fen onrechte wordt het voorgesteld als of een gemeente slechts behoefte
had aan eenige meters bouwterrein, en dat daarvoor alle andere behoeften
moeten wijken, ook zonder dat men trachten zou meerdere belangen ge
lijkelijk te bevredigen. Ook aan goeden smaak inzonderheid waar het
de architectuur geldt heeft men in Nederland behoefte en het zou
waarlijk een verdienstelijk werk zijn, wanneer ter aankneeking van dien
smaak moeite gedaan werd om goede voorbeelden uit vroeger tijd te be
houden en te verzorgen.
De Rijks Adviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst,
De Voorzitter, Fock.
De Secretaris, Yictob De Stüebs.
N°. 160. Leiden, 22 Juni 1874.
De Commissie van Financiën vond bij het nazien der in hare handen
gestelde rekening van bet Heilige Geest of Armen Wees- en Kinderhuis
alhier over het jaar 1873, geene bedenkingen en heeft de eer u te raden
die goed te keuren: in ontvangst ad /"41640.69J, in uitgaaf ad f41640.69^.
alzoo sluitende quite.
De Commissie van Financiën,
Aan den Gemeenteraad. J. T. Buys.
A. H. Eigeman.
N°. 161. Leiden, 23 Juni 1874.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voor
dracht van Burgemeester en Wethouders, strekkende tot verlenging van den
termijn van inschrijving in de geldleening tot aanleg van den spoorweg
LeidenWoerden en geeft mitsdien in overweging dienovereenkomstig te
besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 163. Leiden, 18 Juni 1874.
Naar aanleiding van art. 3 van het reglement van beheer, hebben wij
de eer u de volgende dubbeltallen voor te dragenter vervanging van de
leden van ons bestuur buiten den Gemeenteraad, die den lsten Juli moeten
altreden, zijnde de heeren D. A. SchretlenA. C. Leembruggen en H. F.
J. Van Wensen, die weder op nieuw benoembaar zijn.
1°. De heer D. A. Schretlen en de heer P. Van Bleiswijk Ris.
2°. De heer A. C. Leembruggen en de heer J. Kuyper.
3°. De heer H. P. J. Van Wensen en de heer W. C. Zuurdeeg.
Bestuurderen van het Werkhuis,
Aan den Gemeenteraad B. F. Krantz, Voorzitter,
van Leiden. Stoffels, Secretaris.
NB. 163. Leiden, 22 Juni 1874.
Door Burgemeester en Wethouders wordt thans, in verband met de
vroeger aangehouden voordracht betrekking hebbende tot den verkoop van
het Bonhuis op de Langegracht, voorgesteld het aan de gemeente behoorend
stukje grond gelegen achter het Bonhuis, waarvan sprake was in de zitting
van 19 Maart jl.niet in den openbaren verkoop van bet Bonhuis te be
grijpen, o. m. op grond dat uit de betrekkelijke stukken de grootte van be
doeld perceel niet kan worden opgemaakt Zij geven alsnu in overweging
de recognitie door den tegenwoordigen gebruiker te doen afkoopen en hem
alzoo den grond af te staan.
Voor zooverre wij in staat zijn de zaak te beoordeelen, hebben wij geen
overwegend bezwaar tegen de voordracht en zijn alzoohoezeer het ons niet
volkomen duidelijk is, waarom men den omvang van het in 1819 aan
Albertus Kiel in gebruik gegeven stukje grond thans niet kan opgeven,
bereid tot de aanneming van de voordracht te adviseeren.
In allen gevalle behoort evenwel te worden zorg gedragen, dat bij den
afstand de grenzen van den gemeente-eigendom beter worden bepaald dan
vroeger schijnt te zijn geschied.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.