HABDELIH6EI TM BEI 6MEBHTEBAAB TAH LHDEM. 38. Zitting van Donderdag O Juli I8Ï4, geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren EigemanSeeligSuringar, JutaGoudsmit Hartevelt, De Eremery, Van Wensen, Krantz, Van Heukelora, Dercksen ClM!k, Du Rieu, Veefkind, Verster, Bijleveld, Buys, Le Poole, Stoffels, Lezwijn en Van den Brandeler. De heer Van Hettinga Tromp gaf kennis verhinderd te zijn de vergade ring bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 25 Juni jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositien van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland, dd. 23/29 Juni n°. 33/1, 29 Juni/6 Juli n°. 28 en 30 Juni/6 Juli n°. 44/4, hou dende goedkeuring van het nader raadsbesluit van 30 April, tot afstand van een gedeelte der stadskweekerij aan het Rijk, en van 25 Juni, tot verkoopvoor afbraakder Hoogewoerdspoorten tot verhooging der begroo ting voor 1874 (het inrichten van den vestwal aan de Hoogewoerdspoort tot bouwterrein). Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: t 1°. Verzoek van K. Visser te Leiderdorp, om den eigendom van grond aan het einde van den Vliet. 2°. Verzoek van J. G. Boerlage, E. F. Karseboom, Scharp de Visser en J. D. 2E. Van Blommesteinom afschrijving van plaatselijke directe belasting. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze verzoeken te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 3°. Verzoek van G. H. De Bockom ontslag tegen 1 Augustus als onderwijzer 1ste klasse aan de jongensschool 2de klasse, met rapporten. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 4°. Voordracht betrekkelijk den afstand van het Schuttersveld aan het Rijk. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. Aan de orde is: I. Benoeming van twee hulponderwijzers of -onderwijzeressen aan de school n#. 2 voor minvermogenden. (Zie Handd. 37 n°. 172.) De heeren EigemanSeelig en Krantz worden door den Voorzitter uitge- noodigd met hem bet bureau van stemopneming uit te maken. De uitslag der stemming is dat achtervolgens worden benoemd Nicolaas VanderWaile, alhier, en Maaike Koopal, te Hendrik-Ido-Ambacht, beiden met 18 van de 21 stemmen, zijnde 3 biljetten in blanco gelaten. II. Benoeming van een Directeur der Stedelijke Gasfabriek. (Zie Handd. 37, n®. 172.) De uitslag der stemming is dat D. Van der Horstte Kralingenerlangt 18 stemmen, F. Payens te Leiden 2 stemmen, terwijl er 1 biljet in blanco is gelaten, zoodat benoemd is D; Van der Horst. III. Benoeming van een tijdelijk lid van de Commissie van Financiën. De uitslag der stemming is dat de heer Krantz erlangt 18 stemmen, de heer Du Rieu 2 stemmen en de heer Verster 1 stemzoodat benoemd is de heer Krantzdie zich bereid verklaart het lidmaatschap tijdelijk waar te nemen. IV. Suppletoire staat van begrooting (Feestviering op 3 October). (Zie Handd. 37 n#. 164.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goedgekeurd. V. Benoeming van vier leden uit den Gemeenteraadten einde met het Dagelijksch Bestuur de Commissie uit te maken voor de feestviering boven vermeld. De Voorzitter. Msg ik de leden verzoeken achtervolgens de keuze te doen De heer Goüdsmit. Ik wenschte te vragen, mijnheer de Voorzitter, of het niet mogelijk ware dat gij zelf de leden der commissie benoemdetdie u behulpzaam zullen zijn bij de feestviering. Geen der leden zal bezwaar daartegen hebben en wij kunnen ons den tijd en de moeite besparen van vier of misschien meerdere stemmingen te houden. Ik stel dus voor aan u de keuze over te laten. De Voorzitter. Zoo geen der leden tegen dat voorstel bedenking heeft, verklaar ik mij bereid de keuze te doen en wensch ik de heeren Le Poole Hartevelt, Bijleveld en Suringar te verzoeken het lidmaatschap der com missie te aanvaarden. Deze heeren hebben bij het kroningsfeest zulke uit stekende diensten bewezen en het zal mij bijzonder aangenaam zijn indien zij kunnen goedvinden zich nu weder met de taak te belasten. Mag ik die heeren vragen of zij zich de benoeming laten welgevallen? 1874. De heeren Le Poole, Hartevelt en Suringar verklaren zich gaarne bereid het lidmaatschap aan te nemen. De heer Bijleveld: Mijnheer de Voorzitter! Tot mijn groot leedwezen zie ik mij verplicht u te verzoeken mij van de vereerende taak, om deel uit te maken van de commissie, te verschoonen. In de eerstvolgende dagen toch zal ik, deels door afwezigheiddeels door verschillende bezigheden, ver hinderd zijn aan de werkzaamhedenwaartoe de commissie zal worden ge roepen de vereischte zorg te besteden. De Voorzitter. Het doet mij leed dat gij het lidmaatschap niet kunt aannemen, maar het zou indiscreet zijn mijnerzijds er op aan te dringeri. Ik wensch nu aan den heer Juta te vragen of hij bereid is als vierde lid in de commissie zitting te nemen. De heer Juta verklaart zich gaarne daartoe bereid. VI. Voordracht betrekkelijk den verkoop van het Bonhuis op de Lan- gegracht. (Zie Handd. 12, 33, 35, 36 en 37, nos. 46, 152, 163 en 167.) De heer Cock. Mijnheer de Voorzitter! Thans heb ik gelezen het advies van den stads-advocaaten ik dank u dat ge dit ter lezing hebt doen leggen. In de notulen wordt zeer terecht gesproken van een officieus advies van dien heer, daar het een briefje is van nog geen 25 regels aan den secretaris, in antwoord op een eveneens officieus briefje van den secretaris (dat echter niet bij de stukken is). Maar dit doet nu weinig ter zake. Als iemand als de heer Neeb afraadt tot den verkoop van het stukje grond achter het Bonhuis over te gaan, dan ben ik bereid in diens advies te berusten, zoo als ik trouwens reeds in de vorige vergadering heb gezegd. Hij toch is een uitstekend jurist niet alleen, maar heeft zeker honderdmaal meer onder vinding dan ik. Ik leg mij dus bij zijne opinie neder en ik ben thans van oordeel, dat er niets verkocht moet worden, evenmin publiek als onders hands, bij wijze van afkoop van recognitie. De heer Neeb adviseert namelijk dat niet worde overgegaan tot den verkoop van het bedoelde stukje grond, dat ik nu maar eens het onbekende stukje zal noemen. I Hij spreekt in het algemeen van verkoop, zonder even als Burgemees- j ter en Wethouders onderscheid te maken tusschen publieken en onder- handschen verkoop. In zoover bestaat er geen strijd tusschen hetgeen bij wil en wat ik laatstelijk zeide, namelijk dat ik mij niet begrijpen kon, dat overdracht van eigendom van een stukje vast goed, waarvan men de juiste maat en liggiog niet kan opgeven, grooter moeielijkheid zou opleve ren, wanneer die overdracht een gevolg was van een publieken verkoop, dan wanneer zij het gevolg was van een onderhandschen. De heer Neeb maakt dit onderscheid in zijn advies niet. Hij zegt eenvoudig: verkoop niet; zie hier zijne woorden: «Als echter noch oude kaarteD noch opme ting eenig licht kunnen verschaffenis bet het best niet te verkoo- penmaar zich met de jaarlijksche recognitie te vergenoegen." Ik voeg mij naar die opinie van den heer stads-advocaat, maar ik verzet er mij dan ook tegendat er, zoo als Burgemeester en Wethouders ons voorstellen, onderhandsche verkoop van het bedoelde stukje plaats hebbe. Het noodza kelijk gevolg van deze mijne gewijzigde zienswijze omtrent den verkoop van het onbekende stukje is intusschen dit, dat ik nu ook niet meer ben voor den publieken verkoop van het Bonhuis zelf, achter hetwelk dat stukje gelegen is. De raüon d'etre voor dien verkoop heeft nu geheel, of althans voor het grootste gedeelteopgehouden te bestaan. Zij was daarin gele gen, dat de Raad toenmaals stond tegenover twee aanvragen tot verkoop en terecht oordeelde, dat in zulk een geval publieke verkoop het verkiese- lijkste was, omdat men zoodoende allen schijn zelfs van gunstbetoon vermeed en tevens eene werkdadige concurrentie in het leven riep. Die raison d'etre is dubbel vervallen, dewijl door het, overeenkomstig het advies van den stads- consulent, niet verkoopen van het stukje gronds, zoowel één der twee oor spronkelijke aanvragers, als één der drie hoofdgegadigden, en dat wel de serieuste, namelijk de heer Scheltema, feitelijk van alle mededinging is uit gesloten. De verkoop kan dan ook niet anders dan slechte financieele re sultaten ten gevolge hebben. Ik zal dus stemmen tegen den verkoop van het Bonhuis met of zonder het onbekende stukje grond. Het best zal m. i. nu maar zijn het Bonhuis in gebruik te laten aan de diaconie der Roomsch- Catholieke gemeente alhier. Deze heeft het meer dan twintig jaren als turf schuur in gebruik gehad en zich slechts noode bereid verklaard eene andere turfschuur daarvoor in ruil te ontvangen. Zij deed dit evenwel nadat de aanvrage van den heer Scheltema haar bekend was geworden en, indien ik wel ingelicht ben, alleen uit aanmerking van de aanvrage van dien heer. Ik behoef daarvoor intusschen geen voorstel te doendaar ik mij bepalen kan tot afstemming van het voorstel van het Dagelij ksch Bestuur. De heer Goudsmit. De zaak is mij nog niet recht duidelijk mijnheer de Voorzitter! Men maakt bezwaar een stuk grond te verkoopen omdat men niet precies kent den omvang van het eigendom der gemeente. Maar dat zelfde bezwaar weegt toch ook als men een onbekend stuk afstaat bij wege afkoop van recognitie. De stad echter is altijd in het bezit gebleven want zij heeft het precario overgedragen. Ik begrijp dus niet dat de stad een door haar bezeten stuk grond niet zou kunnen verkoopen. Als een ander daar over wilde beschikkenzou een nader onderzoek ingesteld behooren te worden naar den eigendom maar de stad kan zich beroepen op bezit. De Voorzitter. De moeielijkheid is daarin gelegen dat de grenzen van het bedoelde stukje grond niet zijn aangegeven. Indien wij nu den grond konden verkoopen aan den houder der recognitietevens eigenaar van het aangrenzende terrein dan konden wij met dezen tot overeenstemming ge raken omtrent de grensbepaling. Dat kunnen wij echter niet doen bij publieken verkoop. De heer Goudsmit. Juist, dat is mij niet duidelijk. Als de stad steeds 42

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1