Dit voorstel wordt verworpen met 18 tegen 4 stemmen. Voor stemden: de heeren Van OuterenHartevelt, Lezwijn en Buys. Dientengevolge zullen de opzieners van Rijnland vrijgesteld blijven. De heer Bijleveld. Mag ik vragen of ook nog andere waterschappen zoo zijn gelegen dat ook zij belang in deze hebben Ik zie toch geen reden om Rijnland alléén vrij te stellen en andere niet. Wellicht dat de heer Cock daaromtrent eenige inlichting zal willen geven. De heer Cock. Ik kan verzekeren dat de tolgeheven op de trekvaart nabij den Rijnsburgervlietin het hart van Rijnland ligt en dat er geen waterschap in den omtrek is dat daarin iets te zeggen heeft. De Voorzitter. Nu komt in stemming het tweede voorstel der Com missie van Financiën om de militairen in uniform niet onder de vrijstellingen op te nemen (in strijd met het voorstel van Burgemeester en Wethouders). Het voorstel der Commissie van Financiën wordt verworpen met 12 tegen 10 stemmen, zoodat de vrijstelling blijft. Voor stemdende heeren VeelkindVan OuterenDe FremeryHarte velt, Lezwijn, Juta, Eigeman, Buys, Goudsrait en Bijleveld. De Voorzitter. Nu het laatste onderdeel: de vrijstelling voor de veer schuiten op Haarlem. Wordt met eene kleine wijziging, door de Commissie van Financiën voor gesteld goedgekeurd. Wat betreft de pachtvoorwaarden stelt de Commissie van Financiën voor art. 5 weg te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten en vervolgens worden ook de artt. 6 en 8, waarin door de Commissie wijzigingen zijn voorgesteldgoedgekeurd. VII. Verzoek van de firma De Heyder Cie, om een put te doen maken in de Nieuwe Waardstraat. (Zie Handd. 25, n®. 109.) 'Het verzoek wordt zonder stemming toegestaan. VIII. Voordracht tot onderhandsche verhuring van het huisje buiten de voormalige Wittepoort. (Zie Handd. 25, n°. 111 en 26, n°. 121.) Wordt zonder discussie aangenomen. IX. Suppletoire begrooting, dienst 1874, van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Handd, 26, n°. 112.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. X. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1878, van het R. C. Armbestuur. (Zie Handd. 26, n®. 113.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. XI. Als voren van het R. C. Wees- en Oudeliedcnhuis. (Zie Handd. 26, n°. 114.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. XII. Voordracht tot aankoop van Inschrijving op het Grootboekover den dienst 1878. (Zie Handd. 26, n°. 117 en 121.) Wordt zonder discussie aangenomen. XIII. Suppletoire begrooting, dienst 1873 van het Ned. Israëlitisch Arm bestuur. (Zie Handd. 26, n#. 119.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. XIV. Staat van af- en overschrijving, dienst 1873, van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Handd. 26 n°. 122.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. XV. Voordracht tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de meisjesschool der 2dc klasse. (Zie Handd. 27, n®. 123 en 125.) Wordt zonder discussie aangenomen met 20 tegen 2 steramen. Tegen stemden: de heeren Verster en Le Poolc. XVI. Suppletoire staat van de geraeente-begrootingdienst 1873. (Zie Handd. 27, n°. 124 en 126.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. XVII. Voordracht betrekkelijk de benoeming van eene onderwijzeres aan de meisjesschool der 1ste klasse. (Zie Handd. 27, n°. 126.) Wordt zonder discussie goedgekeurd. XVIII. Rekening van de Stads bank van Leening over 1873. (Zie Handd. 26, n°. 120.) De heeren Commissarissen van Outeren en Stoflels verwijderen zich uit de vergaderzaal. De heer Cock. Ik heb volstrekt geen plan tegen de goedkeuring der rekening te stemmenmaar wensch alleen eene vraag te richten tot het Dagelijksch Bestuur en de Commissie van Financiën die de stukken onder zocht hebben. Ik heb dat ook gedaan, maar het is mogelijk, dat aan mijn miii/ geoefend oog in de controle van zoovele cijfers veel ontsnapt is. Ieder weet dat er een tekort is ontstaan in de administratie van de Bank van Leening, en ons is in het begin van dit jaar in eene besloten verga dering (waaromtrent echter geen geheimhouding is opgelegdhetgeen trouwens ook niet noodig was omdat de zaak van algemeene bekendheid is) medegedeeld dat het onderzoek heeft uitgebracht dat er ontrouw was gepleegd en een ambtenaar der bank in hechtenis was genomen. Wat er van de zaak is, is nog niet authentiek bekend en verdere bijzonderheden zijn niet vernomendoch aanstaanden Donderdag wordt de zaak voor het Prov. Gerechtshof in Zuid-Holland behandeld en dan zullen de bijzonderheden wel blijken. Evenwel, al kunnen wij nu nog niets authentieks weten, vind ik toch aanleiding om eene vraag te doen omtrent het tijdstip waarop de ontrouw ontdekt is. Is mijne opvatting juist, dan is de ontrouw in 1874 ontdekt, zoodat er niets van behoeft te blijken uit de rekening van 1873 die natuurlijk op ultimo December 1873 is afgesloten. Het tegendeel zoude echter ook mogelijk zijn, daar de ambtenaar in quaestie reeds den 9den of lOden Januari 1874 in hechtenis is genomen, zoodat hoogstwaarschijn lijk zijn misdrijf ook reeds in 1873 is gepleegd, al bleek daarvan pas in het volgende jaar. Ik wenschte dus te weten of ik juist beb gezien dat in de rekening van 1873 niets blijkt van een deficit en ik doe dit daarom, omdat de goedkeuring eeuer rekening in zich sluit eene totale décharge van alle personen, die in die rekening betrokken zijn, en ik, wanneer er van een deficit bleek, niet gaarne mijne stem aan de goedkeuring der reke ning zou geven. De Voorzitter. Uwe opvatting is juist, dat in de rekening van 1873 het door u bedoelde deficit niet voorkomt. De heer Cock. Ik dank u voor het gegeven antwoord. - De rekening wordt daarop met algemeene stemmen goedgekeurd. De heer Wttewaall verlaat de vergadering. XIX. De rekening der Stedelijke gasfabriek over 1873. (Zie Handd. 27 n®. 128.) De heeren Commissarissen Van WensenDe Fremery en Du Rieu verlaten tijdens de behandeling dezer zaak de vergadering. De Voorzitter. Ik herinner dat de Commissie van Financiën eenige nadere inlichtingen aan HH. Commissarissen heeft gevraagd. Kunnen die ook later worden medegedeeld? De heer Büïs. Ja, mijnheer de Voorzitter. De Commissie van Finan ciën heeft de verlangde inlichtingen reeds van den heer De Fremery ontvan gen. Ik heb den heer Wethouder verzocht bij de eerstvolgende gelegen heid in een begeleidenden brief die inlichtingen nader publiek te maken. De rekening, daarna in omvraag gebracht, wordt met algemeene stemmen aangenomen. XX. Voordracht betrekkelijk de tusschenschool. (Zie Handd. 12, 14, 16, 20, 22, en 29, nos. 45 54, 63, 87, 96 en 129.) De Voorzitter. Ik heb deze zaak op de agenda geplaatst, hoewel het reeds laat was, zoodra ik het nader schrijven van de Schoolcommissie heb ontvangen waarbij zij door den drang der omstandighedenverklaart toe te geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, waartegen aanvan kelijk bij haar bezwaren bestonden. De Schoolcommissie meent den maatregel als tijdelijk thans te mogen aanraden. Burgemeester en Wethouders hebben daartegen geen bezwaar. Zij beschouwen al die inrichtingen van onderwijs als van tijdelijken aard, bij de groote vlucht die het onderwijs meer en meer heeft genomen. De heer Krantz. Ik kan niet ontkennen, mijnheer de Voorzitter, dat het mij eenig leed heeft gedaan dat de schoolautoriteiten zich geschikt hebben naar de bezwaren van de Commissie van Financiën en van het Dagelijksch Bestuur. De financieele bezwaren tegen het plan zijn niet weinige maar zullen geloof ik later niet verminderen. Integendeeldie kosten zullen als het lapwerk dat men nu wil maken niet meer voldoende is, grooter worden; ik kan niet inzien dat het financieel bezwaar thans voor eene gemeente als Leiden onoverkomelijk is. Het doet mij dan ook leed dat Burgemeester en Wethouders niet tot den aanbouw van school lokalen, die de schoolautoriteiten wenschelijk achten, kunnen besluiten. Tegen het plaatsen van de tusschenschool aan de Oude Vest bestaat bij mij geen bezwaar; maar de school van den heer Japikse, wat is daarvan? De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders wenschen die zaak aan te houden, daar het geheel zal afhangen van de inschrijving van leerlin gen in Juli. Sedert de indiening van ons voorstel is de toestand eeniger- raate veranderd. Het Dagelijksch Bestuur wenseht daarom liever die zaak juist met het oog op de aanstaande inschrijving van nieuwe leerlingen, nog onbeslist te laten. De heer Krantz. Ik geloof niet dat de school zooveel in leerlingen zal afnemen dat daardoor de toestand verbeteren zal. Reeds verleden jaar is deze zaak besproken en toen is het gebleken dat die localiteit in alle opzich ten onvoldoende is. Er is geen schoolzelfs voor on- en minvermogenden zóó slecht ingericht als deze: ruimte, verwarming, lucht-verversching, alles is er onvoldoende. En dat nog wel voor eene schoolwaar men het hoogste schoolgeld betaalt, en de ouders, van de kinderen die er zijn onder de hoogstaangeslagenen in de belasting kunnen gerekend worden. Ik vrees xdat door aanhouding der zaak van eene verbetering vóór den winter niets zal komen. De Voorzitter. Indien Burgemeester en Wethouders mochten zien dat er periculum in mora is en er gehandeld moet worden, dan zullen zij on middellijk een voorstel aan den Raad onderwerpen. Maar op het oogenbilk achten zij het nog niet geraden dit te doen en meenen zij liever te moeten afwachten wat het resultaat zal zijn der inschrijvingenwaarvan het cijfer zeer fluctueert. De heer Krantz. Ik heb deze discussie met reden uitgelokt, omdat ik weet dat er vele personen zijn die klagen. Nu Burgemeester en Wethouders echter verklaren dat de toestand niet zoo ongunstig is, wat ik wensch dat niet zal worden tegengesproken en zij een voorstel zullen doen zoodra het mocht hjijken dat er periculum in mora is, neem ik voorloopig daarmede genoegen. De Voorzitter. Ik breng nu het voorstel van Burgemeester en Wet houders in stemming. Het 1ste gedeelte (oprichting der tusschenschool in lokalen van het voor malig Nosocomiura op de Oude Vest) wordt zonder stemming goedgekeurd. Het 2de gedeelte (de verbouwing van de jongensschool) wordt aange houden tot dat de toestand der verschillende scholen bij de inschrijving zal N gebleken zijn. Het 3de gedeelte (goedkeuring der suppletoire begrooting) wordt goed gekeurd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 4