pen om ernstig te onderzoeken welke de geschiktste middelen zouden kun nen zijn om voortaan hfet groote riool, de stadsgrachten, in eenen toestand te brengen, die de verzekering geeft, dat het grachtwater zuiverder wordt en blijft. Bij al wat er geschiedt om de riolen zooveel mogelijk behoor lijk na te zien en te herstellenkan en mag, naar mijne overtuiging, niet achterblijven het op grooter schaal wegruimen uit de grachten van zoovele onreinheden, die het grachtwater onzuiver maken. Het zuivermaken van dat water boud ik voor eene voorname hoofdzaakdie gunstig kan mede werken tot verbetering van het drinkwater. Naar mijne inzichten bestaat daarvoor een radicaal middel, en wel, om door eene stoombaggeriuachine de grachten te doen uitbaggeren. Deze wijze van uitbaggeren kan voor zien in datgenewat we missensedert de droogmaking van de Haar lemmermeer. Zij kan door hare krachtige werkiog datgene bevorderen wat vroeger de stroom te weeg bracht. De Voorzitter. Die zaak kan bij Burgemeester en Wethouders een punt van overweging uitmaken. Zij is reeds vroeger besproken geworden, maar ondervond toen bezwaren. Naar aanleiding van het verzoek van den pachter zal zij andermaal ter sprake komen. Ik stel intusschen voor te besluiten overeenkomstig de voordracht. Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIIT. Voordracht betrekkelijk de reorganisatie der kweekschool voor on derwijzers. (Zie Handd. 8, n». 28, 21, n°. 91 en 23, n°. 102.) Over de algemeene strekking der voordracht wordt door geen der leden het woord verlangdwaarna de verschillende wijzigingen elk afzonderlijk worden in behandeling genomen. Die op art. 3 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Art. 5. De heer Buys. Burgemeester en Wethouders willen hier eenigszins afwij ken van hetgeen door de Plaatselijke Schoolcommissie is aangegeven. Zij achten het in de eerste plaats voldoende te bepalendat de benoeming van den Directeur geschiede uit eene voordracht van minstens twee, en niet van drie personen, zooals door de Schoolcommissie was voorgesteld; en ten andere zien zij de noodzakelijkheid niet in om in dit geval de overlegging van een advies van den Schoolopziener te vorderen. Wat het eerste punt betreft, ben ik bereid mij bij het voorstel van Burgemeester en Wethou ders neêr te leggenomdat ik moet erkennen dat het vinden van drie ge schikte candidaten soms zeer moeilijk zijn kanmaar tegen het tweede voorstel heb ik nog al eenig bezwaar. Wil men voor dc woorden "na in gewonnen advies van" liever lezen "in overleg met" den Schoolopziener, ik heb er niet tegenwant beide uitdrukkingen komen vrij wel op hetzelfde neêr, mits de bepaling behouden blijvedat de Baad mededeeling ontvangt van het advies der schoolautoriteit. Burgemeester en Wethouders kunnen goede redenen hebben om af te wijken van het door den schoolopziener gegeven advies, maar de Baad, zal hij met kennis van zaken kunnen be slissen, moet weten, dat er zulk eene afwijking bestaat, opdat hij in de gelegenheid zij te onderzoeken wat voor en tegen de verschillende voor drachten pleit. Ik geef daarom in overweging aan het slot van het artikel weder deze woorden op te nemen: »Het advies van den Schoolopziener wordt bij de voordracht overgelegd." De Voorzitter. Bij Burgemeester en Wethouders was het niet in de gedachte gekomen de overlegging van het advies van den Schoolopziener uit te sluiten en aan de kennisneming van den Baad te onthouden. Wat mij betreft, kan ik mij zeer goed vereenigen met het denkbeeld om die bijvoe ging op te nemen. Ik stel dus voor dat artikel te behouden met deze bij voeging"Het advies van den Schoolopziener wordt aan den Baad overgelegd." Met die bijvoeging wordt het artikel goedgekeurd. Art. 8. De heer Bijleveld. Ik zal tegen dit artikel stemmen op grond van de reeds bij eene vorige gelegenheid door mij ontwikkelde bezwaren tegen het plaatsen van denzelfden onderwijzer bij verschillende inrichtingen voor onderwijs. Het artikel wordt goedgekeurd met 16 tegen 2 stemmen. Tegen stemden de heereri Suringar en Bijleveld. Artt. 25 27 en 30 worden achtervolgens goedgekeurd. De Voorzitter. Ik zal thans de verordening in haar geheel in rond vraag brengen. De heer Bijleveld. Eer gij daartoe overgaat, zou ik willen vragen, ot niet ook nog de andere artikelen der verordening afzonderlijk in stemming zouden dienen te worden gebracht. Er zijn nu enkele artikelen behandeld, maar het kon ook zijn, dat er nog tegen eenige andere artikelen beden kingen bestonden. De Voorzitter brengt alsnu in behandeling de artt. 14, die achtervol- gens worden goedgekeurd. Art. 6. De heer Bijleveld. Bij dat artikel wenschte ik te vragenof het wel raadzaam is, dat de voordracht ook uitga van den schoolopziener en den directeur. Zal de bij dit artikel verlangde samenwerking van Burgemeester en Wethouders, den schoolopziener en den directeur in de praktijk niet tot groote moeielijkhcid moeten leiden? Eene toevoeging van twee afzonderlijke personen aan het college van Burgemeester en Wethouders, aan welk college üie personen geheel vreemd- zijn, ten einde gezaroentlijk eene voordracht te doen, kan, gelijk reed9 door de schoolcommissie op art. 5 is aangemerkt, moeielijk plaats hebben. De Voorzitter. Bij de wet op het lager onderwijs beslaat hetzelfde. De heer Bijleveld. Zon ook bedoeld zijn dat de voordracht zou geschie den door Burgemeester en Wethouders, na gehoord te hebben den school opziener en den directeur? De Voorzitter. Ik lees in art. 22: »De hoofdonderwijzers worden benoemd door den Gemeenteraad uit eene voordracht van minstens drie en hoogstens zes personen, opgemaakt door Burgemeester en Wethouders, in overleg met den districts schoolopziener" enz. De heer Bijleveld. Tegen overleg van Burgemeester en Wethouders met den schoolopziener en den directeur bestaat bij mij niet het minste bezwaar, dat kan van veel nut zijn, maar mijne bedenking is gericht tegen de voorgestelde deelneming van den schoolopziener en den directeur aan het maken van de voordvacht. De Voorzitter. Ik stel dan voor, overeenkomstig het voorstel van den heer Bijleveld te lezen»in overleg met den Schoolopziener en den Directeur." Met die wijziging wordt het artikel goedgekeurd. De verdere artikelen tot en met 24 worden goedgekeurd. Art. 26. De beer Bijleveld. Ik stel voor aan het slot van dit artikel weg te laten de woorden: *en den Schoolopziener." De beslissing moet m. i. ver blijven aan Burgemeester en Wethouders. Ook bestaat hier weer het be zwaar van eene samenwerkingbij de behandeling van art. 6 door mij be sproken. De Voorzitter. Ik geloof, dat toch de meening van den heer Bijle veld wel zal zijn den Schoolopziener te hooren. De heer Bijleveld. Daar heb ik alweer geen bezwaar tegen; maar ik wensch de beslissing te laten aan Burgemeester en Wethouders alleen. De Voorzitter. Dus zal hier de vermelding van den Schoolopziener moeten vervallen, en wordt alzoo de beschikking op het verzoek overgela ten aan Burgemeester en Wethouders. Met die wijziging wordt het artikel en worden voorts de overige artike len goedgekeurd. De verordening in haar geheel wordt aangenomen met 17 stemmen tegen l, die van den heer Bijleveld. De Voorzitter. Nu zal moeten worden in overleg getreden met het Bijk omtrent het te verleenen subsidie, en ook in overleg met Commissarissen der Maatschappij van Toonkunst. Ik stel dus voor het college van Dage- lijksch Bestuur op te dragen de noodige maatregelen in het werk te stellen tot verkrijging van een subsidie, minstens gelijkstaande met de kosten van uitbreiding. De heer Bijleveld. Ik hoor door u spreken van een overleg met Com missarissen van Toonkunst. Maar ik zou willen vragenwat daarmede wordt bedoelder is een voorstel gedaandaarover is zelfs niet in beginsel eenige beslissing gevallen. De Voorzitter. Neen, de zaak zal nog aan de goedkeuring van den Raad worden onderworpen. De heer Bijleveld. Een uitgewerkt plan is door Commissarissen aan den Baad ingediendmij komt voor dat de zaak geen nader overleg ver- eischt, maar kan worden afgedaan in eene volgende raadsvergadering. De Voorzitter. Het zou de zaak zeer bespoedigen. De heer Bijleveld. Commissarissen hebben de zaak reeds zeer breed voerig uiteengezet. De Voorzitter. Dat ben ik eens; maar toch is er nog het een en het ander te bespreken. Du9 als de vergadering dat dan aan Burgemeester en Wethouders zou willen overlaten, zou het zeker het verkieslijkst zijn. Maar er blijft nog een ander punt over. Als namelijk de voorstellen van den hoofdonderwijzer worden aangenomen blijft nog de vraag of de zaak ook op andere scholen zou worden toegepast. Daartegen zouden Burgemeester en Wethouders nog al bezwaar hebben. In allen gevalle is dat nog niet uitgemaakt. Als de vergadering het dan kan goedvindenstel ik voor die zaak nu te behandelen. De heer Dercksen. Ik zou ernstig bezwaar hebben nu reeds tot de behandeling over te gaan eener zaak, die niet op de agenda is gebracht. Enkele ledendie niet tegenwoordig zijnzonden dit wellicht geweest zijn indien zij nisten, dat de zaak heden behandeld wierd. Dit zou op de stem ming een invloed kunnen uitoefenen, die niet wenschelijk ware. De heer Bijleveld. Ik geloof ook niet dat de zaakdie niet op de agenda is geplaatstnu kan behandeld worden. De Voorzitter. In dubiis abstine. Dan zullen wij de zaak tot eene volgende vergadering aanhouden. Maar het punt van het subsidie zouden wij thans wel kunnen behandelen. Het voorstel daartoe wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIV. Voordracht betrekkelijk de oprichting van eene tusschenschool. (Zie Handd. 12, n». 45 14, n°. 54, 16 n». 63, 20, n". 87 en 22, n°. 96.) De Voorzitter. Hieromtrent is ingekomen eene missive van de Plaat selijke Schoolcommissie, die ik den Secretaris verzoek voor te lezen. De missive is van den volgenden inhoud "Leiden, 2S April 1874. t De Plaatselijke Schoolcommissie zal op Donderdag 30 Aprildes avonds, buitengewoon vergaderen, om nogmaals de zaak der tusschenschool te be spreken naar aanleiding van het rapport der Commissie van Financiën over deze zaakin verband met een nieuw voorstel van een lid der School commissie. Deze buitengewone vergadering kon niet vroeger dan op Donderdag a. s. bepaald wordenomdat de Schoolopziener door de examens voor het lager onderwijs, die thans te 'sGravenhage worden afgenomen, alsdan verhinderd zou zijn die vergadering bij te wonen. Op de agenda van de raadszitting van Donderdag a. s. is geplaatst de be slissing over de tusschenschool. Wordt deze zaak nu in die raadszitting beslistdan zou het nader overleg der Schoolcommissie te laat komen. Om deze redenen wendt de Plaatselijke Schoolcommissie zich tot u met beleefd verzoek, zoo het mogelijk is, de behandeling van deze zaak tot eeue volgende zitting van den Gemeenteraad uit te stellen. Aan Heeren Burgemeester en Namens de Plaatselijke Schoolcommissie, Wethouders van Leiden." F. Was, Secretaris. De Voorzitter. Naar aanleiding van het verzoek der Schoolcommissie, j zal de behandeling dezer zaak worden uitgesteld tdt eene volgende verga dering. XV. Verzoek van B. H. Vos en Zoon om een stoep te leggen op de Heerengracht. (Zie Handd. 23, n'. 103.) De eonclusie van het gunstig rapport van Burgemeester en Wethouders wordt, zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1874 | | pagina 2