andéring voor met het oog op de voordracht die ons weldra zal gedaan worden, om daaruit, zoo ik hoop, een knap man tot directeur te kiezen. Ik moet beginnen met te verklaren, dat de waarschijnlijk lange lijst der sollicitanten mij geheel onbekend is en dat ik zelf niemand op het oog heb. Wat ik dus zeg, is geheel impersoneel. Ik hoop, dat die voordracht ons de keus zal geven tusschen wezenlijk knappe wetenschappelijk gevormde menschen en niet slechts tusschen zoogenaamde practioi 'of technicidie bij honderden te vinden zijn. Iedereen weet dat door steenkolen in een retort te werpen en er een vuur onder te stoken daaruit gas ontwikkeld wordt, dat branden en licht geven kanmaar daarmede is nog niet alles gezegd. Om een bekwaam gasdirecteur te zijn worden hoogere kundigheden gevor derddie alleen te verwachten zijn bij een wetenschappelijk ontwikkeld man. Hoezeer ik de praktijk ook waardeer, zoo is die in mijne oogen toch niet veel waardwanneer die niet gepaard gaat met grondige chemische kennis. Een goed directeur moet een man zijn die de hoedanigheid der te gebruiken grondstoffen kan waardeerendie weet welke producten daaruit bij voorkeur moeten verkregen wordenwelke andere moeten afgescheiden wordendoor welke verschillende middelen dit desnoods moet geschieden; die beoordeelen kan of werkelijk het resultaat bereikt is dat hij zich voorstelde te verkrijgen; die kennis heeft van de nevenproducten en die de waarde daarvan kan be palen-. Kortomhonderden vragen mpet hij kunnen beantwoorden die voor den eenvoudigen technicus een gesloten boek zijn en blijven. Zulk een persoon nu zal zich niet waarschijnlijk voordoenwanneer art. 1 der instruc tie geredigeerd blijft zoo als hier, waarbij hem kortweg wordt gelast de bevelen van Commissarissen op te volgen. De directeur wordt daardoor eenvoudig de knecht van de Commissie, welke laatste zelf de zaken drijft en hare bevelen geeft. Een directeur die zich dit laat welgevallen is geen knap man. Neenbij moet zelfstandig kunnen handelen en zich vrij kunnen bewegen, terwijl de Commissie zich moet bepalen tot toezien. Blijkt uit dat toezicht dat de directeur het vertrouwen waardig is, dat men hem moet gevendan zijn al die beperkende artikelen in de instructie onnoodigblijkt het tegendeel, dan baten zij niet en moet hij verwijderd worden. Heeft zich nu onder de sollicitanten naar deze betrekking niemand voorgedaan die de noodige vereischten in zich vereenigt, dan zoeke men den zoodanigen op. Bij de tegenwoordig bestaande gelegenheden om wetenschappelijke kennis te verkrijgen, kan het niet moeilijk zijn, den waren man te vinden; maar is die gevonden dan worde hem ook de gansche gestie der zaak overgelaten. De heer De Fremery. Het voorstel van den heer Van Heukelom is zoo ingrijpend, dat het moeielijk is om zonder overleg met mijne mede- Commissarissen er over te spreken. Als het artikel werkelijk zal luiden, zooals het nu door den heer Van Heukelom is voorgedragenzal de direc teur eigenlijk naar wélgevallen beschikken kunnen over de gemeentekas want is eenmaal uitvoering gegeven aan werken van grooteren of kleineren omvang, dan moet ook de betaling volgen, al blijkt soms later dat zij had kunnen vermeden worden. Dit is voor mij een onoverkomelijk bezwaar. Ik geloof, dat alleen de Baad over de kas der gemeente te beschikken heeft. Commissarissen zeiven hebben die bevoegdheid niet; is er meer noodig dan de 4 of 6 pCt. die jaarlijks beschikbaar worden gesteld voor vernieuwingen of aanbouw, dan moeten ze daaromtrent eene voordracht doen aan den Baad en dat doen zij natuurlijk in overleg met den directeur, die volgens de instructie de uitgewerkte plannen met raming der kosten aan het oordeel van Commissarissen onderwerpt. Als dat gebeurtis pr althans een vermoe den, dat de uitgaaf werkelijk noodig en vruchtdragend zijn zal. Ik wenschte althans dit niet geheel te doen afhangen van het welmeenen van den direc teur. Is deze ambitieus, dan zou hij er allicht naar trachten om van de toever trouwde zaak een model-fabriek te maken, die hoe goed ook ingericht betrekkelijk te veel geld zou kosten. De redactie van art. 1 moge misschien wat hard en voor wijziging vatbaar zijn, ik zal mij er niet tegen ver zetten, zoo daartoe door een der leden het voorstel mocht worden gedaan, indien maar het hoofd-denkbeeldwaarvan wij uitgingen, behouden blijft. De directeur moet namelijk wel met de uitvoering belast zijnmaar niet zonder medewerking van Commissarissen, die alweêr afhankelijk zijn van den Baad. De heer Van Heukelom. Het spijt mijdat de heer De Fremery de strekking van mijne woorden zoo verkeerd heeft opgevat. Het kon bij mij toch niet opkomendat de directeur zoo maar te tasten heeft in de kas van den ontvanger en maar de uitgaven had te doen die hij noodig oordeelde. Dat mag waarschijnlijk liggen in de woorden van mijn voor stel, of er uit kunnen voortvloeien, maar het ligt zeker niet in mijne bedoeling. Maar zooals het voorstel ligt van heeren Commissarissen, zijn 2t; belast met het toezicht en beheer. Dat nu wil ik juist niet. Ik wil hun alleen het toezicht hebben opgedragenen dan is het wel niet te vree zen dat zij die dolligheden zullen toelatenwaartoe de directeur mocht willen overgaan. Maar als men eene dergelijke bepaling aanneemt als hier is voorgedragenzal men nooit een bekwaam man krijgendie de betrek king zal op zich nemenelke bekwame gasfitter is dan goed genoeg. De heer Hartevelt. Mij dunkt, tegen het amendement van den heer Van Heukelom kan geen bezwaar bestaan; want het bezwaar van-den heer De Fremery vervalt geheel, als men de 2de alinea van art. 4 leest: #Acht de directeur oprichting van gebouwenaanschaffing van nieuwe toestellen met al wat daartoe behoort of belangrijke herstellingen noodig, zoo onder werpt hij de uitgewerkte plannen met raming der kosten daarvanaan het oordeel van Commissarissen." Dat zal de heer Van Heukelom toch niet weg willen hebben. Zijn doel is blijkbaar, dat de directeur de vrije hand hebbe in het beheer der zaak en dat hij daarin niet afhankelijk zij van Commissarissenmaar niet om groote plannen zonder voorkennis zelfstandig ten uitvoer te leggen. Daartegen is, ik herhaal het, voldoende voorzien in art. 4. De heer Dercksen. Ik ondersteun ten sterkste het voorstel van den heer Van Heukelomdaar bij alle dergelijke inrichtingen eene duidelijke afschei ding tusschen bet beheer van den directeur en het toezicht van Commis sarissen plaats heeft. Stel eens dat de fabriek eene naamlooze vennootschap ware, en geene gemeente-instelling, zou men dan ooit het idéé krijgen Commissarissen te doen beheeren Neen, uit alle acten van dien aard in de Staatscourant voorkomende blijkt dat steeds het geheele beheer aan den directeur is opgedragen en het toezicht is verbleven aan Commissarissen. Alleen wanneer het betreft daden van eigendom of hoogst belangrijke zaken, worden Commissarissen 'daarin gekend en de aandeelhebbers gehoord. De heer Van Heukelom. In art. 10 is reeds de vrees uitgedrukt, die ik koesterde. De directeur zal nog niet eens werklieden mogen aanstellen. De heer Bijleyeld. Het is geheel conform de bestaande verordening van 1858 dat de directeur en boekhouder door den Baad worden aangesteld en de overige beambten door Commissarissen. De heer Van Heukelom. Dan moet ook de verordening veranderd wor den. Indien zij het maken eener goede instructie in den weg staatdan deugt zij niet. De heer Krantz. Het is mijne overtuiging op ondervinding gegrond dat men door het maken eener instructie van eene goede samenwerking en verstandhouding niet verzekerd is. Is de verhouding gunstig dan marcheeren ook de zaken goedis dat het geval nietdan zal eene instructie of reglement daaraan weinig kunnen verhelpen. De heer Van Heukelom is van meening dat een kundig persoon zal kunnen benoemd worden en wenscht dezen met het gansche beheer belast te zien. Ik'zie er echter bezwaar in om, alvorens den persoon te kennende bestaande toestanden te wijzigen. Indien de nieuwe directeur een kundig en geschikt persoon is, zal die in zijn werkkring door Commissarissen niet worden bemoeilijktwat door de ondervinding ook bewezen is. Naar mijne meening zou het gevaarlijk zijn nu reeds de macht tot handelen aan Commissarissen te ontnemen. De heer De Fremerï. De voorgestelde redactie had reeds ten doel om de scherpheid uit de beètaande instructie weg te nemen. Als de heer Vau Heukelom het vorig art. 1 met het thans voorgedragene vergelijkt, zal hij dit moeten erkennen. Maar ik heb reeds zoo éven gezegd, dat, als er nog eene nadere verandering mocht worden wenschelijk geacht, ik mij daar niet tegen zal verklaren. Ik vrees echterdat door eene bepaling als door den heer Van Heukelom wordt verlangd, te veel wordt ingegrepen in de be staande regeling, die tot dusverre geen bezwaar gaf. Is de directeur een bekwaam man, dan zullen Commissarissen, die zoo vele andere bezigheden heb ben, zeker niet meer dan volstrekt noodig is zich met zijn beheer inlaten. Eene bepaling als door ons voorgesteld iszal dan werkelijk geene belemmering aanbrengen. De heer Van Heukelom. Het is mij volstrekt niet bekenddat er eenige moeielijkheid tot heden zou zijn ontstaan door de scherpe bewoordingen van het vorig artikel. De zaak schijnt altijd goed gemarcheerd te hebben. De verhouding tusschen den directeur en de werklieden en ook tegenover Commissarissen schijnt altijd goed geweest te zijn. Maar dat is de vraag niet. De tegenwoordige commissie wordt mettertijd door een andere ver vangen wij stellen een nieuwen directeur aande vraag is of latere Com missarissen geen gebruik zullen willen maken van de scherpte van dit arti kel tegenover een zich zelfstandig voelenden directeur. Dan komen de moeilijkheden en indien de bestaande verordening daartoe aanleiding geeft dan is het wenschelijk dit te voorkomen door die verordening te veranderen. De heer Du Bieu. Ik zou niet zoo zeer tegen het amendement zijn, daar den directeur het dagelijksch beheer en onderhoud onder toezicht van Commissarissen wordt opgedragen. De heer De Fremerï. Als werkelijk dagelijksch beheer bij het amen dement bedoeld isdan heb ik er niet tegen. Ik had begrepen dat de geachte voorsteller het geheele beheer in den meest uitgebreiden zin bedoelde en die vrijheid gaat, dunkt mij, te ver en is in strijd mèt de verantwoordelijk heid die op de commissie rust. De heer Van Heukelom. Door mij wordt wel degelijk beheer bedoeld. Ik wil dat geheel en zelfstandig bij den directeur laten verblijven. Immers zoo zal bv. volgens art. 4als de directeur het noodig mocht achten voor de zuivering van het gaswaartoe men zich wellicht tot heden toe van kalk bediende, eenig ander materiaal te gebruiken, dit niet mogen gebeuren zonder medewerking van Commissarissen. Mij dunkt, het springt in het oog dat zoo iets ongerijmd is, en toch de instructie schrijft dit voor. De heer De Fremery. Ik geloof dat de bedoeling bij art. 4 is eene verandering van meer ingrijpenden, van meer algemeenen aard, en daar onder niet begrepen is het nemen van proeventot zuivering van het gas door kalk, oer of andere grondstof. De heer Van Heukelom. Een knap man. die aan het hoofd eener gas fabriek staat, moet het geheele beheer en dus ook het geldelijk beheer worden toevertrouwd. Doet men dat niet, dan kan men gerust de zaak opdragen aan een bekwamen gasfittermaar dan beteekent ook de geheele directie niets. De Voorzitter. Het amendement is genoegzaam ondersteundom in stemming te kunnen worden gebracht. De heer De Fremery. Zoo de heer Van Heukelom kon besluiten om alsnog in zijn ameudement op te nemen dagelijksch beheerdan zal ik er mij gaarne mede vereenigen. De heer Van Heukelom. Neendat geeft niets. De heer Du Bieu. Dan kan ik het amendement ook niet ondersteunen. Ik had verstaandat er in gesproken was van dagelijksch beheer. De heer Van Outeren. Dan ondersteun ik het amendement. Mag ik den heer Van Heukelom verzoeken het door hem voorgestelde artikel nog eens te willen voorlezen Daaraan wordt voldaan. Het amendement van den heer Van Heukelom, alsnu in hoofdelijke om- vrage gebracht zijnde, wordt verworpen met 10 tegen 9 stemmen. Voor stemden: de heeren Van Outeren, Wttewaall, Hartevelt, Suringar, Van Hettinga Tromp, Van Heukelom, DriessenLe Poole en Dercksen. Artikel 1, hierop in stemming gebracht, wordt aangenomen met 10 tegen 9 stemmen. Tegen stemden: de heeren Van OuterenWttewaall, Hartevelt, Suringar, Van Hettinga TrompVan HeukelomDriessenLe Poole en Dercksen. De heer Le Poole verlaat de vergadering. Art. 2 luidt: «Hij is verplicht dagelijks op de fabriek te zijn en aldaar zoo lang te verblijven als het belang van de fabriek dit vordert. Hij zorgt voor de verlichting zoo openbare als ^bijzondere."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 3