KUMIISIH Til DEI GEHsEJTERMD TUI LEIDES. 35. INGEKOMEN STEKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. N*. 158. Leiden 18 Juni 1874. Bij de opname der tienden onder Leiderdorp is het ons gebleken dat deze voor dit jaar van te weinig belang zijn om daarvan eene openbare verpach ting te houden, uit welken hoofde wij de vrijheid nemen u bij deze voor te stellenom de tienden voor den oogst en jaarschare dezes jaars te Leider dorp te veld staande, gelijk zulks in de laatste jaren placht te geschieden, onder de handvolgens taxatie van twee deskundigenaan de tiendplichtigen ai te staan, ten zij deze zich met die taxatie niet mochten vereenigen, in welk geval eene openbare verpachting daarvan het noodzakelijk gevolg zoude zijn. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 19 Juni 1874. De Commissie van Financien, geene bedenkingen hebbende tegen het door Burgemeester en Wethouders gedaan voorstel, om de tienden voorden oogst en jaarschare dezes jaars te Leiderdorp te veld staande, zooals dit in de laatste jaren placht te geschieden, onder de hand volgens taxatie van twee deskundigenaan de tiendplichtigen at te staanindien zij zich met die taxatie kunnen vereenigen, heeft de eer u te raden overeenkomstig dit voorstel te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 159. Den Haag, 20 Juni 1874. De 'Rijks Adviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst hebben met leedwezen gezien dat hun schrijven van 9 April 1874 n°. 5, tot bestrijding van bet plan tot slooping der Hoogewoerdspoort noch de meening van Uwe Commissie van Fabricage, noch die van het Collegie van Burgemeester en Wethouders heelt kunnen wijzigen. Ofschoon deze omstandigheid de hoop, dat onze vertoogen bij u ingang zullen vinden, ver mindert, en alhoewel de geschiedenis van de vroeger reeds te Leiden op geruimde poorten niet geschikt is om ons illusien te doen scheppenmeenen wijdat wij niet verantwoord zouden zijnwanneer wij niet nogmaals met den meesten ernst bij u op het behoud der Hoogewoerdspoort aandrongen. Niet het te verwachten resultaat, maar bet belang dat in het spells, noopt ons andermaal dit behoud te bepleiten. Uwe Commissie van Fabricage zegt in haar rapport van 13 Mei 1874 n®. 118, dat zij .bet belang uwer gemeente hooger blijft schatten, dan dat, aan het behoud der poort verbonden." Daarmede zal waarschijnlijk bedoeld wezen dat het behoud der poort haar voorkomt een belang te zijn niet voor uwe gemeente maar voor anderen. Indien dit de zin is van bo venbedoeld beweerenmoeten wij daartegen opkomen: ontegenzeggelijk heeft geheel ons land er belang bij dat fraaie monumenten, wanneer dit slechts eenigzins doenlijk is, behouden worden;, natuurlijk zullen zij die zich meer speciaal op de studie der oudheidkunde en der architectuur toeleggen, zich in de eerste plaats genoopt voelen om op dat behoud aan te dringen. Maar desniettemin heeft in de eerste plaats de stad, waar het monument zich be vindt bij de instandhouding daarvan belang. Is zulk een gebouw werkelijk fraai, maakt het een schilderachtig effect, zoodat het voor de stad een sieraad mag heeteu, geven de lijnen en de details van het gebouw de be wijzen van goeden smaak en van een bedreven kunstenaarshand, dan moet zonder twijfel de stad waar het gebouw verrijst, in het behond daarvan be lang stellen. Want ook de fraaiheid en schoonheid der stad is een stads belang, en er is geen reden denkbaar waarom niet dit belang in de weeg schaal uwer overwegingen gelegd zou mogen worden. Uwe Commissie van Fabricage heeft tegengesproken dat de Hoogewoerds poort fraai is en bouwkundige waarde heeft, doch zij onthield zich van het geven van redenen voor deze tegenspraak, op grond dat in de beoordeeling van fraaiheid en schoonheid steeds verschil van opvatting zal bestaan. Tevens verklaart zij ieders meening daaromtrent te eerbiedigen en wat haar betreft de voorkeur te geven aan het gezicht op een goed bezette weide boven het beperkte op eene poort. Ter wille der Commissie zelve veronderstellen wij dat dit laatste gezegde niet ernstig gemeend is, want indien zij die alleen in het gezicht eener weide genoegen kunnen scheppenwerkelijk voornemens warende meening van andersdenkenden te eerbiedigen hetgeen bij den overvloed van wei den en de schaarschheid van poorten te Leiden niet meer dan billijk zou zijn dan zouden zij niet op de slooping van een monument aandringen tegen welks schoonheid en bouwkunstige waarde geen enkel argument wordt aangevoerd. Zonder ons in een breed betoog te begeven, wenschen wij omtrent de waarde der Hoogewoerdspoort als ons gevoelen te zeggendat dit monument werkelijk schoon mag genoemd worden. De doorgang omgeven van halve kolommen en bedekt met een entablement en een fronton is zeer zuiver van stijl. De daarboven geplaatste verdieping is daarmede op gelukkige wijze in verband gebracht, terwijl het koepeldak met het daaruit ontspringend torentje, aan het geheele gebouw een rijzige gestalte geeft. De proportiën van al deze deelen onderling zijn zeer juist, terwijl het monumentook in verband met de aangrenzende huizen en met het geboomte, zeer gelukkig gepropor- tionneerd is. De bouwmeester had een moeielijkheid te overwinnen welke volstrekt niet gering te schatten is; de as namentlijk der poort vormt met de beide gevels een schuinen hoekmet bijzondere bekwaamheid is aan al de deelen van het gebouw dezelfde schuine richting gegeven en ook in dit 1874. opzicht is de constructie der Hoogewoerdspoort merkwaardig. Eindelijk ver dient het daarop aangebiachte beeldhouwwerk den meest onverdeelden lof de gesculpteerde sleutelsteenende ossenhoofden op de frieze, de bloemen en vruchten-slingers aan weerzijde zijn door een ware kunstenaarshand ge beiteld. Men moge derhalve van gevoelen verschillen omtrent het individueel ge noegen, dat ieder toeschouwer voor zich door het gezicht van dit monument smaakt, wij gelooven niet dat de bouwkunstige waarde en schoonheid van het gebouw op goede gronden kan geloochend wordentenzij men mocht willen beweren dat voor de architectuur alleen ieders luim beslissend is, en dat het woord «goede smaak" geen zin heelt. Niet alleen behoort aan de poort om haar zelve waarde gehecht te wor den ook voor het «ensemble" op dat punt uwer stad zou haar behoud wenschelijk zijn; de proef tot beoordeeling van het effect hetwelk zulk een monument aan bet einde eener straat maakt, kan gemakkelijk te Leiden zelf genomen wordenwanneer men zich op de Beestenmarkt plaatst aan het uiteinde der Morschstraat. Men vergelijke het gezicht op deze straat die tegen het poortgebouw eindigt, met de armoedige perspectief, welke men heeft naar de zijde van de Steenstraat in de richting der voormalige Rijns- burgscbe poort. Hetzelfde eentoonig uitzicht zal het gevolg zijn van de slooping der Hoogewoerdspoort; en het is duidelijk dat het door uwe Commissie van Fabricage aangeprezen surrogaat der photographie hier niets baat. Zelfs voor de architectuur der poort biedt de photographie niet datgene aan wat voor de kennis onzer vroegere constructiën noodig is; daarvoor zijn bouw kunstige teekeningen noodig, die wij zoo de poort gesloopt mocht wor den u zullen verzoeken om te laten opmaken. De photographie kan een denkbeeld geven van den algemeenen indruk welken een gebouw gemaakt heeft zij is niet bij machte noch om de vernieling van het gebouw te vergoeden, noch om tot grondslag te strekken voor een juiste beschrijving en teekening. De sloopiug der Hoogewoerdspoort zou een inderdaad betreurenswaardig feit blijvenook omdat dergelijke monumenten thans zeldzaam geworden zijp. In geheel Nederland worden slechts acht poortgebouwen aangetroffen, welke ouder dan de L7de eeuw zijn. Uit de 17de eeuw zelve vindt men er met inbegrip der Leidsche slechts zeven. En sinds de vernietiging der Wittepoort is er behalve de Hoogewoerdspoort geen enkele meer aanwezig die in denzelfden geest opgebouwd is. Uit al het voorgaande blijkt duidelijk dat de Rijks Adviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst niet zonder motieven het belang van het behoud der Hoogewoerdspoort hebben uitgesproken, een belang niet slechts groot voor Nederland en voor de architectuur en de aankweeking van goeden smaak in 't algemeenmaar ook inzonderheid voor Leiden zelf. Aan u is bet te beslissen of de bevrediging van dat belang in strijd is met andere gemeente-belangen en of niet in beide tegelijkertijd 7oorzien kan worden. Wij achten die harmonie mogelijkwanneer men met goeden wil gewapend is. Wenscbt men huizen in de nabijheid der poort te bouwen, men kan die of tegen de poort doen aansluiten en daarmede zou hoogstens een verlies van een achttal meter facade aan de straat gemoeid zijn; of men kan, wanneer men dit niet wil, de huizen, ten noorden der poort te plaat sen, een vijftal meters achteruit brengen en zoodoende vrije voorgevels over de geheele lengte en tevens een vrijen doorgang verkrijgen. Het valt ons moeilijk te gelooven dat het te Leiden bestaande gebrek aan bouwterrein zou worden weggenomen door de opruiming van een poort gebouw, een maatregel ten gevolge waarvan slechts eenige meters, ten behoeve van een huisgevel, gewonnen zouden worden. Is daardoor het ge brek niet weggenomen, dan zal men binnen korten tijd toch elders bouw terrein moeten zoeken en dan zal uw gemeente zelve reden hebben om te betreuren dat zij, ter wilie van een uiterst geringe tijdelijke aanwinst, voor goed een monument vernietigd heeft, dat voor uwe stad een sieraad was. Ten slotte wenschen wij op te komen tegen de bewering voorkomende in het rapport van het collegie van Burgemeester en Wethouders van 11 Juni 1874, n°. 144, volgens welke onze niet in Leiden residerende Com missie de slooping der poort uit een geheel ander oogpunt zou beschouwen dan de ingezetenen uwer gemeente zelve, waarin opgesloten ligt dat ons oogpunt eenzijdig zou zijn en dat wij van wege de liefde voor de oudheid steeds het behoud zouden bepleitenwanneer slechts eenigermate op een min- of meer geschied- of bouwkundige waarde kan worden gewezen. Dat dit laatste verwijt, waardoor onze tegenwoordige pogingen een gedeelte van haar gewicht zouden moeten verliezen, ongegrond is, kan blijken uit het advies onlangs door ons gegeven betreffende de oude kerk te Jaarsvelt, een kerk uit de XlVde eeuw dagteekenend. Wij hebben daarvan het be houd niet aangeraden, ofschoon er genoegzaam bouwkundige waarde door ons aan dit monument gehecht werd om er uitvoerige architectonische tee keningen van te doen vervaardigen. Dat de Rijks Adviseurs niet te Leiden vergaderen heeft niet ten gevolge, dat zij met de plaatselijke gesteldheid uwer gemeente onbekend zouden zijn. Een hunner resideert te Leidenverschillende leden hebben langen tijd daar gewoond en overigens heeft een Commissie uit de Rijks Adviseurs opzettelijk de Hoogewoerdspoort bij deze gelegenheid in oogenschouw genomen. Het is overigens een onjuist denkbeeld dat, wanneer wij voor het behoud der Hoogewoerdspoort ijveren, wij een belang voor oogen zouden hebben, dat niet het belang van uw gemeente is. Of is er eenige reden denkbaar, waarom Leiden het niet tot haar belangen zou rekenen een monument te bewaren, dat van den kunstzin en de grootheid der voorouders getuigt, dat tot sieraad strekt der stad en dat ook voor het tegenwoordige en volgende geslacht nuttig kan zijn, doordien zij daaruit tot veredeling van hun smaak en tot vermeerdering van hun bouw- en beeldhouwkundige kennis nuttige onderrichtingen kunnen putten? 38 v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1