leverde de lieer Dn Fremery zelf, toen hij in zijne tweede rede uiteenzette,
dat de aanvoer van drinkwater te Leiden op verre na niet voldoende is voor de
behoefte. Volkomen waar. Maar dan ligt, dunkt mij, ook de gevolgtrekking
voor de handdat wij zuinig moeten zijn met wat wij hebben en daarvoor
zorgen dat het duinwater niet aan zijne bestemming als drinkwater onttrok
ken worde. Is er een middel om die zorg te verzekeren, dan moeten wij
ons haasten liet aan te grijpen. Eene andere opmerking van den heer
De Eremery was, dat eene belasting niet deugt als zij niet meer opbrengt
dan tot dekking der inningskosten noodig is, en dat zou met de heffing
voor het duinwater zeker het geval zijn. De opbrengst van den verkoop
aan niet-on vermogenden zal dus ten slotte niets in de gemeentekas bren
gen. Het zij zoo, maar dat is ook het doel niet; prezen wij de betaling
van het water aan als een raiddel om de gemeentekas te stijven, de aan
gevoerde bedenking zou afdoende zijn maar wij denken er niet aan. Wij
zoeken slechts naar een middel om het misbruiken van drinkwater te kee-
renen voor dat doel past het middel volkomen. Buitendien is het dan
niets waard dat wij de kosten van controle dekken, terwijl Burgemeester
en Wethouders die ongedekt laten? Indien wij voor het geld dat Burge
meester en Wethouders wegwerpenmaar dat wij naar ons voorstel terugbe
komen meer water koopendan zullen wij ook eenige duizenden personen
meer in het genot van goed drinkwater doen deelen.
De heer Hartevelt. Ik vereenig mij geheel met hetgeen zoo even is
aangevoerd en wensch er nog dit bij te voegen dat de publieke opinie, die
toch in dergelijke zaak ook wat afdoet, voor betaling is. Men verlangt het
water te koopen en zou het gaarne aan de huizen verkrijgbaar zien
stellen. Dat zijn geen losse geruchten, maar feiten, en ik kan verzekeren
dat onderscheidene mijner kennissen mij in dien zin er over gesproken
hebben. Het is ook volkomen waar dat wij hier niet te doen hebben met
eene belasting die productief gemaakt moet worden, maar met eene retributie
voor de kosten van toezicht.
De heer Stoffels. Met het daar zooeven geopperd denkbeeld, om het
water aan de huizen verkrijgbaar te stellen, zou ik rnij vooralsnog zeer
zeker niet kunnen vereenigen en wel om de groote kostendie dit zou na
zich slepen en die niet in evenredigheid zouden staan met de opbrengst. Men
zou toch, om daaraan tegemoet te komen 1 of 2 wagens met de daarbij
beboerende menschen moeten hebbenen dat zou de kosten zeer verzwaren.
De heer Seelig. De bezwaren van den geachten Voorzitter van Fabricage,
tegen het rondbrengen van het water aan de huizen, zijn gegrond op de
waarschijnlijk te hooge kosten; maar het ligt geenszins in de bedoeling van
het besproken voorstelen zal ook wel niet die van den heer Hartevelt
zijn, om er een lastpost van te maken, doch wel een dienst, die door de
opbrengst ten volle moet gedekt worden. Nu reeds te bespreken wat het
rondbrengen kosten zal, en hoe die kosten moeten gedekt worden, gaat
derhalve niet aan. Laat eerst blijken uit de rond te zenden inteekenings-
lijstenhoe velen er van de gelegenheid tot aan huis bezorgen willen ge
bruik makenen dan eerst zullen wij kunnen zienin hoeverre de uitvoering
zal mogelijk zijn.
De heer Buys. Ik moet uitdrukkelijk herinnerendat de Commissie
van Financiën aan haar voorstelom het water ook aan de huizen te be
zorgen, zeer veel hecht, en dat niet op den achtergrond wil hebben ge
schoven zoo als de vorige spreker deed. Trouwens de reden waarom de
lieer Stoflets vooralsnog dat rondbrengen ondoenlijk acht, namelijk de
groote kosten daaraan verbonden, vervalt, dunkt mij, geheel, wanneer men
en dus luidt ons voorstelzoodanigen prijs vraagt voor het te huis ge
brachte water als noodig is om de kosten geheel te dekken. Blijkt het
dat de emmer 5 cents moet kosten om alle uitgaven goed te makenwelnu
dan zal men ook geen lageren prijs vorderen.
De heer Bijleveld. Zoo straks heeft de heer De Fremery herinnerd aan
mijn vroeger voorstel om het water verkrijgbaar te stellen zonder betaling.
Dit is alleszins juist, maar ik acht mij daarom verplichtten einde, wanneer
ik straks mijne stem zal geven aan het voorstel om in het vervolg be
taling te vorderen, den schijn van inconsequentie te vermijden, eene kleine
toelichting te geven van hetgeen mij destijds geleid heelt tot mijn voorstel.
Er werd, nadat het reeds eenigen tijd kosteloos was verstrekt, een voorstel
in behandeling gebracht om in het vervolg voor het water te laten betalen,
op grond dat het anders niet op prijs zou gestthl worden en uit vrees voor
verkwisting. Voorstander van zoo mogelijk kostelooze verstrekking, omdat
het algemeen belang scheen te vorderen dat het gebruik van goed drink
water zoo weinig doenlijk werd belemmerd, was liet mij aangenaam op een
tot u, mijnheer de Voorzitter, gerichte vraag te vernemen, dat de onder
vinding van eenige maanden de gegrondheid van bedoelde vrees niet had
aangetoonden deed ik het voorstel, waarmede de Itaad zich vereenigde, om
voorloopig met de kostelooze verstrekking voort te gaan. Wat leert evenwel
de ondervinding van den lateren tijd Uit zeer geloofwaardige rapporten
volgt, dat met het water op schromelijke wijze wordt gemorstdat het wordt
verkwist. In deze omstandigheden wensch ook ik bij wijze van proefneming
in het vervolg betaling voor het water te vorderen. Te eerder zal ik aan
het daartoe strekkend voorstel mijne stem geven, omdat daarbij wordt uit
gegaan van het denkbeeld om aan de behoeftigen het water gratis te ver
strekken.
De Voorzitter. Ik wensch het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders nog nader toe te lichten. In de eerste plaats blijf ik volhouden dat
het misbruik niet zoo schromelijk is als wordt opgegeven. Ik waardeer hoo-
gelijk de nuttige wenken van de Gezondheids-commissie en ik geloof niet
dat zij zich heelt te beklagen dat die door ons in den wind worden gesla
gen. Maar ik moet 'desniettemin wijzen op de groote overdrijving die
zoowel bij de publieke opinie, als bij de Gezondheids-commissie bestaat.
Ik wil mij ten bewijze daarvan beroepen op eenige zinsneden uit den brief
dier commissie van 18 Juni. In antwoord op de meening van Burge
meester en Wethouders dat de misbruiken niet zoo groot zijn als veelal wordt
opgegeven, schrijft de Commissie: «sedert dat geconstateerd is dat er
duinwater te kort komt;" kan dat als een bewijs strekken dat het mis
bruikt wordtbewijst het niet veeleer dat er met de tegenwoordige hulp
middelen nog niet genoeg kan worden aangevoerd? dan volgt daarop on
middellijk «dat het wordt vermorst en misbruikt", ook hier overdrij
ving I omdat deze of gene beweert dat er de gang mede wordt ge-
schrobt, of linnen gewasschen. Dan volgt de vermenging niet grachtwater.
Ik vraag u, mijne heeren omdat men gezien lieeft dat een pomp, die atge-
loopen ismet wat grachtwater wordt aan den gang gemaaktzou een
reservoir van 5 kubiek meters water verontreinigd worden! en verder ver
menging met urine! omdat een ondeugende jongen er eens in urineerdel
alweder schromelijke overdrijving. Wanneer ik zulke argumenten zie bezigen,
dan vraag ik of hier niet van toepassing is: die te veel bewijzen wil bewijst
niets. Naar mijne overtuiging zijn de tegenwoordige klachten veroorzaakt
door het steeds toenemend gebruik van duinwater, waarin de toevoer door
2 schuiten niet kan voorzien. Meer en meer zal het blijken dat deze
aanvoer zeer gebrekkig is en slechts voor een klein gedeelte in de behoeften
voor de gemeente kan voorzien. Burgemeester en Wethouders stellen
echter eenige maatregelen voor, waardoor het afhalen van water beter ge
regeld wordt en meenen die te vinden in openstelling der pompen gedu
rende eenige uren daags. Hierdoor zal het niet onttrokken worden aan den
minderen stand, die er evenzeer, ja meer behoefte aan heeft, dan de
meergegoeden. Verstrekken van water voor geld zal het gebruik doen vermin
deren en althans niet ten goede komen voor het groote publiek. Het doet
mij daarom zeer leed dat de overdreven klachten aanleiding zullen geven
tot verkoop van water, in tegenoverstelling van het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heer Kkantz. In vele opzichten, mijnheer de Voorzitter, kan ik mij
met de zienswijze van Burgemeester en Wethouders vereenigen. Het is ook
mijne meening dat zich bij dc uitvoering van het voorgestelde groote moei
lijkheden zullen voordoenen dat de beperking in bet afleveren van water
grootendeels ten nadeele van de minder gegoede ingezetenen komen zal.
Evenwel acht ik het wenschelijk de voorgestelde proeve te nemen; de
leden der beide Commissiën, die in deze hebben geadviseerd, zullen ook de
bezwaren wel overwogen hebben. In alle geval zal het dan officieel blijken
dat er te weinig water wordt verstrekten het niet mogelijk is het per schuit
voldoende aan te voeren.
De Voorzitter. Ook ik ben verzekerd dat de klachten, die men hoort,
niet het gevolg zijn van zoogenaamde geconstateerde misbruiken muar van
het toenemend gebruik.
De heer Goudsmit. Behoudens allen eerbied voor de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders, moet ik ten aanzien van het tegenwoordige
zeggen, dat het geneesmiddel erger is dan de kwaal. Mij dunkt dat door
dat voorstel het grootste gedeelte van de burgerijdat het meeste behoefte
heeft aan zuiver drinkwater, daarvan verstoken zal blijven. Wij kunnen
b. v. op elk uur van den dag een meid of knecht zenden, om het benoo-
digde water te halen maar de kleine burgerij kan dat niet en zal bezwaar
hebben om op het bepaalde tijdstip tegenwoordig te zijn. Het heelt daartoe
geen gelegenheid en op andere tijdstippen zal zij het niet kunnen krijgen.
Bijgevolg zal zij zich wederom behelpen met stinkend grachtwater; wijders
heelt de heer Bijleveld volkomen gtlijk in zijn beweren dat de aanvankelijke
kostelooze afgifte ook aan niet onvermogenden slechts eene proefneming
was. En ook ik was in den beginne voor het kosteloos verstrekken van
het water, maar de groote misbruiken die plaats hebben zijn oorzaak dat
ik van dat denkbeeld ben teruggekomen. En nu zegge men niet: omtrent
die misbruiken bestaat overdrijving, want ik kan de verzekering geven dat
men er niet hier of daar, maar in alle kringen van hoort spreken. Het is
uit dien hooide dat de vroegere reden tot kostelooze verstrekking moet
vervallen en ben ik er nu tegengedaehtig aan het gezegde van een groot
staatsman: «men moet niet consequent zijn aan zich zelf maar aan de om
standigheden"; wijzigen zich dezemen moet van batterij veranderen en
dat nu te eerder, nu ik van een geacht geneeskundige vernomen heb dat
de ziekte-toestand hier ter stede voortdurend verslimmerten dit toegeschreven
wordt aan het gebruik van slecht water. Volgens het verslag toch van
Burgemeester en Wethouders waren er 9 pCt. meer zieken dan verleden
jaar. Al wat wij dus kunnen doen tot bevordering van het meerder gebruik
van goed water moet aangewend wordenmaar daartoe zullen de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders niet kunnen leiden.
De Voorzitter. Ik geloof dat wat door u verlangd wordt tot vermeer
derd gebruik zal afhangen van de urenwaarop het gebruik der reservoirs
en pompen zal worden opengesteld.
De heer Buys. Ik geloof dat het niet goed is hier te treden in de
bijzonderheden der uitvoering. Trachten wij het eens te worden over het
beginselen laten wij dan voorloopig de uitvoering aan Burgemeester en
Wethouders over.
De Voorzitter. Maar als wij nu aan het beginsel geen uitvoering kun
nen geven, hoe dan Wij hebben het voorstel der Commissie van Fabricage
van alle kanten bezien, maar zijn telkens gestuit op moeielijkheden en van
daar ons voorstel, waaraan ik verreweg de voorkeur gaf, voornamelijk ook
omdat de onvermogenden het water, derwijze, zooals die Commissie dit
wenscht te verschaffen niet zullen gebruiken.
De heer De Fremery. Ik moet daar nog bijvoegen dat, wanneer de
wensch moest worden uitgevoerd van den heer Goudsmit, de kosten van
toezicht zullen verdubbeld worden. Ik moet dan ook verklaren dat ik voor
mij geene mogelijkheid zie om aan het voorstel der Commissie van Fabri
cage goede uitvoering te geven.
De heer Buys. Is het inderdaad dus gesteld als door u, mijnheer de
Voorzitterwordt opgegevendat wil zeggenverklaren Burgemeester en
Wethouders zich niet bij machte het besluit van den Raad uit te voeren
dan zal er niet anders overblijven dan ditr, dat de Raad uit zijn midden
eene commissie benoeme om voor de uitvoering te zorgen;
De Voorzitter. Ik ga zoo ver niet als de heer De Fremery; ik zal
mij aan het te nemen besluit onderwerpen en het uitvoerenmaar is dat
besluit gevallen dan zou ik wenschen die leden der Commissie van Fabricage,
die zoozeer met dit plan zijn ingenomen uit te noodigen ons voorlich
ting en hulp te verleenen met betrekking tot de uitvoering. Ik zal thans
het eerste punt in rondvraag brengen.
De heer Stoffels. Ik moet ook nog opmerken dat het denkbeeld van
den heer Goudsmit scheen alsof het water den geheelen dag verkrijgbaar
zou zijn. Maar de Commissie van Fabricage heelt voorgesteld dat dit slechts