. D. Van Wijk.
en Wethouders van Leiden.
N#. 17?. Leiden, 9 Juli 1874.
Op het adres van W. Van Mannekus, om vergunning tot het doen maken
van een houten plankijs in den Nieuwen Rijn achter zijn huis op de Hoo-
gewoerd n°. 28, hebben wij de Commissie van Eabricage gehoorddie tegen
het verleenen der gevraagde vergunning geene bedenkingen heeft.
Ook bij ons bestaat geen bezwaar, weshalve wij, onder overlegging der
toestemming van het Hoogheemraadschap van Rijnland, de vrijheid nemen
u te raden des adressants verzoek tot wederopzeggens in te willigenmits
het plenkijs niet meer dan elf decimeters uitspringeop eene breedte van
zes en een halve meter, onder toezicht van den gemeente-architect en tegen
betaling van tien cent per vierkanten meter, bepaald bij art. 3 n°. 20 van
het tarief van 5 Maart 1857, bedragende 71J cent per jaar, voor de eerste
maal te voldoen op 31 December 1874.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Aan Edel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende vergunning bekomen hebbendetot plaatsing van 4
a 6 palen in den Nieuwen Rijn achter zijn huis, wijk 3, n°. 407, straat
nummer 28moetende dienen tot oprichting van een plankijsvraagt door
deze ook uwe toestemming.
Leiden, 24 Juni 1874. 't welk doende,
W: Van Mannekos.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.