Art. 13. De Directeur legt in handen van Burgemeester en Wethouders
den eed of de belofte af dat hij overeenkomstig de gegeven voorschriften
de belangen die hem zijn toevertrouwd, vlijtig en getrouw zal bevorderen.
Concept.
Bijlage B.
Instructie voor den Boelehouder van de Stedelijke Gasfabriek.
Art. 1. De boekhouder is belastonder toezicht van Commissarissen met
de boekhoudingin te richten naar hunne voorschriften.
Art. 2. Aan hem is verder opgedragen het geldelijk beheer; hij houdt
de kas en is daarvoor verantwoordelijk.
Art. 3. Hij zal nimmer meer dan f 2000 in geld of geldswaarde onder
zich mogen hondenmaar het meerdere in ronde sommen bij den gemeente
ontvanger tegen quitantie moeten overbrengen.
Art. 4. Hij stelt een borgtocht in certificaten Nationale Schuld tot eene
reëele waarde van minstens ƒ3000.
Art. 5. Het bedrag der verschuldigde gelden voor verbruikt gas wordt
in de maand, volgende op de aflevering, door hem ingevorderd volgens een
door den Directeur goed te keuren staat. Deze wordt mede door den Com
missaris-Voorzitter voor gezien geteekend.
Art. 6. De toegelegde wedden en verdiende arbeidsloonen worden door
hem uitbetaald volgens een door den Directeur goed te keuren staat. Deze
wordt mede door den Commissaris-Voorzitter voor gezien geteekend.
Alle andere betalingen hebben plaats tegen bewijs van ontvangstgoedge
keurd door den Directeur.
Art. 7. Op den eersten dag van iedere maand wordt zijne kas door den
Directeur opgenomen, met de boeken vergeleken en als bewijs van goed
keuring het kasboek afgeteekend.
Art. 8. Op den 31sten December van ieder jaar zal hij met den Directeur
een Inventaris opmaken van de aanwezige grondstoffen de hoeveelheid gas
en die van de bij-producten en het magazijn; deze zal tot grondslag strek
ken bij het opmaken van de balans en door hem voor deugdelijk worden
erkend en geteekend.
Art. 9. De werkzaamheden van de beambten op het kantoor worden
door hem geregeld in overleg met den Directeur, alles ouder goedkeuring
van Commissarissen.
Art. 10. Hij zal dagelijks des morgens van 9 tot 1 uur en des namid
dags van 3 tot 8 uren op het kantoor tegenwoordig zijnof zooveel vroeger
of later als de Directeur in het belang der fabriek noodig acht.
Met toestemming van den Directeur kan hij een dag afwezig blijven; bij
langer verlof is de vergunning van den Commissaris-Voorzitter noodig.
Art. 11. De boekhouder legt in handen van Burgemeester en Wethouders
den eed of de belofte af dat hij overeenkomstig de gegeven voorschriften,
de belangen die hem zijn toevertrouwd, vlijtig en getrouw zal bevorderen.
N°. 131. Leiden, 1 Juni 18Ï4.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen het
adres van den pachter van het Leiderdorpsche hekverzoekende verbouwing
van de woning, vergezeld van het daaromtrent ingewonnen bericht van de
Commissie van Fabricage en van een door den gemeente-architect opgemaakt
plan ter verbouwing, waarvan de kosten worden geraamd op ongeveer ƒ700.
De Commissie brengt daarbij ter sprake de vraag of het niet raadzaam zoude
wezen tot een openbaren verkoop over te gaan van brug en hek, ten einde
van den onderhoudslast te worden ontheven en vermits de gemeente Leiden
niet geacht kan worden bij het bezit daarvan belang te hebbenterwijl zij
wanneer daartegen bezwaar mocht bestaanin overweging geeft eene ver
bouwing te doen plaats hebben, mits de helft der kosten door den pachter
worden gedragen.
Hoezeer wij geen overwegend bezwaar zouden hebben tegen eenen verkoop van
brug en woning, waarvan evenwel vermoedelijk geene aanzienlijke opbrengst is
te wachtenzijn wij meer geneigd ons te vereenigen met het subsidiair voor
stel der Commissie betrekking hebbende tot de verbouwing van de woning.
Wij zouden namelijk den verkoop op dit oogenblik minder gewenscht
achten, hoofdzakelijk op grond dat thans in behandeling is eene aanvrage
aan de Regeering tot overname ten laste van het Kijk van het Utrechtsche
jaagpad. Aangezien de Leiderdorpsche brug twee deelen van het jaagpad
verbindt, zoude het wellicht later tot moeielijkheden aanleiding geven, wan
neer de brug niet meer aan deze gemeente behoorde, maar in particuliere
hauden ware overgegaan, zoodat wij van oordeel zijn dat het raadzaam is
den ter sprake gebrachten verkoop voorloopig uit te stellen.
Mocht bovendien tot verbetering van het gebouw worden overgegaan
dan zal zulks voorzeker van invloed zijn op de later bij eventueelen ver
koop te bedingen koopsom.
Wij stellen uwe vergadering alsnu voor, aan den adressant te kennen
te gevendat de Gemeenteraad genegen is de voorgestelde verbouwing te
bewerkstelligenwanneer door den pachter voor de helft wordt bijgedragen
in de daarvoor noodige kosten, die geraamd worden op ongeveer ƒ700, te
voldoen gedurende den pachttijd en alzoo telken jare een bedrag van 70,
waarmede alsdan de pachtsom kan worden verhoogd.
Tevens stellen wij u voor ons te machtigen om, wanneer de pachter met
de bovenvermelde voorwaarde genoegen neemt, tot eene openbare aanbeste
ding van de verbouwing der woning over te gaan en tot vinding der noodige
gelden vast te stellen den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving
op de gemeentebegrootingdienst 1874, strekkende tot verhooging van
Hoofdstuk II, art. 2, volgn. 76, onderhoud van wegen en voetpaden met
ƒ700, te viuden door afschrijving van den post voor Onvoorziene uitgaven.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Aan den Kaad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen H. A. Van Ingen Schenau,
pachter van de brug en woning te Leiderdorp dat hij adressant weder op
nieuw pachter zijnde gebleven, zoo neemt hij de vrijheid UED. Achtb.
nederig en eerbiedig te verzoeken, eene verbouwing aan zijn woning te willen
doen, namelijk, den paardenstal aan de Rijnzijde tot kamer te verbouwen
en aan de reeds bestaande rijnkamer te verbindenten einde een grooter
locaal te verkrijgeneene veranda daarvoor te plaatsenen de paarden-
stalling over te brengen naar het koetshuis. Door deze verbouwing zoude
de zaak veel verbeterd worden en doelmatiger zijn ingericht; daar de adres
sant hierdoor een beter vooruitzicht in zijn zaken hoopt te verkrijgenis hij
niet ongenegen ten einde zijn doel te bereikenhiertoe mede te werken
en zijne pachtpenningen met 40 gulden jaarlijks te verhoogenzich vleiende
dat het u moge behagen uwe goedkeuring hieraan te hechtendaar de adres
sant niets onbeproefd heeft gelaten wat tot verbetering der zaken konde
medewerken.
Hopende alzoo op eene van UED. Achtb. gunstige beschikking.
Hetwelk doende
H. A. Van Ingen Schenau.
Leiden, 20 Mei 1874.
Door H. A. Van Ingen Schenau is aan den Gemeenteraad het verzoek
gericht, om aan het huis, waarin hij het beroep van koffiehuis-en logement
houder uitoefentonlangs door hemmet de bediening der brug aan het
Leiderdorpsche hekop nieuw gepachteenige veranderingen te doen plaats
vinden; met het aanbod, om, ter tegemoetkoming in de kosten, zijne pacht
som van ƒ999 met f 40 'sjaars te verhoogen.
Blijkens de hierbij overgelegde omschrijving van den gemeente-architect,
betreffende de gewenschte verbouwing, worden die kosten begroot op ƒ700.
Hoezeer ook naar ons inzicht de voorgestelde wijziging, in het belang
der uitoefening van gemeld bedrijf, verbetering zal te weeg brengenachten
wij ons desniettemin bezwaard, om de inwilliging van het verzoek aan te
raden, ten zij tegen hooger tegemoetkoming in de te maken kostendan
de aangebodene.
Verbeteringen van dien aard zijn slechts als van betrekkelijke waarde te
beschouwen, afhankelijk van de omstandigheden en van de inzichten van
den tijdelijken bezitter; zonder directe zekerheid dat de innerlijke waarde van
het pand eene verhooging ondergaatevenredig aan de kosten van verandering.
Uit dat gezichtspunt beschouwd is ons voornaamste bezwaar op den korten
duur van de pacht van Schenau gegrond, dien wij gewenscht hadden op 10
jaren gesteld te zien, doch slechts voor de helft van dien tijd is aangegaan
na ommekomst waarvan niet de minste zekerheid bestaat, dat hij pachter
zal blijven, en door voort te gaan met de betaling der aangeboden verhoo
ging, van lieverlede de te doene uitgave van ƒ700 op bevredigende
wijze zal vergoeden.
Bij ons bestaan nog andere overwegingen, welke nopen tot het stellen
der vraag: Welk belang heeft de gemeente Leiden, in het bezit van de
brug en van het huis bij het Leiderdorpsche hek, met den daaraan ver
bonden onderhoudslast?
Toen in het laatst der 16de eeuw de stad Leiden door aankoop eigena
resse werd-van de heerlijkheid Leiderdorp, bestond de onderwerpelijke brug
nog nieten is deze eerst later gelegdter vervanging van het vroegere
Schouw, tot overvaart van den Rijn, na onder dd. 16 Januari 1664 van
het Hoogheemraadschap van Rijnland daartoe verleend consent.
De kosten van eene brug als de bestaande worden tegenwoordig geraamd
op ƒ5500, en voor den tijd van duur kan hoogstens 50 jaar worden gesteld.
Het bij de brug gelegen huis is, bij openbare veiling op den 13den
October 1827, door de gemeente aangekocht voorƒ2510.—
waarop de kosten van eigendomsovergang hebben bedragen 316.25
terwijl aan vertimmering werd besteed2200.
zoodat het heeft gekostƒ5026.25.
De jaarlijksche kosten van gewooq onderhoud van brug en huismet
inbegrip van die voor de bestrating van het Schouwpad dat daarheen leidt,
aan den hoogen Rijndijk onder Zoeterwoude, bedragen ƒ225. Daar te
boven moet voor het huisaan grondlasten en premie van verzekering tegen
brandschade, jaarlijks worden betaald ƒ40.
Voor het huis eveneens eene amortisatie a 2 pCt. per jaar stellende, en
overigens rekenende op eene jaarlijksche rente van 5 pCt. over de kapitaal-
waarde, blijken de kosten voor de eigenaresse per jaar te bedragen:
rente en amortisatie voor de brug, ƒ5500 a 7 pCtf 385.
het huis, ƒ5000 a 7 pCt. 350.
gewoon onderhoud van beiden225.
grond en assurantie lasten van het huis40.—
te zamenƒ1000.
Zooals reeds gezegd, zijn brug en huis nu onlangs voor 5 jaren verpacht
tot ultimo April 1879, voor 999 'sjaars.
Financieel heeft derhalve onze gemeente voor het tegenwoordige niet
het minste belang in het bezit, en is het wel niet denkbaar, dat zij dat in
de toekomst zal krijgen door verhooging van de pachtsomterwijl het tot
de mogelijkheden behoort, dat zelfs niet zal mogen gerekend worden op
het behoud der tegenwoordige pachtsom.
De werkelijke waarde voor den pachter te schatten is wel niet doenlijk. De
aard zijner verdiensten welkebehalve uit de heffing der tolgelden van de brug,
moeten gevonden worden uit zijn logementde uitspanning voor rijtuigen eu
stalling van paardende koffiekamers met biljartenz. laat dat niet toe.
Die beschouwing in verband brengende met den toestand der brug en
het ophanden verschiet harer vernieuwing, doet het tegenwoordige tijdperk
als het geschikte achtenomindien aan de uitvoering geen bijzondere ver
plichtingen van de gemeente of wettelijke bezwaren in den weg staan, in
overweging te nemenof het geen zaak zoude zijn te trachten om door
openbaren verkoop een bevredigenden prijs voor brug en huis te maken,
en zoodoende van den onderhoudslast te worden bevrijd?
Als op een antecedent van gelijken aard, meenen wij te mogen wijzen, op den
niet lang geleden plaatsgevonden openbaren verkoop van het Haagsche Schouw.
Mocht daartoe niet kunnen overgegaan wordenen de tegenwoordige toe
stand moeten voortduren dan is ons adviesin zake het verzoek van
Schenauom het slechts dan in te willigen als hij aanneemt minstens de
helft der te maken kosten bij openbare aanbesteding der gewenschte verbouwing
blijkende, gedurende het loopende vijfjarig tijdperk zijner pachtte vergoeden,
waardoor behalve het genot van eene billijke rente voor het uitgeschoten
kapitaaleen gedeelte daarvan zal worden terugverkregen.
Aan H. H. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz.
en Wethouders.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.