moeten wij verklarendat wij het gewicht der door het voorstel beoogde verbetering in het belang van onze gemeente hooger blijven schattendan dat aan het behoud der poort verbonden. Die beide belangen tegen elkander in de weegschaal zijner overwegingen stellende, zal de gemeenteraad, als volkomen bekend met de behoeften en middelen, met de lasten en lusten der gemeente, hebben te beslissen, naar welke zijde in deze de balans behoort door te slaanzonder zich te laten beheerschen door beschouwingen van betrekkelijke waarde over uiteenloopende opvattingen van fraaiheid en schoonheid. Onafhankelijk van het tijdperk waarin de beoordeelaar is geplaatst, hetzij in de 17e dan wel in de 19e eeuw, zal in de beoordeeling van fraaiheid en schoonheid steeds verschil van opvatting bestaan. De onmiskenbaar heil zame zijde daarvanin vele opzichtennoopt tot eerbiediging van ieders meening. In dien zin waardeeren wij de appreciatie van fraai, welke in 1659 onze voorouders zou genoopt hebben de bewuste poort te bouwen, en haar in 1669 tot meerder sieraad van onze stad van een torentje te voorzien, en doen wij zulks ook, ten' opzichte der daarmede overeenstemmende beschou wing van de geachte commissie van adviseurs. Zij neme het ons echter evenmin euvel opdat wij die opvatting niet deelenen anders denken over het nutteloos behoud van stadspoorten in het algemeenals dat in strijd geraakt met het welbegrepen gemeentebelang, zooals in casu het geval is. Wij mogen dan niet schromen de opruiming voor te stellenevenzeer als wij dat doen zouden ten opzichte van alle voorwerpenhetzij wallenves tingwerken als anderszins, welke de bebouwde kom eener gemeente als in een keurslijf beklemmenen hare neiging tot vrije vlucht naar buitenhand aan hand gaande met de toename harer welvaart, belemmeren. Men begreep, zegt de Commissie, dat een rijzig en slank gebouw aan het einde eener straat geplaatst een schoon en schilderachtig perspectief leverdedat verre te verkiezen was boven het eentoonig uitzicht op de eeoe of andere weide of sloot, en dacht, dat, voor de van buiten komenden, het gezicht van die monumenten eene aangename voorbode moest wezen van de hun in de stad wachtende trotsche gebouwen. Wij erkennen gaarne evenmin iets schilderachtigs te vinden in het uitzicht op eene sloot, en beklagen de onze daartoe in vele buurten veroordeelde stadgenootendoch moeten overigens bekennen de voorkeur te geven aan het vrije uitzicht op eene goed bezette weide, dan aan het beperkte op de poorten, welke Leiden nog bezitterwijl wij ons ongaarne zouden verant woordelijk stellen voor de aan onze voorouders toegedachte bedoeling, tot opwekking van veelal illusoire verwachtingen omtrent de achter de poorten aan te treffen trotsche gebouwen. Het ontstaan der poorten was een noodzakelijk gevolg van de behoefte aan afsluiting der steden; evenzeer als de aangrenzende wallen en andere verdedigingswerken onvermijdelijke middelen waren van beveiliging tegen vijandige aanranding. Eerst later kwam de bedoeling op den voorgrond, om door middel der poorten zichtbare teeken'en te stellen voor de hoogge schatte stedelijke rechten; zonder daarom, de soliediteit der poortgebouwen strekt daarvoor ten getuige, het aanvankelijk doel uit het oog te verliezen. In dat tijdperk heeft <de neiging, om de poorten tevens te doen strekken als vertegenwoordigers van de macht en den rijkdom der steden, tot ver- fraaaiing vanof althans tot het besteden van groote kosten aan die bouw werken geleid. Nimmer heeft echter voor zooverre ons bekendmet het bouwen van poortenuitsluitend de bedoeling op den voorgrond gestaan het versieren der steden. Doch, wat daarvan aan zij, over het thans, sedert de opheffing van direct stedelijke rechten, van poortgelden, accijnsen, en wat dies meer zij, nuttelooze der poorten bestaat geen strijd. Het bezwaar soms tegen de opruiming aangevoerdgegrond op het gemis der op vele poorten en ook op de Hoogewoerdsche geplaatste klokken, is in casu niet te berde gebracht, en gaan wij derhalve onbesproken voorbij. De Commissie van adviseurs heelt daarentegen in het bijzonder gewezen op de bouwkundige waarde. Ook te dien opzichte doet het ons leedmet haar niet samen 'te kunnen gaan. Doch op dat teeder en veelzijdig gebied gaarne de beoordeeling aan bevoegder kunstrechters overlatende, veroorloven wij ons slechts den twijfel te opperenof die waarde zóó hoog te stellen is, om tegen alle andere gemeentebelangen in, onze stad voortdurend be zwaard te laten met den last van het behoud en onderhoud der poort? Wordt werkelijk waarde gehecht, om der wille van de bouworde of van het bouwwerk, aan de bewaring voor de geschiedenis der oude bouwkunst, dan bezit onze tijd in de photographie een vrij volmaakt middel van repro ductie, om ten grondslag te strekken voor eene getrouwe beschrijving en teekening, en zoodoende het monument aan de vergetelheid te ontrukken. De missive der Commissie levert bovendien stof te over tot bespreking, daar waar zij in niet zeer juiste ontleding van ons rapport en in daarop ge gronde gevolgtrekkingen treedt, doch wij vermeenen ons te moeten ont houden van onvruchtbaar twistgeschrijf, en derhalve te moeten blijven op het praktisch gebieddat mede door de Commissie is aangerand door hare verklaring, dat zij te vergeefs heeft gezocht naar eene gegronde overwe ging, welke tot slooping zou kunnen leiden, en dat wij niet zouden gezegd hebben welk algemeen belang wordt bedoelddat door ons hooger is ge steld dan het bezit der Hoogewoerdspoort. Wellicht ware minder vat gegeven tot laatstgemelde opmerking, indien we in stede van te bezigen de woorden «algemeen belang" hadden gespro ken van direct belang onzer gemeente; door welke lezing in ons rapport voldoende toelichting zou aangetroffen zijn om het te vrijwaren voor eene beschuldiging van onvolledigheid. Welnu, wij zijn van oordeel het direct stadsbelang, verbonden aan de verkrijging van zóó gunstig gelegen bouwterreinals door de opruiming der Hoogewoerdspoort en van het daaraan grenzend stuk vestwal zou ont staan voor medebelanghebbende stadgenooten in alle opzichten volledig toegelicht te hebben. Men verlieze niet uit het oog, dat het belastingscijfer zeer toegenomen is; dat niets ons waarborgt voor de zekerheid het maximum reeds bereikt te hebben; dat integendeel verhooging, in de eerste toekomst tot de waar schijnlijkheden behoort; en dat derhalve plichtmatig al het mogelijke dient gedaan te worden om in dien toestand verbetering te brengenwaartoe ongetwijfeld de aanneming van ons voorstel zal bijdragen. Moet in de uitvoering wijziging ontstaan door het behoud der Hooge woerdspoort dan zal een blik op de overgelegde schetsenaangevende de plattegronden der te verkrijgen toestanden na wegruiming alléén van den vestwal, en ten gevolge van de aanneming van ons voorstel, derhalve na de opruiming van de poort, verlegging van de brug, enz., tot de overtui ging leidendat door het behoud van de poort geen noemenswaardige aanwinst van bouwterrein ontstaat en nagenoeg alle waarde daaraan ont nomen wordt, doordien de poort het vrije uitzicht der enkele daarop nog plaats te vinden woonhuizen zal belemmeren. Dat de nieuwe aanleg aan het Noordeindebij het binnenkomen der stad van die zijde, eene werkelijke verbetering en verfraaiing heeft te weeg ge bracht, zal wel zonder vooringenomenheid niet te ontkennen zijn, en dat die toestand daar niet zou ontstaan zijn, indien de Wittepoort niet ware opgeruimdlijdt wel geen tegenspraak. De daar laatst verrezen vier wo- ningenreeds verhuurdja enkele bereids bewoond vóórdat zij voltooid waren mogen als getuigen strekken voor de bestaande behoefte aan huizen van die grootte. En, wij wezen reeds bij eene vorige gelegenheid daarop, die vier woningen hebben der gemeente aan diverse belastingen eene in komst van ongeveer 1050 's jaars aangebracht; wélke nog zal vermeerde ren met 100 zoodra de vrijdom van grondbelasting zal hebben opge houden en ook daarvan de gemeente-opeenten kunnen geheven worden. Welnu, de zoo even besproken verbetering van toestand, mogelijk ge worden door de opruiming der Wittepoort, staat ons, en wel in ruimer mate, aan de Iloogewoerdszijde der stad te wachten, indien ons, door Burge meester en Wethouders ondersteund voorstel, wordt aangenomen. Gaarne zouden wij hiermede onze onvermijdelijke beantwoording van de missive der Commissie van Adviseurs besloten hebbenware het nietdat daarin ook eene beschuldiging of verdachtmaking voorkwam, die ons plicht matig dwingt tot verwerping. Zij is wel is waar in algemeene termen ge steld tegen de beweerde zorgeloosheid der personen speciaal belast met het toezicht op- en het onderhoud van de gemeentegebouwenmaar uit den aard der uiting ter gelegenheid van de bespreking van ons voorstel tot opruiming der Hoogewoerdspoort, ook ongetwijfeld tegen on3 bestemd. Wij bedoelen daarmede o. a. de zinsneden«jaren lang verwaarloost men willens en wetens de oude gebouwen"; vervolgens: //In stede daarvan laat «men een monument waarvan men misschien de opruiming in stilte //wenscht jaren lang onverzorgden wanneer de tijd zijn langzaam maar «zeker vernielingswerk zoover heeft voortgezet, enz."; en eindelijk: «Toch «diende men zich af te vragen of de gebrekkige toestand van een //gebouw niet behoort geweten te worden aan de zorgeloosheid van die per sonen die speciaal belast zijn met het toezicht op- en het onderhoud van «de gemeeDtegebouwen." Wij meenen te kunnen vorderendat de Commissiealvorens die woor den te dezer gelegenheid te uitenzich op de hoogte der omstandigheden gestelden zich van den waren staat van zaken overtuigd zou hebben in welk geval ter harer kennisse zou gekomen zijn, dat onverwerpelijk niet de minste schijn bestaat voor de toegedachte zucht, om door verwaarlozing de noodzakelijkheid van den afbraak voor te bereiden; alsmede, dat de Commissie van Fabricageop hare spéciale begrooting van uitgaven voor in 1874 noodig geachte werken, eene som van f 1500 heeft aangevraagd, tot het besteigerenherstellen en invoegen van de Hoogewoerds- en Zijl poorten doch dat Burgemeester en Wethoudersomdat reeds zooveel en meer dringende uitgaven te doen warendien post niet in de gemeente- begrooting hebben overgenomen. Uit de gedrukte verhandelingen van de Gemeenteraadszitting van den 28 October 1873, had die bijzonderheid aan de voorstanders van het behoud onzer stadspoorten bekend kunnen zijn. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage enz, en Wethouders. Leiden, 13 Mei 1874. Bij het ondersteund aan den Gemeenteraad overbrengen van ons voorstel dd. 11 Maart jl.heeft uw college de aandacht gevestigd op de mogelijk heid van uitbreiding van het bij de Hoogewoerdspoort te verkrijgen bouw terrein en wel aan de zijde van het Plantsoen. Bij de uitwerking van dat plan is de uitvoerbaarheid gebleken, en wel door demping der Binnenvestgracht van af het Levendaal tot het Utrecht- 6che Veer. Ter verdere verklaring van de daarmede in verband staande werken hebben wij de eer te verwijzen naar de bijgevoegde door den Gemeente- Architect geleverde situatieteekeningalsmede naar zijne hieronder volgende begrooting van kosten, aangevende voor: 1®. Het dempen van het 117 meters lange gedeelte der genoemde gracht: 3000 stères zand a ƒ0.40 ƒ1200. 2°. De schoeiingen aan de beide einden der te dempen gracht, waarvoor kan dienen de scboeiing bedoeld in ons voorstel van 11 Maart, strekkende van de Hoogewoerd tot het Utrechtsche Veer, en waarvan dus de kosten reeds begrepen zijn in de daarbij aangeboden begrootiog 3°. Twee beerputten met uitstortingsbuizen540. 4°. Tachtig meters riool a ƒ5 400. 5°. Acht straatkolken met waterloozingen2S0. 6°. Het verbreeden der coupure in het Plantsoen met schoeiing 450. 7°. Een nieuwe brug over de verbreede coupure«1000. Te verminderen met de waarde van den afbraak der wallen en van de brug aan den binnenkant der poort270. Zoodat die kosten begroot worden opƒ3600. Door die uitbreiding zullen ongeveer 14 aren bouwterrein worden aange wonnen of met inbegrip der 46 aren in het plan van 11 Maart bedoeld, te zamen 60 aren. De daarmede in verband gewijzigde situatieteekening doet ziendat dan in de richting van de Hoogewoerd drie huizen meer, of te zamen 11 hui zen ter geschatte huurwaarde van ƒ500 kunnen plaats vinden; voorts, dat het blok van 8 arbeiderswoningen, dat wij daar echterzooals vroeger reeds gezegd, niet gebouwd zouden wenschen met 4 zoude kunnen vermeerderen, toegang erlangende in bet verlengde van het Utrechtsche Veer; en einde lijk, dat gelegenheid ontstaat, om langs het Plantsoen te bouwen een ze-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2