de 9toombrandspuit zag werken, dat men daar nooit anders dan duinwater gebruikt, omdat bedoelde pijpen zoo ligt aanslaan. Wat men hier dus mocht verliezen aan eenige emmers duinwater, wint men aan conservatie van de machine. De heer Van Wensen. Ook ik wensch, mijnheer de Voorzitter, hier nog bij te voegendat tengevolge van het gebruik van ongeschikt singel water, te veel aanzetsel de pijpen wel eens zouden kunnen doen springen of verstoppenwaardoor voorzeker grootere belemmering zoude veroorzaakt worden dan het onttrekken van eene geringe hoeveelheid duinwaterdat 's morgens om stoom te maken gebruikt wordt. De beer Buys. Mij dunkt, mijnheer de Voorzitter, dat, hoe men ook denken moge over de nuttigheid en noodzakelijkheid van het gebruik van duinwater voor die stoommachinede verevening van dezen post der begroo ting niet achterwege kan blijven, want het betreft de kwijting van besteed geld. Nu echter eenmaal de quaestie van het duinwater ter sprake is ge komen wensch ik mij daaromtrent eene enkele vraag te veroorloven. Eenigen tijd geleden is in een der bladenik herinner mij niet meer welkmede gedeelddat schippers die deze gemeente voorbijvaren, groote vaten met duinwater vullen en dat water medenemen. Toen ik dat las, herinnerde ik mij een besluit in October 11. door den Raad genomenen wel op voorstel der Commissie van Financiënwaarbij aan Burgemeester en Wethouders werd opgedragen een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om con- tróle over het gebruik van duinwater in te voeren en aan den Raad een concept-tarief voor te leggenregelende de vergoeding voor het gebruik van dat water. Het feit, in het hier bedoelde blad vermeldbevestigde mij toch niet weinig in de meening dat het hoog en hoog tijd wordt dat zoodanige regeling en controle tot 9tand korae en ik grijp daarom deze gelegenheid aan om tot Burgemeester en Wethouders de vraag te richten, of wij binnen kort de hier bedoelde voorstellen van het Dagelijksch Bestuur kunnen tege moet zien. De Voorzitter. Een week of twee geleden is ook mij ter oore gekomen dat schippers misbruik maakten van het duinwater. Ik heb toen onmid dellijk aan de politie last gegeven dat misbruik tegen te gaan en de schippers te beduiden dat het water niet gebruikt mag worden voor doeleinden waar voor zij het gebruiken. Aan dat bezwaar is dus reeds tegemoet gekomen. En wat de vraag van den heer Buys betreft, kan ik dien spreker mededeelen dat dit onderwerp bij Burgemeester en Wethouders aanhangig is en nog heden ochtend eene belangrijke discussie in dat college heeft uitgelokt. Zonder het besluit te willen praejudicieeren mag ik wel mededeelen dat, bij de behan deling dier zaakhet aan Burgemeester en Wethouders op nieuw is geble ken dat het uitoefenen van controle op het gebruik van duinwater en het vaststellen van een tariefwaartegen dat water is te verkrijgeneene zaak is die aan zeer groote bezwaren onderhevig is. Ik hoop later in de gele genheid te zullen worden gesteld de zienswijze van Burgemeester en Wet houders in haar geheel aan het oordeel van den Raad te onderwerpen. De heer Le Poole. Daar het gevoelen van de Commissie van Fabricage in strijd is met dat van één der heeren fabrikanten in deze vergaderingdie zelf een locomobiel gebruikt heeft, ben ik wel genoodzaakt mij aan zijn gevoelenop ervaring steunendete houden. Alleen wensch ik nu nog te vragen, hoe lang, in afwachting van het vast te stellen tarief, Burgemees ter en Wethouders zullen toelaten, dat nog dagelijks de locomobiel haar dorst lessche aan het water dat voor de menschen bestemd is, en hoe spoedig zijnaar aanleiding van deze over het duinwater gevoerde discussiëneen onderzoek wenschen in te stellen. Ik doe deze vraag vooral met het oog op den naderenden zomer. De heer Keantz. Ik wensch nog alleen op te merken dat, ofschoon ik in hoofdzaak het gevoelen van den heer Le Poole deel, ik het moeielijk acht tegen te gaan dat er 2 a 3 emmers water worden gebruikt voor de locomobiel, wanneer men meent dat dit noodzakelijk is. De heer Stoffels. Mij dunkt dat het waarlijk niet de moeite waard is langer over die paar emmers water te spreken of er over te denken. De conservatie van de machine door het gebruik van die paar emmers duin water, is, geloof ik, van veel grooter belang dan het verlies van die geringe hoeveelheid water, dat natuurlijk in vaten wordt afgetapt, omdat zij voor een paar dagen in eens worden gehaald. Wat het water zelf aangaatik herhaal wat ik reeds zeide: morgen komt een nieuwe schuit in werking, waardoor de aanvoer van duinwater met een derde van den inhoud der oude schuit zal worden vermeerderd. Voor gebrek behoeft men dus niet te vreezen. De heer Cock. Het ligt geenszins in mijne bedoeling deze discussie te verlengen. Ik ben het met den heer Wethouder van Fabricage volkomen eensdat het gebruik van een gering aantal emmers duinwater voor de locomobiel zooveel bezwaar niet kan maken onder ééne voorwaarde echter dat er namelijk duinwater over en genoeg aanwezig zij ten dienste van de menschen. Maar dit laatste is juist het geval niet. De oorzaak van al de klachtendie nu rijzen moet m. i. daarin gezocht worden dat men alge meen hoort zeggen: er is gebrek aan water. Als er genoeg water aanwezig ware, zou niemand er iets tegen hebben dat er een paar emmers gebruikt werden tot voeding van de locomobiel. Zooveel is zeker, dat zoowel uit de klacht van den heer Le Poole als uit die van het helaas naamlooze dagblad artikel blijkt, dat er gebrek aan duinwater bestaat en de menschen er be hoefte aan hebben. Dit gebrek schrijf ik voor een groot gedeelte daaraan toe, dat het water gebruikt wordt voor doeleinden, waarvoor het niet be stemd is. Onze geachte Wethouder van Fabricage zeide zooeven, dat morgen of overmorgen de nieuwe schuit in dienst zoude komen. Ik verneem dit met genoegendoch voeg er aanstonds bijal kwamen er nog tien schuiten bovendien in dienst en men bleef het water gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor het bestemd is, dan zouden de klachten blijven bestaan. Ik heb dan ook met genoegen gehoord dat Burgemeester en Wet houders de quaestie der controle in overweging hebben genomen, want als er geen controle hoegenaamd wordt uitgeoefend, dan houd ik mij overtuigd dattot groot ongerief van de bevolking en tot bcnadeeling van den ge zondheidstoestand van Leidener steeds gebrek aan duinwater zal bestaan. Wie toch zal b. v. zorgen dat de kraan gesloten wordt en het water niet nutteloos wegloopt? Het water kan ook nog op andere wijzen verspild worden ofbeter gezegdgebruikt worden voor andere doeleinden dan waar voor het bestemd is. Naar ik gehoord heb (het spijt mij dat ik geen namen mag noemen maar ongelukkig, waar het klachten geldtzijn zoovelen nog bevreesd om als klagers bekend te staan) wordt dat water ook gebruikt door neringdoenden en dat wel ten behoeve van hunne nering. Van welke klasse die neringdoenden zijnkan ik evenmin zeggen omdat ik het niet weet, maar gesteld eens, zonder dat ik wil beweren dat dit het geval is, dat water werd gebruikt door aeringdoendeu die zoogenaamd spuitwater ver vaardigen dan zal men toch niet kunnen beweren dat dit in de bedoeling heeft gelegen. Evenmin geloof ik, dat het bestemd is voor koffiebuishouders en dergelijkendie hunne waar voor geld weer verkoopenal ben ik ook geneigd het gratis af te staan aan zoogenaamde koffiezetsters of vrouwen die koffie en thee aan den werkman verkoopen. Ik erken echterdat dit laatste niet consequent is. Eene zaak bljjkt intusschen hieruit, dat de fout hierin ligtdat men niet heeft aangenomen het eenig goedegezonde prin cipe om het water niet gratismaar tegen eene kleineuiterst geringesom beschikbaar te stellen. De Raad heeft echter dat beginsel indertijd ver worpen en nu blijft er niets anders over dan naar eenige controle om te zien. Ik wil Burgemeester en Wethouders hoegenaamd geen raad opdringen daarvoor ken ik de zaak niet genoegj doch ik onderwerp aan hunne over weging het volgende: zoude het niet mogelijk zijn de reservoirs slechts twee of driemaal daags gedurende hoogstens één uur open te stellen en ze verder af te sluiten? Gedurende die twee of hoogstens drie uren zoude men alsdan iemand, liefst uit de buurt, (egen eene kleine vergoeding, bij elk reservoir moeten plaatsen om controle uit te oefenen. Die persoon zoude onder anderen moeten zorgendatvoor zoover h jj kon nagaanaan niemand uit één en hetzelfde huisgezin meer dan b. v. één emmer daags werd afgegeven en dat aan, later zich uit hetzelfde huisgezin aanmeldende, personen verder water werd geweigerd. Dat een dergelijke controle steeds gebrekkig zal zijn en tot misbruiken aanleiding kan gevenontken ik niet. Maar het is beter dan niets en controle is noodzakelijknu men het eenige m. i. gezonde principe niet aanneemt. De heer Van Outeren. Ook ik kan dit nog toevoegen aan hetgeen wij gehoord hebben omtrent het misbruik dat van het duinwater wordt gemaakt, namelijk dat ik weet dat er ingezetenen zijn die het water volop gebruiken voor het schoonmaakwerk en zelfs om de straten te schrobben. Controle acht ik dus hoogst noodig. Het gebruik van enkele emmers duinwater voor de locomobiel acht ik al van weinig beteekenismaar dergelijke misbruiken, als ik daar noemde, moesten ongehoorde zaken zijn. De Voorzitter. Ik geef het volmaakt toe dat zulke zaken niet te pas komen, maar ik kan than9 niet meer doen dan herhalen dat de zaak bij Burgemeester en Wethouders aanhangig is en ik zeer spoedig aan den Raad het resultaat dier overwegingen hoop kenbaar te maken. De staten van af- en overschrijving worden hierna met algemeene stera men aangenomen. V. Missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland betrekkelijk eene aanvulling van het kon. besluit van 5 Mei 1850 (Stbl. n°. 23), ten aanzien van watertollen. (Zie Handd. 25 n°. 107.) Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt die missive voor kennisgeving aangenomen. VI. Voordracht betrekkelijk de tolheffing aan den Rijnsburgervliet. (Zie Handd. 25, n°. 108, en 27, n°. 127.) De heer Cock. Ik heb geene bezwarentegen het voorstel van Burge meester en Wethouders, ook niet tegen het rapport van de Commissie van Financiën, waarmede ik mij, wat de algemeene strekking betreft, geheel kan vereenigen maar er zijn als men wil eenige kleinigheden waarop ik de aandacht wil vestigen. De Commissie van Financiën stelt voor twee tot dusver bestaan hebbende vrijdommen af te schaffen 1°. dien van de opzieners van Rijnland en 2° dier. van de militairen in uniform. Tegen de afschaf fing van beide heb ik bezwaar. Wat den eersten vrijdom betreft, men zal waarlijk niet denken dat ik hier een oratio pro domo houdwant het voordeel, dat Rijnland door het behoud daarvan met mogelijkheid zoude kunnen behalen, is zoo luttel (nog geen f 20 per jaar op een budget van pl. m. 2' ton), dat daarvan wel geen sprake kan zijn. Maar mijn bezwaar is van anderen aard en daarom spreek ik over de zaak, hoe klein ook. Ik zou vréezen dat de intrekking van den vrijdom aanleiding zou kunnen geven tot conflicten en wel tot conflicten van bevoegdheden. De tol, waarvan hier sprake is, betreft niet het jaagpad alleen, maar ook het vaarwater. Het is dus een watertol, die geheven wordt op het water genaamd de Haar lemmer trekvaart. Die vaart behoortevenals zoovele anderetot de boezem wateren van Rijnland en is dus aan het politietoezicht van Rijnland onder worpen. Onder die boezemwateren behoort deze vaart tot de belangrijkste, daar zij tot afvoerkanaal strekt van talrijke polders bewesten het Haarlem mermeer gelegen van Haarlem af tot Noordwijk. Na de ringvaart van het Haarlemmermeer is zij in die streken het voornaamste afvoerkanaal. Het I is dus voor Rijnland van het uiterst belang ook aldaar zijn politie-toezicht i ongehinderd en onbelemmerd uit te oefenen. Rijnland heeft dan ook eene politie-verordeniug of keur voor alle zijne boezemwateren gemaaktwelke uit den aard der zaak niet het minst op deze vaart toepasselijk is. Deze keur behelst een tal van bepalingenalle strekkende tot verzekering van de waterstaatsbelangen van Rijnland, want verder gaat de bevoegdheid dei- waterschappen niet. Zoo is volgens die keur, onder anderen, verboden zonder voorafgaand consent die wateren te vernauwen, er schoeiingen in te maken palen in te slaanin te baggeren enz. enz.ja zelfs zonder consent mag de tolboomdie bij dien tol in het water placht te drijvenaldaar niet liggen. Die keur is volkomen geldig en overeenkomstig 's lands wetten, onder anderen overeenkomstig de wet van 12 Juli 1855, gemaakt en afgekondigd. De opzieners van Rijnland zijn meer in het bijzonder belast met het opsporen en constateeren der overtredingen vau die keur. Zij hebben dan ook de bevoegdheid om op den eed, bij de aanvaarding hunner bediening afgelegd, te dier zake le verbaliseeren. Maar hoe zullen die ambtenaars de overtredingen constateerenwanneer zij niet den onbelem- merden toegang hebben tot het terreinwaar meer speciaal die overtredingen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2