HMDEIIN&EN Til DM 6EKEESTEBAAD TM LEIDEN. 34. INGEKOMEN STEKKEN ter inzage van de leden nedergelegd. N°. 153. Leiden, 16 Juni 1874. Naar aanleiding van het besluitdat bij de behandeling van de gemeen- tebegrooting voor het loopende jaar door Uwe Vergadering overeenkomstig ons voorstel genomen werdhebben Burgemeester en Wethoudersbij brief van 8 Juni 11. n°. 143thans nader hunne meening uiteengezet over de vraagof het al dan niet wenschelijk zoude zijn voor het gebruik van duinwater van de consumenten eene geldelijke bijdrage te vorderen Het Collegie van Dagelij ksch Bestuur ontwikkelt in dien brief de gronden waar om het nu nog op de gestelde vraag een ontkennend antwoord wenscht te gevenmaar te gelijkertijd legt het over eene memorie van de Commissie van Fabricagewaarin het tegenovergesteld gevoelen met klem van redenen ontwikkeld wordt. Geroepen over deze stukken van advies te dienenzullen wij wel niet behoeven te verzekerendat wij ons uit volle overtuiging bij het gevoelen der Commissie van Fabricage aansluitenen ons hartelijk verheugen nu bij die Commissie een veel vermogenden steun te hebben gevonden voor het gevoelen, dat wij reeds bij herhaling, maar tot nog toe zonder voldoend gevolg, verdedigden. De uitvoerigheid waarmede de Commissie van Fabricage hare voorstellen toelicht, ontslaat ons van de verplichting nog eens al de argumenten te ontwikkelenwelke voor ons gevoelen pleiten. Slechts bij de twee hoofd vragen wenschen wij hier een oogenblik stil te staan, namelijk deze: A Is het in het algemeen belang wenschelijk dat de consumenten, voor zoo ver deze geen behoeftigen zijnhet gebruik van duinwater betalen En zoo ja, B hoe moet die betaling geregeld worden? Bij de behandeling van die tweede vraag zal tevens blijken in hoeverre wij van de voorstellendoor de Commissie van Fabricage gedaanzouden willen afwijken. A. Is het wenschelijk voor het gebruik van duinwater vergoeding te vor deren van niet behoeftige consumenten P Volmondig beantwoorden wij die vraag toestemmend. En wanneer wij dat doendan verdenke men ons niet dat wij slechts oogen hebben voor de financieele belangen van de gemeente, dat wij enkel gedreven worden door de zucht om den geldelijken last, welke haar hier wordt opgelegd, te verlichten. Het geldelijk resultaat van den maatregel, welken wij aan prijzen, is ons in zekeren zin onverschillig. Wij kunnen er in berusten dat, is het noodig, Leiden op den duur, even als nu, jaarlijks ƒ10000 voor het leveren van goed drinkwater beschikbaar stelle, mits er slechts waarborgen bestaan, dat het doel 't welk men met die aanzienlijke geldelijke opoffering wil bereiken, ook werkelijk bereikt worde. Het probleem dat wij ons stellen is eenvoudig dit: hoe moet de som van f 10000, welke Leiden voor goed drinkwater beschikbaar heeft, besteed worden opdat die uitgave voor de geheele gemeente het grootste voordeel oplevere? En juist voor dat pro bleem weten wij geen betere oplossing dan nu ook door de Commissie van Fabricage wordt voorgedragen. Hoe vreemd het ook kliuke: wij willen dat de consumenten het drinkwater betalen opdat het gebruik meer algemeen worde dan nu het geval kan zijn. Burgemeester en Wethouders streven naar hetzelfde doel, maar naar hun inzien kan dit slechts bereikt worden wanneer men de pompen den ganschen dag kosteloos beschikbaar stelle voor allen. Zij betwisten niet dat er mis bruik wordt gemaakt van het drinkwater, maar eenerzijds achten zij de klachten daarover uitgesproken, overdreven, en anderzijds zijn zij van oor deel, dat men om het misbruik te keeren het zoo weldadig gebruik niet moet beperken. Hunne wijze van beschouwing zou volkomen juist en het standpunt dat zij innemen onaantastbaar zijnwanneer de hoeveelheid drinkwater waarover de gemeente beschikken kan, een onbeperkte ware; maar nu dit werkelijk niet het geval is, wordt hunne in het afgetrokkene juiste stelling, naar onze overtuiging, feitelijk volkomen onjuist. Het bewijs voor deze bewering is, dunkt ons, niet moeilijk te leveren. Volgens de mededeelingen van de Commissie van Fabricage, koopt Leiden tegenwoordig voor 10000 tien millioen liter drinkwater, eene hoeveelheid, welke, hoe groot zij schijne, op verre na niet voldoende is om de bestaande behoefte te bevredigen. Immers per hoofd van de bevolking komt zij slechts neer op 25 emmer, elk van tien liters, in het jaar. Er is dus alles aan gelegen, dat van die gansche hoeveelheid zoo min mogelijk aan hare natuurlijke bestemming onttrokken worde, want naar mate sommige meer water verspillen, wordt de kring dergenen voor wie het gezonde drinkwater toegankelijk is, natuurlijk kleiner. Dit doel wordt nu zeker dan het best bereikt, wanneer men aan het duinwater eene waarde geeft, welke ander water niet bezit. Zoolang de verspilling van dat water slechts verspilling is van de gelden der gemeente, zal het uiterst moeilijk, zoo niet onmoge lijk zijn haar te keerenmaar zoodra de belangen van de gebruikers aan die van de gemeente gelijk wordendat wil zeggen, zoodra men het water niet kan misbruiken zonder daarvan de nadeelige gevolgen in eigen beurs te ondervindenwordt de toestand geheel anders. Stellen wij dat nu 20 percent van de geheele massa als drinkwater verloren gaat, dan zal na de invoering van een tarief, dat verlies tot zeer enkele, stel 5 percenten wor den teruggebracht, en dus het werkelijk als drinkwater beschikbare over schot van 8 tot 94' millioen liters klimmen. De invoering van het stelsel om voor het water eene kleine retributie te vorderen zal dus ten slotte den kring der verbruikers niet beperken maar dien veeleer uitbreiden. Nog op eene andere wijze blijkt hetzelfde. Burgemeester en Wethouders de wenschelijkheid inziende om het misbruik van duinwater te beteugelen, willen op nieuw eene soort van controle invoeren, welke de gemeente jaar- 1874. lijks zal te staan komen op eené uitgave van ƒ1560. Zonder den aanvoer van water met een enkelen emmer te vermeerderen, zal dit voorstel, mocht het worden aangenomenten gevolge hebbendat de gemeente in de toe komst 11560 in plaats van ƒ10000 voor aanvoer van duinwater moet opofferen. Laat men daarentegen, zooals wij willen, de consumenten zeiven de kosten van die controle betalen, dan zal men voor die ƒ1560 de hoe veelheid beschikbaar water althans met twee twee en een half millioen liters kunnen vermeerderenen nog eens honderde personen doen deelen in een genot, waarvan zij anders verstoken blijven. Maar een ander bezwaar blijft over. Tegenwoordig zijn de pompen den ganschen dag voor het publiek beschikbaar, eli zoodra men het stelsel gaat invoeren om vergoeding te vragen voor het duinwater, zal de beschikbaar stelling tot enkele uren daags moeten worden beperkt. Dit bezwaar wij erkennen het schijnt zeer groot; maar wij vragen toch, of men ook hier niet schijn en werkelijkheid verwart? De pompen zijn den ganschen dag beschikbaar, maar juist omdat dit het geval is, ontbreekt het water elk oogenblik. Wij hebben in den laatsten tijd uit den mond van consu menten telkens en telkens weder de klacht vernomendat men tegenwoordig beurtelings drie en vier pompen kan bezoeken eer men er eene vindtwelke het verlangde water levert. Zoo iets het algemeen gebruik van duinwater kan tegenhouden dan is het zeker het ondervinden van soortgelijke teleur stelling. Vraagt men het publiek wat het meest verkieslijk acht: óf open stelling van de pompen gedurende enkele urenmaar dan ook met de zekerheid van aan de naastbij zijnde pomp te vinden wat men zoekt; óf openstelling gedurende den ganschen dag, maar met het gevaar van de naast bij zijnde reservoirs ledig te vindendan kan het antwoord dunkt ons niet twijfelachtig zijn. Ook hier komt beperking ten slotte werkelijk neer op betere waarborging van een algemeen en regelmatig gebruik. Afgescheiden van alle finantiëele motieven blijft ons antwoord op de eerste vraag dus stellig toestemmend luiden. B, Hoe moet de betaling van de voor het water verschuldigd vergoeding geregeld worden? Op deze vraag geeft het advies der Commissie van Fabricage een afdoend antwoord. In hoofdzaak vereenigen wij ons gaarne met dat advies en slechts omtrent enkele punten wenschten wij ons eenige van de hare afwijkende voorstellen te veroorloven. 1°. In het belang eener degelijke controle is het zeer wenschelijk, dat zij die aan de pompen toezicht houden, niet met de ontvangst van gelden belast worden. Wij zouden daarom aflevering van water tegen inwisseling van vooraf gekochte bons niet enkel willen toelaten maar ze tot uitsluitenden regel maken. Bezwaar kan dit niet opleveren wanneer men die bons slechts beschikbaar stelt in winkels, in de onmiddellijke nabijheid van elke nomn gelegen. 2°. De bonskosteloos beschikbaar voor behoeftigenzouden wij willen toevertrouwen aan de buurtmeestersonder bepaling, dat die bons worden uitgereikt, in zoodanigen getale als de sterkte van het gezin medebrengt, aan alle personen die gratis geneeskundige hulp erlangen. Voor alle be hoeftigen in ruimen kring wordt dan het water kosteloos verkrijgbaar. 3°. De prijs per emmer water van tien liters zagen wij liefst op één cent bepaald. Moesten allen zonder onderscheid betalen, wij zouden met de Commissie van Fabricage meenen, dat de laagst mogelijke prijs de meest verkieslijke ware. Maar wanneer men eenmaal aanneemt dat de behoefti gen dit woord in zeer ruimen zin opgevat kosteloos het noodige zullen ontvangen, dan is er niet één reden om voor alle anderen een lageren prijs dan van één cent aan te nemen. Bezwaar kan die prijs niet opleveren. Immers het betreft een artikel waarvan de gezinnen dagelijks toch maar eene beperkte hoeveelheid noodig hebben, Ot zij die hoeveelheid met 1 of met 2 centen daags betalenis werkelijk voor hen vrij onverschilligmaar niet voor de gemeente, want deze zal door de zooveel ruimere ontvangsten in de gelegenheid zijn het water niet slechts gedurende twee, maar gedurende drie of vier uren daags beschikbaar te stellen. Een minder beperkt gebruik dan de Commissie van Fabricage voorstelt is in ons oog zeer wenschelijk en wij twijfelen niet of het publiek zal ook in dit opzicht ons gevoelen deelen. Laat men het de keuze tusschen duinwater a een halve cent, gedurende twee uren daags verkrijgbaaren water a één centdat eiken dag gedurende vier uren te bekomen is, dan houden wij ons overtuigd, dat het met ons aan het laatste de voorkeur zal geven. 4°. Eindelijk het openstellen van eene gelegenheid om het water aan huis te doen bezorgen. Ook daaraan hechten wij veel, niet enkel in het belang van de meer gegoeden, die van dergelijke gelegenheid kunnen gebruik makenmaar ook in het belang van alle andere consumenten. Immers naarmate meerderen het water aan huis ontvangennaar die mate zal de toevloed van verbruikers aan de openbare pompen minder groot zijn. Maar aan dit te huis bezorgen van water wenschen wij één strenge voorwaarde te verbinden, namelijk deze, dat zij die daarvan voordeel trekken de gemeente volkomen schadeloos stellenen niet enkel den prijs van het water maar ook alle kosten van vervoer volkomen vergoeden. I)e welgestelden behoeven daar waar het om voorziening in hunne levensbehoeften te doen is geen subsidie uit de gemeentekas. Al mocht de prijs van het dus te huis gebrachte water tot drie centen per emmer klimmen, ook dan nog twijfelen wij niet, of zeer velen, die allengs het groote voordeel van duinwater leer den waardeerenzullen gaarne op dergelijke voorwaarden van de open te stellen gelegenheid gebruik maken. Met de besturen van openbare gestich ten zouden bijzondere schikkingen kunnen worden getroffen. Wij gelooven niet dat bet op den weg ligt van den Gemeenteraad om de wijze waarop het duinwater behoort te worden uitgedeeld in alle bijzon derheden te regelenalthans zeker nog niet op dit oogenblik. Wat wij hier voorstellen beschouwen wij slechts als eene voorloopige en uit den aard der zaak gebrekkige proeve om een gewichtig gemeentebelang deugdelijk te 37

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 1