Wat betreft de verbouwing van het huis aan het Leiderdorpsche het, daartegen hebben wij evenmin op zich zelf bezwaar. Wij veroorloven ons evenwel de vraag of die verbouwing zoo dringend noodig is dat daarvoor op de loopende begrooting, waarop voor die verbouwing geene gelden zijn uit getrokken, een bedrag van 7 00 moet worden overgeschreven. Immers de post voor onvoorziene uitgaven is zoo gering en de buiten gewone behoeften, waarin telken jare moet worden voorzien, zijn zoo talrijk, dat men waarlijk wel voorzichtig mag zijn over dien post buiten dringende noodzakelijkheid te beschikkente meer nu de eerste helft van het dienst jaar nog niet is verstreken. Mocht alzoo die dringende behoefte tot verbouwing als bovenbedoeld niet aanwezig zijn, dan zouden wij gaarne in overweging wenschen te geven, de noodige gelden te brengen op de eerlang te ontwerpen begrooting voor 1875, in welk geval in den aanvang van dat jaar tot de verbetering zoude kunnen worden overgegann. Overigens is het zeker uit een financieel oog punt eenigermate te betreuren, dat de thans aanhangige plannen niet vóór de in dit jaar plaats gehad hebbende verpachting zijn ter sprake gebracht, vermits de uitvoering daarvan wellicht een gunstigen invloed op de pachtsom zoude hebben uitgeoefend. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 139. Leiden, 8 Juni 1874. Door Burgemeester en Wethouders is aan uwe vergadering overgelegd eene voordracht van Commissarissen der Gasfabriek houdende o. m. voorstel tot nadere regeling van de jaarwedden van den directeur en den boekhouder. Voor zooveel den directeur betreft, kunnen wij ons geheel met de voordracht vereenigen. Wat aangaat evenwel het voorstel om het tractement van den boekhouder met f 200 te vermeerderen en daarentegen het aandeel der be ambten in de winst van 3 op 2 pCt. terug te brengenuwe Commissie acht dit niet voldoende gemotiveerd. Eén van beiden óf die tractements- verhooging wordt enkel aan den boekhouder verleendóf Commissarissen passen die ook toe op alle andere beambten. In het eerste geval schijnt het onbillijk de vermindering van jaarwedde, welke uit de beperking van het aandeel van de winst voortvloeit, alleen aan den boekhouder te ver goeden en niet aan de andere beambten. Het is waar, de bepaling van het tractement dier andere beambten hangt van Commissarissen at en deze kunnen liet dus ook, zoo noodig, verhoogen. Maar er bestaat, dunkt ons, voor den Baad geen reden om bij de bedoelde beambten het aandeel in de winst te verminderen, zoolang niet blijkt, dat die vermindering op andere wijze zal worden vergoed. Passen nu omgekeerd Commissarissen den hier voor gestelden maatregel op alle andere beambten toe, dan is de vraag geoor loofd: waartoe de geheele maatregel eigenlijk strekken moet? Ziet men geen bezwaar in het stelsel om de ambtenaren te doen deelen in de winstendan valt er tegen een aandeel van drie ten honderd even weinig te zeggen als tegen een aandeel van twee percent. Keurt men omgekeerd het stelsel af, dan ware het beter dat geheel op zijde te schuiven enenkel den directeur zijn aandeel in de winsten latende, de tractementen van alle andere be ambten geheel tot vaste tractementen te maken. Uwe Commissie zou het liefst ziendat de Kaad konde goedvinden Com missarissen van de Gasfabriek uit te noodigen hunne voordracht in laatstge noemden zin te wijzigen. Bestaat hiertegen echter bezwaar, dan geeft zjj in overweging het bestaande niet te veranderen en dus eenerzijds aan den boekhouder geen verhooging van jaarwedde toe te kennenmaar ook ander zijds bet aandeel in de winst te behouden zoo als het thans bestaat. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 140. Leiden, 8 Juni 1874. Op het verzoek van. mejuffrouw J. M. Breunissen Troost, om eervol ont slag tegen 1 Augustus e. k. als onderwijzeres der 1ste klasse aan de open bare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse, voor meisjes, hebben wij ingewonnen het advies van de hoofdonderwijzeres der betrokken school, hetwelk hierbij wordt overgelegd en waarmede wij ons vereenigen. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden de adressante het gevraagd ont slag tegen gemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 5 Juni 1874. De ondergeteekendebenoemd aan het hoofd eener school te Dordrecht, neemt de vrijheid zich tot u te wenden, met het verzoek, haar tegen 1 Aug. a. 8. eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de school voor uitgebreid lager ouderwijs der 2de klasse voor meisjes. J. M. Breunissen Troost. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Leiden, 8 Juni 1874. In antwoord op uwe missive van den 6den 11. heb ik de eer U mede te deelendat bij mij geen bezwaar bestaat om aan mejuffrouw J. M. Breu nissen Troost het door haar gevraagd ontslag eervol te verleenen. De hoofdonderwijzeres aan de openbare school der 2de klasse voor meisjes, Aan Heeren Burgemeester en Wethouders M. Jesse. der Gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2