fi!ü den inhoud van de polissen blijkt reeds dadelijk dat, evenals bij vele
andere ondernemingenook voor de gasfabriekslechts de opstal van de
gebouwen en machineriën zijn verzekerden de kostbare fundeeringendie
nimmer kunnen te loor gaan, niet zijn begrepen in de verzekerde waarde.
Bovendien zijn de ovens met de retortengeheel uit steen en ijzer daarge-
steldniet tegen brandschade gewaarborgdomdat ze uit den aard der zaak
niet aan brandgevaar zijn onderhevig en ook elders, voor zooverre ons be
kend isniet verzekerd zijn. Zoo ook zijn de gashouders met da stolpen
niet begrepen in de assurantie, evenmin als de gasgeleidingan en andere
grondwerkendie mede niet aan brandgevaar zijn blootgesteld.
Het verschil tusschen de geboekte waarde en de verzekerde som wordt
door deze aanwijzingen, zoo zij meenen, volkomen gerechtvaardigd.
Commissarissen voornoemd
Aan den Gemeenteraad van Leiden. T)e Fremery.
P. Du Bieu.
J. L Van Wknsen.
N*. ISO. Leiden, 18 Juni 1874.
Aan den Gemeenteraad.
Het bestuur der vereeniging tot verbetering van de volksgezondheid neemt
de vrijheid zich tot u te wenden naar aanleiding van bet rapport der Com
missie van Fabricage, dato 20 Mei jJL, en het daarop gevolgd schrijven van
Burg. en Wetb. van 8 Junij betredende den aanvoer en het verstrekken
van duinwater.
Beeds herhaaldelijk hebben wij gewezen op de groote behoefte aan zuiver
drinkwater, voor rijk en arm, en op het onvoldoende der wijze waarop tot
dusverre hierin werd voorzien. Onlangs nog, onder dagteekening van 1
Mei 1874, schreven wij aan Burgemeester en Wethouders dat herhaaldelijk
sommige duinwater-reservoirs ledig werden gevondenen dat bovendien de
inhoud nu en dan door grachtwater werd verontreinigd.
De Commissie van Fabricage zou gaarne gezien hebben dat wij hadden
opgegeven "Wanneer en welke reservoirs ledig waren bevonden." Dat is,
dunkt ons, wel wat veel gevraagd; vooral indien men bedenkt dat volgens
genoemde Commissie "klachten over het ledig aantreffen van reservoirs aan
de orde van den dag zijn." Én geen wonder. Als voorbeeld voeren wij
aan dat het duinwater-reservoir op de Boommarkt ledig werd aangetroffen:
24 April jl. 's midd. 3 uur.
3
's av. 7
's midd. 12
27
29
1
3
4
6
8
9
Mei
'smorg. 11
'amidd. 13
12
's morg, 11
's midd. 5
2
11
14
16
17
19
21
22
23
24
Mei jl. 'smidd.
2 uur,
4
4
4
4
12
4
4
en zoov.
Dat wij niet in staat zijn dergelijke opgaven te leveren omtrent alle
reservoirs ligt voor de handdoch wij zouden uit onderscheidene deelen
der stad achtenswaardige ingezetenen kunnen noemendie ons verzekerden
dat hunne ervaring met. de onze overeenstemt-
Omtrent het tweede punt waarop wij wezennl. het aan den gang maken
der pompen door er grachtwater in te gieten, wordt eenstemmig door
de Commissie van Fabricage qn Burgemeester en Wethouders verklaard
datonder de bestaande omstandighedendaartegen niet veel te doen is.
Burgemeester en Wethouders meenen dat dit ook niet noodig is met het
oog op de uiterst geringe hoeveelheid grachtwater die daardoor aan het
duinwater wordt toegevoegd, terwijl men bovendien nog het onzuivere water
zou kunnen laten wegvloeijen, Wat eenmaal langs den zuiger in het reser
voir is geloopeu kan niet meer worden verwijderd en zal, al is de hoeveel
heid gering, den geheelen inhoud kunnen verontreinigen en voor leven en
gezondheid gevaarlijk maken.
Maar bovendien: zegt niet het door de Commissie van Fabricage uit het rapport
van den gemeente-architect aangehaalde genoeg om u te doen instemmen met
het besluit "dat die toestand niet mag voortduren en dringend voorziening
vordert." Tegenover deze feiten met hunne hoogst nadeelige gevolgen stellen
Burgemeester en Wethouders de opmerking dat misbruik steeds als een uit
zondering moet worden aangemerktdat slechts een gering gedeelte van den
aanvoer kan worden vermorst (omdat daartoe het pompen een te zwaar werk
is) en dat alzoo de geopperde klachten minstens overdreven zijn.
Sedert dat geconstateerd is dat er duinwater te kort komtdat het wordt
vermorst en misbruikt, dat het wordt gemengd met grachtwater en urine
kan men niet ligt van overdreven klagten spreken.
Om aan al die bezwaren te gemoet te komen wordt u, naar onze over
tuiging, door de Commissie van Fabricage het ware middel aangewezen. Dit
bestaat in de uitoefening van behoorlijke controle, en wij voegen daarbij
vermeerdering van duinwater-aanvoer indienook bij wering van alle mis
bruik, daaraan behoefte blijkt te bestaan.
Ter voorziening in de daaruit voortspruitende kosten stelt de Commissie
van Fabricage voor dat van de gebruikers, (uitgezonderd de onvermogenden)
eenige vergoeding zal gevorderd worden. Niets is billijker en de bezwaren
door Burgemeester en Wethouders geopperd schijnen ons niet overwegend.
Dat tengevolge van dezen maatregel slechts een paar uren daags de gelegen
heid zou kunnen gegeven worden om duinwater te verkrijgenzal geen ver
mindering van het gebruik tengevolge hebben. De zekerheid toch van op
een bepaald uur water te kunnen krijgen weegt wel op tegen de onzekere
kansendie thans aan een togt naar het reservoir verbonden zijn. Menigeen
blijft thuis zeggende: »'t is toch zeker weer leêg." Omtrent de bezwaren
van administratieven aard wensehen wij niet in bijzonderheden te treden;
meenen echter dat wat het zwaarste schijnt nl. de quaestie der vrijstelling
van betaling, niet onoverkomelijk is. Wij wijzen daartoe op de wijze waarop
wordt vastgesteld wie gratis geneeskundige hulp of gratis onderwijs zal ont
vangen.
Voor 't geval dat men meenen mocht de onkosten niet te kunnen dekken
door de prijsbepaling van de Commissie van Fabricage aan te nemen dan
?ou men die kunnen verboogen en b. v. op ééne cent per emmer stellen
of althans voor bet water dat aan buis bezorgd wordt 2 of 2' cent kunnen
vorderen. Ook dan nog zou door laatstbedoelden maatregel een zeer groote
dienst aan vele ingezetenen worden bewezen, waarvan de goede gevolgen
niet zouden uitblijven.
Op grond van bovenstaande bevelen wij de plannen der Commissie van
Fabricage ten zeerste bij U aanwij veroorloven ons nog op eenigen spoed
bij de behandeling en uitvoering aan ie dringenvooral ook wat betreft
het rondzenden der bedoelde inteekeningslijstenwijl vele ingezetenen eerlang
tijdelijk de stad verlaten; zoodat het resultaat eener inschrijving in Juli of
Augustus onzuiver zou zijn. Eindelijk brengt ook het warme jaargetijde
meer behoefte aan deugdzaam, en grooter gevaar bij gebruik van slecht
drinkwater met zjeb.
Namens het Bestuur voornoemd:
J. A. Boogaard, Voorzitter.
J. E. Van Iterson JAz., Secretaris.
N°. 151. Aan den Baad dér Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen; de ondergeteekenden J. P.
De Bordes en Mr. L. A. J. W. Baron Sloet, concessionarissen voor den
aanleg en d'e exploitatie van een' spoorweg van Woerden naar Leiden;
dat de Baad bij besluit dd. 18 November 1872 heeft deelgenomen voor
eene som van f 260.000 in de geldleening, welke zou worden aangegaan
voor den aanleg van dien spoorweg door de opterichten naamlooze vennoot
schap; dat hij echter later bij de inschrijving de voorwaarde heeft gesteld;
dat die vennootschap gevormd moest wezen vóór den 1 Julij e. k.dat dit
nog niet is geschied om de volgende redenen;
dat de regering verlangt dat het station te Leiden van de Hollandsche
Spoorweg-Maatschappij voor gemeenschappelijk gebruik voor beide spoorwe
gen wordt ingericht;
dat nog niet is kunnen worden overeengekomen over de wijze waarop dit
geschieden zal;
dat dit voor eene zoo korte lijn een zoo hoogst gewichtig finantieel be
zwaar kan wordenzoodat het kapitalisten of maatschappijen kan tegenhou
den voor belangrijke sommen deel te nemenvoordat deze zaak geregeld
is; deelneming welke anders met grond verwacht wordt;
dat het nog niet is mogen gelukken het benoodigd kapitaal bijeen te
breDgen door deze redenmaar ook door de zoo geringe deelneming van
belanghebbende gemeenten en personen, welke te zamen met de gemeente
Leiden nog geen 400.000 bedraagten door den ongunstigen toestand
der geldmarkt in het laatste jaar, vooral wat spoorwegen aangaat;
dat het te verwachten isdat die toestand verbeteren zalen dat inmid
dels de zaak van het gemeenschappelijk station geregeld kan zijn;
om de voormelde redenen verzoeken adressanten eerbiedig dat de Baad
moge besluiten den bedoelden termijn met een jaar te verlengen en de in
schrijving gestand te blijven tot den 1 Juli 1875.
's Hage 15 Juni 1874. 't Welk doende,
De Bordes,
ook namens den Heer Sloet.
N°. 1.53. Leiden,, 15 Juni 18^4.
In de zitting van den Gemeenteraad van den I9deq Maart jl.werd de
voordracht tot openbaren verkoop van, het zoogenaamd Bonhuis aangehouden,
op grond van de opmerking van een der leden, dat zich achter het Bonhuis
een gedeelte open gemeentegrond bevondhetwelk wellicht in den verkoop
zoude kuunen worden begrepen.
Wij kunnen u daaromtrent mededeeien dat bij dispositie van Burgemees-
teren der stad Leiden dd. 2 Maart 1819 aan Aibertus Kiel is geconsenteerd
en toegestaan om precario en tot kennelijk wederopzeggen in te nemen een
zeker stukje grond, gelegen achter zijn woonhuis op de Mare, wijk 5
n°. 657, onder de navolgende conditiën:
1°. dat de klinkers die zich op het stukje grond bevindentén voordeele
van de stad worden weggenomen
2°. dat bet deurkozijn in bet Bonhuis worde weggenomen ten voordeele
der stad, doch dat het gat in de muur ten zijnen koste behoorlek worde
dicht gemaakt;
3°. dat het luchtkozijn van het Bonhuis blijve zooals het thans is en
Dimmer door verbouwing yan een of ander noch door een koekkoek of
diergelijke worde gesloten;
4°. dat door het weghalen van het muurtje geen schade aan het Bonhuis
worde toegebracht en
5°. dat hij gedurende deze precario concessie voor het gebruik van het
voorschreven stukje grond jaarlijks ten behoeve der stad betale eene reoog-
nitie van ƒ1.50.
Thans is bedoeld stukje grond in gebruik bij den heer J. P. Bietbergen
alhier, door wien de recognitie van ƒ1.50 jaarlijks wordt betaald.
Uit de boven medegedeelde beschikking kan evenwel de grootte van bedoeld
stukje grond niet worden opgemaakt en de herhaaldelijk daaromtrent ingestelde
onderzoekingen hebben evenmin tot een gunstigen uitslag mogen leiden zoodat
tot een openbaren verkoop bezwaarlijk zal kunnen worden overgegaan.
Inmiddels heeft de tegenwoordige gebruiker zich bereid verklaard de jaar-
lijksche recognitie af te koopen tegen betaling van het 25voudig bedrag
en alzoo van 37.50, en wij achten het in de gegeven omstandigheden
het meest wenschelijk dat de zaak op deze wijze worde beëindigd, hetgeen
te meer billijk moet worden geacht, nu bedoeld stukje grond reeds sedert meer
dan een halve eeuw in gebruik is geweest bij den heer Bietbergen voor
noemd en zijne voorgangers.
Onder referte aan onze voordracht van 26 Februari ji. opgenomen onder
n°. 46 der gedrukte stukken, geven wij uwe vergadering alzoo in overwe
ging om de jaarlijksche recognitie van ƒ1.50 voor het hij beschikking van
Burgemeesteren der stad Leiden van den 2den Maart 1819 aan Aibertus Kiel
in gebruik afgestaan perceel te doen afkoopen tegen betaling van het 25-malig
bedrag of ƒ37.50 en het alzoo over te drageD aan den opvolger in rechten
van voornoemden Aibertus Kielden heer J. P. Bietbergenen verder te
besluiten overeenkomstig onze bovenaangehaalde voordracht van 26 Februari
jl. betrekking hebbende tot den openbaren verkoop van het Bonhuis en de
ingebruikgeving van eene turfschuur aan het B. C. Armbestuur.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.