dat daarvoor zulke eischen bestaan. Br is Daar mijn oordeel geen behoefte aan het wegruimen der poort. Ik voor mij zie in dit gansche plan vooreerst niet anders dan de aanleiding tot eene groote geldelijke uitgaaf voor de gemeente. Als ik toch wel gelezen hebzal dat plannetje, om den grond aan die zijde gelijk te makenten einde aan de liefhebbers van bouwen daartoe de gelegenheid te geven, tusschen de 14,000 a ƒ16,000 kosten. Ik acht dat niet gemotiveerd. Hadden wij een ernstig plan voor ons, waaruit bleek, dat er voldoende grond ware om aan te nemen dat het kapitaal gevonden ware, ik zou zeggen: weg met de poort. Maar zulk een plan hebben wij niet. Wij hebben hier alleen te doen met een voorstel om tabvla rasa te maken, in de hoop, dat er misschien mensohen zullen komen genegen om te bouwen en voor de zoodanigen meent men dat ter rein te moeten nivelleerenopdat zij het te beter zouden kunnen overzien om er hun plan naar in te richten. Alsof dat niet doenlijk ware zoo lang die poort daar staatMaar indien dat bezwaar hier bestond, dan zou ik wel eens willen weten hoe men het bijv, te Parijs gemaakt heeft om die stad zoo geheel te verbouwenof men daar ook eerst heeft afgebroken om het terrein te overzienen of men daarna eerst plannen van verbouwing heeft gemaakt. Neeneen goed bouwmeester, die bevoegd is zulk werk te ondernemen (en met de zoodanigen toch moet ik vooronderstellen dat men hoopt te doen te krijgen) kan met eene goede situatie-kaart voor oogen zijoe lijnen daarop volkomen juist trekken en zich daarbij de poort wel wegdenken. Hij zal zijn plan wel maken, al staat de poort er nog. Is zijn plan dan klaar, blijkt dat serieus te zijn en staat de poort dan in den weg, welnu dan spreken wij nader. Maar wij hebben hier niet alleen te doen met het afbreken der poortde brug moet volgens het voorstel ook weg om toch vooral die rechte lijn te verkrijgen uit de Hoogewoerd naar den straatweg. Die brug is niet bouwvallig, zij kan nog wel vijftig jaren en meer duren, zonder groote kosten te vereischenwant de fundamenten zijn perfect in orde. Ter liefde van die rechte lijn zal men ons een houten bruggetje leveren dat ons spoedig aan herstellingen betrekkelijk veel geld zal kosten. Ik ben dus niet voor het plan ter afbreking der poort, niet zoozeer op de pathetische gronden der heeren adviseurs als wel uit het oogpunt van het welbegrepen oogenblikkelijk belang der gemeente. Ik geloof vooreerst nog niet aan zulke uitgebreide bouw plannen op dat terreinen zoolang wij die niet vóór ons hebben wensch ik de poort te behouden en de zaken te laten zooals zij zijn. Ook bestaat bij mij altijd nog twijfel aan die groote behoefte van bouwen, waarover dikwijls gesproken wordt. Tot heden toe is er nog altijd gelegenheid gevonden om onder te komen. Muar wat is het geval? Zoodra 2 of 3 personen te gelijk plan maken hier te komen wonen en ieder van hen zoekt een huisdan hoort men overal van «huizen" praten. De zoekers meeneD dan gewoonlijk ver bazend kieskeurig te kunnen zijnwant men verbeeldt zich zijne eischen bier zeer hoog te mogen stellenmen vindt de huren te hoogom neste- rijenom een slechte pompkleinen tuin enz. enz. worden alle openstaande huizen afgekeurd, en dat heet dan behoefte aan buizea! Maar van wezent- lijke, ernstige behoefte is mij nog niet gebleken. Ën dat de lust tot bouwen dan ook nog niet zoo heel groot is, kan blijken uit de omstandig heid, dat wanneer hier grond gevraagd en toegewezen wordt, maar daarvoor eene kleine retributie wordt geeischt, dit een onoverkomelijk bezwaar schijnt te zijn. Nog onlangs toch is bouwgrond gegeven aan iemand, die, toen hem bleek dat daarvoor iets moest betaald wordenons voor dien bouwgrond op beleefde of onbeleefde wijze ik wil dit nu niet uitmaken heeft bedankt. Het gaf mij den indruk alsof de man blijde was er af te zijn. Ik geloof dus nog niet aan dien grooten trek om hier te bouwen, en zoo lang mij daarvan nog aiet zal zijn gebleken, ben ik tegen het afbreken der poort. Komen er echter ernstige aanvragen met goede planneD, waarvoor de poort een beletsel zou zijn, dan ben ik al zij het met groot leedwezen bereid mij voor de afbraak te verklaren. De Voorzitter. Ik acht het noodig op het gesprokene door den heer Yan Heukelom mij eene rectificatie te veroorloventen einde den indruk weg te nemendie uit dat gesprokene zou kunnen ontstaandat iemand bouwgrond had aangevraagd en gekregendoch er later van had afgezien. Het betrof eene bergplaats, een stalletje voor den molen van den adressant. De heer Van Heukelom. Het schijnt dus, dat ik mij had vergist. Het betrof dan een stalletje. Maar dan schijnt toch dat bouwen in ieder geval nog zoo voordeelig niet te zijnals men tegen de betaling opziet. De heer Stoffels. Die molenaar kon zich wel redden, door eenige weinige guldens te betalen. En wat nu het plan betreftwaarvan gesproken is, het ligt ter lezing. Mij is nog heden de verzekering gegeven, dat wel degelijk verlangd wordt tot bouwen over te gaan, als maar de poort weg is en als men dan slechts eene kleine retributie heeft te betalen. De heer Cock. Ik kan mij geheel met het aangevoerde door den heer Van Heukelom vereenigen. Zoodra het mocht blijken dat ernstig gemeende aanvragen om bouwterrein zich hebben voorgedaan en er geen ander terrein daarvoor disponibel is, zal ik mij ook verklaren voor de afbraak. Mag ik tevens herinnerendat voor bouwen laatstelijk reeds twee terreinen zijn aan gewezen en wel ten eerste nabij het gewezen Nosoeomiumniet alleen voor arbeiderswoningen maar ook voor huizen van meervermogendenen ten tweede de grond achter den Doele waarvoor in eene onlangs gehouden raads vergadering gelden zijn beschikbaar gesteld. Dit laatste terrein is althans voor arbeiderswoningen zeer geschikt. Overigens kan ik bevestigen dat er op het oogenbük verscheidene huizen nog te huur staan. Laten wij dus wachten tot dat werkelijk zich de behoefte aan houwen voordoet, eer wij overgaan om die oud-vaderlandsche monumenten af te breken. De heer Stoffels. Het tegenwoordig voorstel gaat niet verder dan tot het afbreken der poort en het gelijkmaken van den grond. De heer Van Heukelom. Dat is juist mijn bezwaar. De Voorzitter. Het geldelijk voordeel, uit de albraak verkregen, zal ruimschoots genoeg zijn ter bestrijding der kosten voor het nivelleeren van het terrein. En is er bouwlust, dan zullen wij nader overgaan tot demping en tot verlegging der brug. Op het oogenblik dus is daarvan nog geen quaestie. De heer Van Heukelom. Ik blijf niettemin bezwaar maken. Ik wensohte eerst, dat zich menschen opdeden met aanvragen om grond tot bouwen, en dat zich daarbij hun ernstige wil openbaarde omdat te doen en naar eelt behoorlijk plan. Daa eerst wenschte ik grond beschikbaar te stelllen. De Voorzitter. Dus gij hecht nog al aan de poort. De heer Van Heukelom. Ontzaglijk veel. De heer Stoffels. Als de poort moet blijven, dan zal er op de begroo ting een post van minstens ƒ2000 moeten voorkomen voor kosten van repa ratie daar de poort in een zeer slechten toestand verkeert. De heer Cock. Ik heb de zaak ernstig en in haren ganschen omvang beschouwd. Als dus de Raad tot de albraak besluit, zal ik wel genood zaakt zijn eerlijk weg tot de uitvoering van het geheele plan mede te werken. Het is volkomen waar, dat men dit jaar slechts de ƒ3800, de opbrengst der afbraakaan het werk zal bestedenmaar dat is slechts een begin en later zal men het geheele kostbare plan moeten uitvoeren. De Voorzitter. Als de poort wordt afgebrokenis er niets verloren. De heer Hartevelt. Naar aanleiding van hetgeen door de heeren Van Heukelom en Cock is gezegd, moet ik in het midden brengen, dat, wan neer het denkbeeld van die beide heeren moet opgaan, er noodwendig ƒ2000 zullen moeten besteed worden om de poort in goeden staat te bren gen komen er nu na verloop van korter of langer tijd bouwlustigendan willen die heeren wel voor de amotie stemmen, maar, bedenken wij wel, dat wij dan ook de ƒ2000 afbreken, die wij er nu aan ten koste gaan leggen. Toen in der tijd de buitenpoort werd afgebroken, stond het m. i. vastdat vele raadsleden van meening warendatzoodra de tuintoen geoccupeerd door wijlen Jhr. Van Puttkammer, vrij kwam, ook de binnen poort zoude woiden afgebroken, en de grond van den tuin gelijk gemaakt, ter verkrijging van geschikt bouwterrein. Is het wonderdat men niet te veel geld aan het onderhoud van die poort besteeddezonder die opzettelijk te doen vervallen, m. a. w. dat men zich tot het hoogst noodige bepaalde? Mijne meening dus is: wil men ƒ2000 tot geheel herstel aan de Hooge- woerdspoort bestedendan moet er ook geen quaestie van albraak in de naaste toekomst zijn. De heer Cock. Ik zou toch willen vragenof de berekening dier kosten van restauratie op 2000 wel op goede gronden steunt eD op een opzettelijk ingesteld onderzoek gegrond is. Mij komt de som verbazend hoog voor en ik erkendat de berekening zeer geschikt is om mij schrik aan te jagen. Het is een wichtig argument. Mocht daarentegen de berekening eene bloote losse raming zijn, dan weegt het argument bij mij weinig of niet. De heer Stoffels. Het is alleen eene raming, eene oppervlakkige be schouwing der kosten. Maar men zal, om tot eene juiste berekening te komen, eerst een steiger moeten oprichten om alles na te gaan. Verleden jaar hebben wij f 1500 aan reparatie voor beide poorten aangevraagd; maar een ieder kau zien dat beide werkelijk zijn achteruitgegaan. De heer Du Rieü. Ik zou willen vragenof men niet een plan zou kunnen overleggen met behoud der poort. Het plan kon misschien in diet voege gewijzigd wordendat de poort behouden bleef. De Voorzitter. Ik heb maar te wijzen op het uitzicht van het Noordeinde af naar de plek waar vroeger de Wittepoort stond. Daar heeitt toch zeker -de toestand gewonnen door de opruiming. En ook dóar was niet vooraf een plan overgelegd. De heer Goudsmit. De heeren Van Heukelom en Cock hebben zich bij deze quaestie alleen beroepen op opportuniteit; maar mij dunkt, alles wordt hier beheerseht door de vraag, of de poort dringend herstel eischt. Eenige guldens meer of minder doen hier niet veel af. Immers acht ik deze ietwat overdreven kunstliefhebberij niet zoo gewettigd om daaraan onze gemeente-financien op te ofleren. Ik geloof bovendien, dat de speculatie om te bouwen niet moet worden belemmerd. Tot nog toe heeft menwel is waar, nog geene bepaalde aanbiedingen gehad, maar waarschijnlijk zal dit later wel degelijk het geval zijn, evenals met de Wittepoort zulks ge schied is. Of de belanghebbenden bij dergelijke speculatie zij zullen spinnen is eene vraagdie zij voor zich hebben te beslissen ons gaat bet Diet aan. Maar zooveel is zeker, dat er waarschijnlijk speculatie zal opdagen die wij niet te verhinderen maar veeleer te bevorderen hebbendoch in ieder geval wordt alles beheerseht door de vraag, of de Hoogewoerdspoortblijft zij staan, tot geldelijk offer zal aanleiding geven. De heer Dercksen. Ik moet nog even antwoorden op het aangevoerde door den heer Harteveltdat waarschijnlijk in den laatste» tijd daarom aan de poorten zoo weinig gedaan isomdat zij toeh vallen moesten. Die op merking zou eene verontschuldiging wezen, wanneer ik in October des vorige» jaars eenige belangrijke uitgaven gevraagd had maar dit was volstrekt niet het geval. Het had zich toen hoofdzakelijk behoeven te bepalen tot eenige raampjes, wellicht slechts eenige ruitjes, die gebroken waren en, ik verzoek hierop wel te letten, in 1874 nog niet waren gemaakt of hersteld. Datna zulke verwaarloozing in een enkelen winter de raming der onkosten tot herstel ƒ500 hooger is dan ten vorigenjare, bevreemdt mij niet. Men weet toch dat in dergelijke zaken een verzuim van guldens met honderden moet worden geboet. Hoe dit ook zij, ik begrijp nu volkomen waarom men in den laatsten tijd die kleine reparation niet heeft gedaan. De poorten moeten vallen en dus met voordacht onhoudbaar worden gemaakt. Ten slotte verklaar ik dat ik alleszins wenschdat er gebouwd worde. Maar of dit wel het geval zal zijn, meen ik te mogen betwijfelen, en geen wonder. Onze stad paalt aan onderscheidene kleine gemeenten .vaar de lasten uiterst gering zijn. De inwoners daarvan genieten alle voordeelen, welke onze inge zetenen met zeer hooge belastingen moeten vergoeden, en betalen natuurlijk geene enkele cent in die belastingen. Van daar zeer veel smaak voor het wonen in die naburige gemeenten', waarvan veel bouwlust het gevolg is. De ondervinding heeft mij dan ook geleerd dat de vermeerdering van waarde der grondeigendommen hier ter stede geen gelijken tred houdt met die in de nabijheid der stad. Het is dan ook zoo uitlokkend veel te genieten en niet te betalen, dat ik mij best dien toestand verklaren kan. Men bedenke ook dit echter, waar men aan het poorten-opruimen gaat om eenige ellen bouwgrond te winnen. Ten slotte verklaar ik bepaald tegen dat «opruimen" te zullen stemmen. De heer Stoffels. Ik kan mededeelen, dat er een verzoekschrift ligt van een aantal bazendie gaarne zouden willen bouwenzoodat er wel i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 6